Lijst van punten

Er zijn 5 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is Liefde tot God → Jezus Christus openbaart Gods liefde .

Jezus Christus, volmaakt God en volmaakt mens

De Zoon van God is vlees geworden; Hij is perfectus Deus, perfectus homo, volmaakt God en volmaakt mens (Geloofsbelijdenis van Athanasius). Dit mysterie heeft iets dat de christen zou moeten raken. Mij heeft het toen erg aangegrepen en dat doet het nog. Ik zou graag nog eens naar Loreto gaan, wat ik nu in gedachten doe, om de kinderjaren van Jezus tot leven te brengen en het Hic Verbum caro factum est te overwegen.

Iesus Christus, Deus Homo: Jezus Christus, Godmens. Dit is een van de magnalia Dei, de machtige werken van God (Hand 2, 11), waarover we in dankbaarheid kunnen nadenken. Hij is gekomen om vrede op aarde te brengen aan de mensen van goede wil (Lc 2, 14), aan alle mensen die hun wil verenigen met de wil van God; niet alleen aan de rijken, niet alleen aan de armen, maar aan alle mensen, alle broeders! Want we zijn allemaal broers in Jezus, kinderen van God, broers van Christus, en zijn Moeder is onze Moeder.

Er is maar één ras op de wereld: het ras van de kinderen van God. We moeten daarom allemaal dezelfde taal spreken, de taal die onze Vader in de hemel ons leert, de taal waarin Jezus met zijn Vader sprak, de taal waarin je bidt, de taal van het hoofd en het hart. Het is de taal van contemplatieve zielen, van mensen die een geestelijk leven leiden omdat zij beseffen dat zij kinderen van God zijn. Die taal drukt zich uit in duizend impulsen van onze wil, in een helder licht in ons verstand, in de gevoelens van ons hart, in het besluit om een integer leven te leiden, het goede te doen, en vreugde en vrede te brengen.

Laten we naar het Kindje in de kribbe kijken dat onze grote liefde is. We beseffen dat we voor een mysterie staan dat we in geloof willen aanvaarden en waarin we ons, ook door het geloof, verder willen verdiepen. Dit vraagt van een christelijke ziel om nederig te zijn. We willen de grootheid van God niet reduceren tot onze eigen, armzalige concepten en onze menselijke interpretaties, maar we willen begrijpen dat dit mysterie in al zijn duisternis een licht is dat richting geeft aan het leven van de mensen.

We zien — zegt de heilige Johannes Chrysostomus — dat Jezus uit ons en uit onze menselijke natuur is voortgekomen en uit de Moeder en Maagd geboren is; maar we vatten niet hoe dit wonder is geschied. Laten we onze energie niet verspillen door het te willen begrijpen, maar liever met nederigheid aannemen wat God ons heeft geopenbaard, zonder te willen doorvorsen wat God verborgen heeft gehouden [(In Matthaeum homiliae, 4, 3 (PG 57, 43)]. Vanuit die houding zullen we begrijpen en liefhebben, en de schitterende les van dit mysterie zal voor ons veel overtuigender zijn dan alle menselijke argumenten.

Deze week die de christenen traditioneel de Goede Week noemen, geeft ons opnieuw de gelegenheid om de gebeurtenissen te overwegen — en ze ons levendig voor de geest te halen — waardoor er een einde kwam aan het leven van Jezus op aarde. Alles wat de vroomheid ons deze dagen in verschillende vormen aanreikt, wijst erop dat aan het einde van de lijdensweg de verrijzenis volgt die de heilige Paulus de grondslag van ons geloof (zie 1 Kor 15, 14) noemt. Maar laten we deze weg niet te snel afleggen. We moeten ervoor oppassen dat iets dat in wezen eenvoudig is, ons niet ontgaat: wij kunnen niet delen in de verrijzenis van de Heer, als wij ons niet met zijn lijden en dood verenigen (zie Rom 8, 17. ] Opdat wij Christus kunnen vergezellen tot aan zijn uiteindelijke glorie aan het einde van de Goede Week, moeten we op de eerste plaats zijn offer begrijpen en ons volstrekt één voelen met Hem die op Calvarië is gestorven.

De edelmoedige overgave van Christus staat lijnrecht tegenover de zonde, een feit dat moeilijk te accepteren, maar tevens onloochenbaar is: het mysterium iniquitatis, de onverklaarbare verdorvenheid van het schepsel dat zich uit hoogmoed tegen God verzet. Deze geschiedenis is zo oud als de mensheid. We hoeven maar te denken aan de val van onze eerste voorouders, gevolgd door die hele keten van kwaad waardoor de gang van de mensheid is getekend, en ook aan ons eigen opstandig handelen. Het is niet gemakkelijk de perversiteit van de zonde te onderkennen en alles te begrijpen wat het geloof ons hierover leert. We moeten bedenken dat onder de mensen de zwaarte van een belediging wordt afgemeten aan de positie van degene die beledigd wordt: zijn persoonlijkheid, zijn aanzien, zijn kwaliteiten. En de mens beledigt God: het schepsel verloochent zijn Schepper.

Maar God is liefde (1 Joh 4, 8). De afgrond die ontstaat door het kwaad van de zonde, is door een oneindige liefde overbrugd. God laat de mensen niet in de steek. In het goddelijk heilsplan zijn de offers van het Oude Verbond niet toereikend geweest om onze zonden weer goed te maken en de eenheid te herstellen die verloren was gegaan. Het was noodzakelijk dat een mens zich overgaf, een mens die God is. Om dit onpeilbare mysterie enigszins te benaderen, kunnen we proberen ons voor te stellen hoe de allerheiligste Drie-eenheid zich, in haar voortdurende intieme betrekkingen van onmetelijke liefde, in beraad verenigt en sinds de eeuwigheid besluit dat de eniggeboren Zoon van God de Vader onze menselijke natuur aanneemt, onze ellende en ons leed op zich neemt, en uiteindelijk aan het kruis genageld wordt.

De vurige wens om de verlossende beschikking van God de Vader uit te voeren, vult het leven van Jezus al vanaf zijn geboorte in Betlehem. Gedurende de drie jaren die de leerlingen met Hem doorbrengen, horen zij Hem onvermoeibaar herhalen dat het zijn voedsel is de wil te doen van Hem die Hem gezonden heeft (zie Joh 4, 34), tot op de namiddag van de eerste Goede Vrijdag wanneer zijn offer werd volbracht. Hij boog het hoofd en gaf de geest (Joh 19, 30). Met deze woorden beschrijft de apostel Johannes ons de dood van Christus: onder het gewicht van het kruis, beladen met de schuldenlast van de mensen, sterft Jezus voor onze zware en lage zonden.

Laten we kijken naar de Heer die uit liefde voor ons over zijn hele lichaam gewond is. Eeuwen geleden gebruikte een geestelijk schrijver woorden die dicht bij de werkelijkheid komen, al is daarmee niet alles gezegd: Het lichaam van Jezus is een toonbeeld van smarten. Bij het zien van Christus van wie ze niets heel hebben gelaten, van dit levenloze lichaam dat van het kruis is afgenomen en aan zijn Moeder is toevertrouwd, van deze verminkte Jezus, zou je moeten concluderen dat dit drama het duidelijkste bewijs is van de nederlaag. Waar zijn de massa”s die Hem volgden? Waar is het koninkrijk waarvan Hij de komst had aangekondigd? Toch is het geen nederlaag, maar een overwinning. Nu is Hij dichter bij het ogenblik van zijn verrijzenis dan ooit, bij de manifestatie van de heerlijkheid die Hij door zijn gehoorzaamheid heeft veroverd.

Elk van deze menselijke gebaren is tegelijkertijd een gebaar van God. Immers in Hem is de godheid in haar volheid lijfelijk aanwezig (Kol 2, 9). Christus is God die mens is geworden, volmaakt mens, door en door mens. En juist in het menselijke laat Hij ons het goddelijke zien.

Als we denken aan de menselijke fijngevoeligheid van Christus die zijn leven volledig in dienst van anderen stelt, dan hebben we meer dan een bepaald gedrag voor ogen. We zijn God aan het ontdekken. Alle handelingen van Christus hebben een transcendente waarde. Ze leren ons de manier van zijn van God kennen, en ze nodigen ons uit te geloven in de liefde van God die ons geschapen heeft en die ons in zijn innerlijk leven wil laten delen. Ik heb Uw Naam geopenbaard aan de mensen die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt. U behoorden ze toe; Mij hebt Gij ze gegeven en zij hebben Uw woord onderhouden. Nu weten zij dat al wat Gij Mij gegeven hebt van U komt (Joh 17, 6-7), riep Jezus uit tijdens het lange gebed dat de evangelist Johannes aan ons heeft overgeleverd.

Daarom is het gedrag van Jezus veel meer dan louter woorden of oppervlakkige gebaren. Hij neemt de mens serieus en wil hem de goddelijke zin van zijn leven doen kennen. Hij stelt eisen en confronteert hem met zijn plichten. Hij haalt de mensen die naar Hem luisteren uit hun gemakzucht en conformisme, om hen naar de driemaal heilige God te voeren. Jezus wordt geraakt door de mensen die honger hebben, door degenen die lijden, maar vooral door de onwetenden. Jezus zag dan ook een grote menigte. Hij gevoelde medelijden met hen, want zij waren als schapen zonder herder; en Hij begon hen uitvoerig te onderrichten (Mc 6, 34).

Het Hart van Jezus leren kennen

Ik wil jullie iets toevertrouwen dat mij verdrietig maakt en tegelijk een stimulans voor mij is: de gedachte aan de vele mensen die Christus nog niet kennen, die nog geen vermoeden hebben van het grote geluk dat ons in de hemel wacht en die als blinden door het leven gaan en een geluk najagen waarvan ze de ware naam niet kennen, of verdwalen door wegen te volgen die hen nog verder van het echte geluk afbrengen. We kunnen ons goed voorstellen wat de apostel Paulus moet hebben gevoeld in die nacht in de stad Troas, toen hij in een droom een visioen kreeg: Er stond een Macedoniër voor hem die smeekte: Steek over naar Macedonië en kom ons te hulp. Na zijn visioen zochten wij — Paulus en Timoteüs — onmiddellijk een gelegenheid naar Macedonië te vertrekken, want we maakten er uit op dat God ons geroepen had om hun het evangelie te verkondigen (Hand 16, 9-10).

Voelen jullie ook niet dat God ons roept en dat Hij er, door alles wat om ons heen gebeurt, bij ons op aandringt het goede nieuws van de komst van Jezus te verspreiden? Maar soms verwaarlozen wij christenen onze roeping. We blijven aan de oppervlakte en verspillen onze tijd met discussies en geredetwist. Of nog erger: er zijn ook christenen die zonder meer aanstoot nemen aan de manier waarop anderen aspecten van het geloof of bepaalde devoties beleven. In plaats van naar wegen te zoeken om de vroomheid vorm te geven zoals ze denken dat het zou moeten, wijden zij zich aan afbreken en kritiseren. Vanzelfsprekend kunnen er gebreken in het leven van de christenen zijn, en die zijn er ook. Maar wijzelf en onze armzaligheid zijn niet belangrijk, de enige die belangrijk is, is Hij, Jezus. We moeten over Christus spreken, niet over onszelf.

De aanleiding voor de opmerkingen van daarnet zijn een paar commentaren over een veronderstelde crisis in de devotie tot het heilig Hart van Jezus. Die crisis is er niet. De ware devotie was en is nog steeds een levende gewoonte met een diepe menselijke en bovennatuurlijke betekenis. De vruchten waren altijd rijpe vruchten van bekering en dat zijn ze nog steeds; vruchten van overgave, van vervulling van de wil van God, van een liefdevol verdiepen in de mysteries van de verlossing.

Heel iets anders zijn uitingen van een zinloze sentimentaliteit die leerstellig leeg zijn en overladen met vrome schijn. Ook ik houd niet van kitsch, van afbeeldingen van het heilig Hart die geen enkel gevoel van devotie kunnen wekken bij mensen met een gezond verstand en met de bovennatuurlijke geest die christenen eigen is. Maar het getuigt niet bepaald van logica om een theologisch probleem te maken van missers die vanzelf weer verdwijnen.

Als er ergens een crisis is, dan is dat in het hart van de mensen die door kortzichtigheid, egoïsme en bekrompenheid niet in staat zijn ook maar een glimp op te vangen van de onpeilbare liefde van Onze Lieve Heer. Sinds de instelling van het feest van vandaag heeft de Kerk in de liturgie van deze dag de ware vroomheid weten te voeden. Als lezing in de Mis heeft zij een tekst van de heilige Paulus gekozen, waarin ons een heel programma voor contemplatief leven wordt voorgehouden, dat met deze devotie tot het Hart van Jezus begint: kennis en liefde, gebed en leven. God zelf nodigt ons bij monde van de apostel uit deze weg te volgen: Dat Christus door het geloof woont in uw hart, en dat gij geworteld en gegrondvest blijft in de liefde. Moogt gij in staat zijn, mét alle heiligen te vatten wat de breedte en lengte en hoogte en diepte is, en de liefde van Christus te kennen die alle kennis te boven gaat. Moogt gij de volheid bereiken die de volheid van God zelf is (Ef 3, 17-19).

De volheid van God openbaart zich aan ons in Christus, en in Hem wordt zij ons gegeven: in de liefde van Christus, in het Hart van Christus. Want in dit Hart is de gehele volheid van de Godheid lichamelijk aanwezig (Kol 2, 9). Als we het plan van God uit het oog verliezen kunnen we de schatten van het Hart van de Heer niet begrijpen: deze stroom van liefde die door de menswording, de verlossing en het pinksterfeest in de wereld is gekomen.

De vrede van Christus

Ik wil jullie nog iets voorleggen: dat we geen rust mogen nemen bij onze strijd om het goede te doen, juist omdat we weten hoe moeilijk het voor de mens is om in alle ernst de rechtvaardigheid te beoefenen. Er moet nog heel veel gebeuren voordat de samenleving zich laat leiden door de liefde, en niet langer door haat en onverschilligheid. Zelfs als we erin zouden slagen een redelijke verdeling van goederen en een harmonieuze samenleving te bereiken, moeten we niet vergeten dat het leed door ziekte, onbegrip, eenzaamheid, de dood van geliefden en ook door onze eigen beperkingen, er altijd zal zijn.

Voor deze noden vindt de christen maar één authentiek en definitief antwoord: Christus aan het kruis, God die lijdt en sterft, God die ons zijn Hart geeft dat uit liefde voor allen door een lans is doorstoken. Onze Heer verafschuwt het onrecht en veroordeelt degene die het bedrijft, maar omdat Hij de vrijheid van de mensen respecteert, laat Hij het toe. God veroorzaakt het leed van de schepselen niet maar tolereert het, want sinds de zondeval hoort het bij het leven van de mens. En toch heeft zijn Hart, dat vol liefde voor de mensen is, Hem ertoe gebracht om met het kruis ook al ons lijden, ons verdriet, onze zorgen, onze honger en dorst naar gerechtigheid op zijn schouders te nemen.

De christelijke leer over het lijden is geen goedkope troost. Het is in de eerste plaats de aanvaarding van het lijden als iets dat onafscheidelijk met het leven van de mens verbonden is. Maar waar het kruis is, daar is ook Christus, de liefde. Omdat ik geprobeerd heb daarnaar te leven, zeg ik jullie niet zonder vreugde dat het ook in mijn leven niet aan lijden ontbroken heeft, en meer dan eens kon ik wel huilen. Ook ik heb vaak een groeiende afkeer gevoeld bij het onrecht en het kwaad. En ik weet uit ervaring hoe erg het is als je niets kunt doen en ondanks alle inzet en alle goede wil machteloos staat.

Als ik over het lijden spreek, spreek ik niet alleen over de theorie. En ik vertel niet alleen de ervaring van anderen als ik je verzeker dat je naar Christus moet kijken, als je bij de confrontatie met de hardheid van het lijden gaat wankelen. Dat is het geneesmiddel, want de gebeurtenis van Calvarië verkondigt aan alle mensen dat het lijden geheiligd moet worden als wij verenigd willen leven met het kruis.

Want de beproevingen die wij in christelijke zin beleven worden omgezet in eerherstel, in genoegdoening, in deelname aan het lot en het leven van Jezus. Hij heeft vrijwillig, uit liefde voor de mensen, alle denkbare vormen van lijden, alle soorten kwellingen meegemaakt. Hij is arm geboren, heeft arm geleefd en is arm gestorven. Hij werd aangevallen, beledigd, versmaad, belasterd en onrechtvaardig veroordeeld. Hij heeft ervaren wat verraad is en wat het betekent door zijn leerlingen in de steek te worden gelaten. Hij heeft eenzaamheid ondervonden en de bitterheid van de marteling en de dood. Christus lijdt nu nog steeds in zijn ledematen, in de hele mensheid die de aarde bevolkt en waarvan Hij het Hoofd is, de eerstgeborene en de Verlosser.

Het lijden heeft een plaats in de plannen van God. Ook als we het maar moeilijk kunnen begrijpen, is dat de realiteit. Ook Jezus als mens had er moeite mee: Vader, als Gij wilt, laat dan deze beker aan Mij voorbijgaan. Maar toch: niet mijn wil, maar uw wil geschiede (Lc 22, 42). In deze spanning tussen folterende angst en aanvaarding van de wil van de Vader gaat Jezus de dood kalm tegemoet en Hij vergeeft degenen die Hem kruisigen.

Deze bovennatuurlijke aanvaarding van het lijden is juist de grootste overwinning. Jezus heeft de dood overwonnen door te sterven aan het kruis. God haalt leven uit de dood. De houding van een kind van God is niet die van iemand die in zijn tragische lot berust, maar de voldoening van iemand die zeker is van de overwinning. In de naam van deze zegevierende liefde van Christus moeten wij christenen op alle wegen van de aarde, door onze woorden en daden, zaaiers van vrede en vreugde te zijn. We moeten een strijd van vrede strijden tegen het kwaad, tegen het onrecht, tegen de zonde, en op die manier verkondigen wij dat de huidige toestand van de mens niet de definitieve is, dat de liefde van God die zich in het hart van Christus openbaart ook onder de mensen de glorierijke geestelijke triomf zal behalen.