Lijst van punten

Er zijn 5 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is Priesterschap → priesterschap van de gelovigen.

De sacramenten van Gods genade

Iemand die echt wil strijden, wendt de middelen aan. In twintig eeuwen christendom zijn deze niet veranderd: gebed, versterving, sacramenten. Aangezien versterving ook gebed is — het gebed van de zintuigen — kunnen we de middelen voor de strijd in twee woorden samenvatten: gebed en sacramenten.

Laten we nu samen de sacramenten bekijken, deze bronnen van goddelijke genade, dit wonderbaarlijke bewijs van de barmhartigheid van God. Laten we mediteren over de definitie in de catechismus van de heilige Pius V: Bepaalde uitwendige tekenen die genade teweegbrengen en tegelijk aanduiden en ons voor ogen stellen (Catechismus van het Concilie van Trente, 2, c. 1, 3). God is oneindig, zijn liefde is onuitputtelijk en zijn mildheid en erbarmen kennen geen grenzen. Hoewel Hij ons op vele andere wijzen zijn genade geeft, heeft Hij uitdrukkelijk, omdat Hij het zo wilde — alleen Hij kon dat doen — deze zeven werkzame tekenen ingesteld, om de mensen op een zekere, eenvoudige en voor iedereen toegankelijke manier te laten delen in de verdiensten van de verlossing.

Het ware christelijke leven verdwijnt als de sacramenten niet meer worden ontvangen. Toch ontgaat het ons niet dat er juist in onze tijd heel wat mensen zijn die deze verlossende stroom van genade van Christus lijken te vergeten en zelfs zijn gaan verachten. Het is pijnlijk om de vinger te moeten leggen op deze open wond in een maatschappij die zich christelijk noemt, maar het is nodig, want zo zullen we voor onszelf de wens versterken om deze bronnen van heiliging met een grotere dankbaarheid en liefde op te zoeken.

Er wordt zonder enige scrupule besloten het doopsel van pasgeborenen uit te stellen en zo wordt — door deze ernstige aanslag op de rechtvaardigheid en de liefde — aan kinderen de genade van het geloof onthouden en de onpeilbare schat die de inwoning van de allerheiligste Drie-eenheid is voor de ziel die besmet met de erfzonde op de wereld is gekomen. Ook wordt een vraagteken geplaatst bij het wezen van het sacrament van het vormsel. Hierin heeft de traditie altijd en unaniem een versterking van het geestelijk leven gezien en een stille, vruchtbare uitstorting van de heilige Geest, opdat de ziel bovennatuurlijk gesterkt — als miles Christi, als soldaat van Christus — de innerlijke strijd tegen egoïsme en begeerlijkheid aankan.

Het boetesacrament is nog maar nauwelijks te begrijpen als het gevoel voor de dingen van God verloren gaat. De sacramentele biecht is geen dialoog tussen mensen, maar een gesprek met God; het is een rechtbank van de goddelijke onfeilbare gerechtigheid, maar vooral van de barmhartigheid van deze liefdevolle Rechter die geen behagen schept in de dood van de zondaar, maar wil dat hij zich bekeert en leeft (Ez 33, 11).

De tedere liefde van Onze Lieve Heer is werkelijk oneindig. Kijk eens hoe fijngevoelig Hij zijn kinderen behandelt. Hij heeft van het huwelijk een heilige band gemaakt, het beeld van de vereniging van Christus met zijn KerkZie Ef 5, 32), een groot sacrament en het fundament van het christelijk gezin, dat met de genade van God een uitstraling heeft van vrede en eendracht, van een school van heiligheid. De ouders zijn medewerkers van God en daarom hebben de kinderen de liefdevolle plicht om hun ouders in ere te houden. Men kan het vierde gebod — zoals ik al vele jaren geleden heb geschreven — het zoete voorschrift van de tien geboden noemen. Als het huwelijk op heilige wijze wordt beleefd, zoals God het wil, zal de huiselijke haard een plaats van vrede, licht en blijdschap zijn.

De dood van Christus roept ons tot de volheid van het christelijk leven

Wij hebben zojuist het drama van Calvarië weer beleefd. Ik zou dat de eerste Mis willen noemen, de “oermis” die door Jezus is opgedragen. God de Vader geeft zijn Zoon over aan de dood. Jezus, de eniggeboren Zoon, omhelst het kruishout, het werktuig voor de terechtstelling, en zijn offer wordt door de Vader aanvaard. Als vrucht van het kruis stort de heilige Geest zich uit over de mensheid (zie Rom 3, 24 e.v.; Heb 10, 5 e.v.; Joh 7, 39).

In de tragedie van de passie komen ook ons eigen leven en de geschiedenis van de hele mensheid tot vervulling. We kunnen van de Goede Week niet louter een herdenking maken, want we overwegen deze week het mysterie van Jezus Christus dat in onze ziel zijn voortzetting heeft: de christen is verplicht een alter Christus, ipse Christus te zijn, een andere Christus, Christus zelf. Door het doopsel zijn we aangesteld tot priester over ons eigen leven om geestelijke offers op te dragen die door Jezus Christus welgevallig zijn aan God, (1 Pe 2, 5) om te handelen in een geest van gehoorzaamheid aan de wil van God en zo de zending van de Godmens voort te zetten.

Tegen deze achtergrond wordt de ernst van onze persoonlijke fouten duidelijk. Toch mag die gedachte ons niet ontmoedigen en we kunnen ook niet vervallen in de sceptische houding van mensen die hun grote idealen hebben laten varen. Want de Heer wil ons zoals we zijn, Hij wil dat we aan zijn leven deelnemen en strijden om heilig te worden. Heiligheid! Hoe vaak is dat woord niet meer dan een lege klank! Voor velen klinkt het als een onbereikbaar ideaal, een ascetisch cliché, maar niet als een concreet doel, als een levende werkelijkheid. De eerste christenen dachten daar anders over. Zij noemden elkaar heel vaak en in alle natuurlijkheid “heiligen”: Alle heiligen groeten u (Rom 16, 15). Groet alle heiligen in Christus Jezus (Fil 4, 21).

Nu we onze ogen richten op de Calvarieberg waar Jezus gestorven is en de heerlijkheid van zijn triomf zich nog niet heeft gemanifesteerd, hebben we een uitstekende gelegenheid ons verlangen naar een christelijk leven, naar heiligheid, te onderzoeken. Het is een geschikt moment om met een akte van geloof te reageren op onze zwakheden en met vertrouwen in de macht van God het voornemen te maken om liefde te leggen in onze dagelijkse bezigheden. De ervaring van de zonde moet ons verdriet doen en ons ook helpen om een rijper en dieper besluit te nemen om trouw te zijn, ons echt met Christus te identificeren, om hoe dan ook te volharden in de priesterlijke zending die Hij al zijn leerlingen zonder uitzondering heeft toevertrouwd en die ons motiveert om het zout en het licht van de wereld te zijn (Mt 5, 13-14).

De christen en de geschiedenis van de mensheid

Christen zijn betekent niet dat we aanspraak maken op iets dat zuiver persoonlijke voldoening geeft: naam en inhoud slaan op een zending. We hebben al gezien dat Jezus alle christenen uitnodigt om zout en licht van de wereld te zijn. De heilige Petrus geeft deze opdracht duidelijk weer met teksten uit het Oude Testament: Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, Gods eigen volk, bestemd om de roemruchte daden te verkondigen van Hem die u uit de duisternis heeft geroepen tot zijn wonderbaar licht (1 Pe 2, 9).

Christen zijn is geen bijkomstigheid, het is een goddelijke realiteit die tot in het diepst van ons wezen doordringt en ons een heldere visie en een vastbesloten wil geeft om te doen wat God van ons verlangt. Zo leren we dat de pelgrimstocht van de christen een voortdurend dienen moet zijn, op allerlei manieren, in overeenstemming met onze persoonlijke omstandigheden, maar altijd uit liefde voor God en de naaste. Christen zijn betekent dat we ons niet laten leiden door kleingeestige bedoelingen die door prestige of eerzucht worden ingegeven en ook niet door bedoelingen die edeler kunnen lijken, zoals liefdadigheid of medeleven met de noden van anderen: christen zijn is tot het uiterste gaan in de radicale liefde die Jezus heeft laten zien door voor ons te sterven.

De manier waarop mensen soms in het leven staan, geeft aan dat ze nog onvoldoende in het mysterie van Jezus weten door te dringen. Dat geldt bijvoorbeeld voor mensen die het christendom beschouwen als een geheel van praktijken en vroomheidoefeningen, zonder het verband te zien met het dagelijks leven, met de dringende noden van anderen en met de noodzaak om onrecht te bestrijden.

Ik zou zeggen dat iemand met zo”n mentaliteit nog niet heeft begrepen wat het betekent dat de Zoon van God mens is geworden, dat Hij een lichaam, een ziel en de stem van een mens heeft aangenomen, dat Hij ons lot zó vergaand heeft gedeeld dat Hij de uiteindelijke vernietiging van de dood heeft ondergaan. Misschien zien sommigen Christus daarom, onbedoeld, als een vreemdeling in de wereld van de mensen.

Anderen weer hebben de neiging zichzelf wijs te maken dat ze om menselijk te zijn enkele centrale aspecten van het christelijk dogma moeten afzwakken. Ze doen alsof men door het gebedsleven en de vertrouwelijke omgang met God voor verantwoordelijkheden vlucht en de wereld in de steek laat. Ze vergeten dat juist Jezus ons heeft laten zien hoever we moeten gaan in het liefhebben en in het dienen. Alleen als we proberen het geheim van Gods liefde te begrijpen, van die liefde die gaat tot aan de dood, zullen wij ons helemaal aan anderen kunnen geven zonder ons door moeilijkheden of onverschilligheid te laten overwinnen.

Instaurare omnia in Christo, alles in Christus onder één Hoofd brengen (Ef 1, 10), dit is het motto dat de heilige Paulus aan de christenen van Efeze geeft. De hele wereld in de geest van Jezus vorm geven, Christus in het centrum van alles plaatsen. Si exaltatus fuero a terra, omnia traham ad meipsum, wanneer Ik van de aarde zal zijn omhooggeheven, zal Ik allen tot Mij trekken (Joh 12, 32). Door zijn menswording en zijn arbeidzaam leven in Nazareth, door zijn prediking en zijn wonderen in het land van Judea en Galilea, door zijn dood aan het kruis en zijn verrijzenis, is Christus het centrum van de schepping, de eerstgeborene en Heer van alle schepselen.

Wij hebben als christenen de taak om dit koningschap van Christus door onze woorden en daden uit te dragen. De Heer wil de zijnen op alle kruispunten van de aarde. Sommigen roept Hij tot de afzondering, en doordat zij zich niet mengen in de bedrijvigheid van de samenleving worden de mensen door hun getuigenis aan het bestaan van God herinnerd. Aan anderen vertrouwt Hij het priesterambt toe. De meesten wil Hij midden in de wereld en in de aardse bezigheden. Daarom moeten deze christenen Hem overal uitdragen waar mensen werken: in de fabriek en op het laboratorium, op het land, in de werkplaats, in de drukke straten van de wereldsteden en op de eenzame bergpaden.

In dit verband denk ik graag terug aan het gesprek van Jezus met de leerlingen van Emmaüs. Hij is onderweg met twee mensen die bijna alle hoop verloren hebben en het leven zinloos beginnen te vinden. Hij begrijpt hun verdriet, dringt binnen in hun hart en laat hen delen in iets van het leven dat in Hem is.

Als ze bij het dorp aankomen doet Jezus alsof Hij verder wil gaan. De beide leerlingen houden Hem tegen en dringen aan om bij hen te blijven. Later herkennen ze Hem aan het breken van het brood. Ze roepen uit: de Heer was bij ons! Toen zeiden ze tot elkaar: brandde ons hart niet in ons, zoals Hij onderweg met ons sprak en ons de Schriften ontsloot? (Lc 24, 32). Iedere christen moet Christus bij de mensen bekend maken; hij moet zo leven dat allen die met hem in contact komen de bonus odor Christi, de goede geur van Christus (zie 2 Kor 2, 15) opmerken, en zo handelen dat men door de daden van de leerling heen het gelaat van de Meester kan ontdekken.

Apostolaat, meeverlossen

Met de wonderlijke normaliteit van het goddelijke loopt de contemplatieve ziel over van apostolische ijver: Mijn hart begon te gloeien in mijn borst, de vlam sloeg uit toen ik erover nadacht (Ps 38, 4). Wat is dat vuur anders dan het vuur waar Christus over spreekt: Vuur ben Ik op aarde komen brengen, en hoe verlang Ik dat het reeds oplaait![Lc 12, 49). Het vuur voor het apostolaat gaat harder branden door het gebed. Er is geen beter middel om die vreedzame strijd, waartoe iedere christen geroepen is, overal ter wereld te bevorderen: de strijd om aan te vullen wat nog ontbreekt aan Christus” lijden (zie Kol 1, 24).

We zeiden dat Jezus naar de hemel is opgestegen, maar in het gebed en in de Eucharistie kan de christen net zo met Hem omgaan als de eerste twaalf deden. Hij kan dezelfde apostolisch ijver hebben en samen met Hem het werk van de verlossing doen, ofwel vrede en vreugde zaaien. Dienen. Het apostolaat is niets anders dan dienen. Als we alleen op onze eigen krachten vertrouwen zullen we op bovennatuurlijk vlak niets bereiken; als we werktuigen van God zijn, bereiken we alles: alles vermag ik in Hem die mij kracht geeft (Fil 4, 13). God heeft in zijn oneindige goedheid beschikt dat Hij ongeschikte werktuigen wil gebruiken. De apostel heeft daarom geen ander doel dan de Heer te laten handelen en zich volledig beschikbaar te stellen, zodat God door zijn schepselen, door de mens die Hij heeft uitgekozen, zijn verlossende werk kan uitvoeren.

Een apostel is de christen die zich door het doopsel op Christus geënt voelt, zich met Hem vereenzelvigt en door het vormsel is toegerust om voor Hem te strijden. Hij weet zich geroepen om God in de wereld te dienen door het algemeen priesterschap van de gelovigen dat hem een zekere deelname aan het priesterschap van Christus geeft, maar dat wezenlijk verschilt van het ambtelijk priesterschap. Door dit algemeen priesterschap kan hij aan de eredienst van de Kerk deelnemen en de mensen helpen op hun weg naar God. Dat doet hij door het getuigenis van woord en voorbeeld, door gebed en boete.

Ieder van ons heeft de plicht ipse Christus, Christus zelf, te zijn. Hij is de enige Middelaar tussen God en de mensen (zie 1 Tim 2, 5). Wij verenigen ons met Hem om, samen met Hem, alles aan de Vader aan te bieden. Onze roeping als kinderen van God midden in de wereld vereist niet alleen dat we onze persoonlijke heiligheid nastreven, maar ook dat wij over de paden van de aarde gaan en ze in routes veranderen die de zielen, over de hindernissen heen, naar de Heer leiden; dat wij als gewone burgers actief deelnemen aan alle activiteiten hier op aarde, om gist (zie Mt 13, 33) te zijn dat de hele deegmassa tot gisting brengt (zie 1 Kor 5, 6).

Christus is naar de hemel opgestegen, maar Hij heeft aan alles wat menselijk gezien nobel is de mogelijkheid gegeven om verlost te worden. De heilige Gregorius de Grote behandelt dit grote christelijke thema met indringende woorden: Op deze wijze vertrok Jezus naar de plaats vanwaar Hij gekomen was en keerde Hij terug van de plaats waar Hij bleef leven. Inderdaad, op het moment waarop Hij ten hemel opsteeg, verenigde Hij door zijn godheid hemel en aarde met elkaar. Op het feest van vandaag is het passend om plechtig te beklemtonen dat het decreet dat ons veroordeelde werd vernietigd; dat het oordeel dat ons aan het verderf onderwierp werd opgeheven. De natuur waarop de woorden: gij zijt stof, en tot stof zult gij wederkeren (Gen 3, 19) betrekking hadden, diezelfde natuur is heden met Christus ten hemel opgestegen [In Evangelium homiliae, 29, 10 (PL 76, 1218)].

Daarom word ik niet moe te herhalen dat de wereld geheiligd kan worden en dat het in het bijzonder onze taak is, de taak van de christenen, om de wereld te zuiveren van de verleidingen tot de zonde waardoor wij haar zo lelijk maken. Dan kunnen we haar aan de Heer aanbieden als een geestelijk offer, wat zij door de genade van God en onze inspanningen waardig is geworden. Strikt genomen kun je niet langer zeggen dat dingen op zichzelf goed of uitsluitend profaan zijn, aangezien het Woord zich heeft verwaardigd de menselijke natuur ten volle aan te nemen en de aarde te heiligen met zijn tegenwoordigheid en met het werk van zijn handen. Wij hebben in het doopsel de grote zending ontvangen om medeverlosser te zijn. De liefde van Christus dringt ons (zie 2 Kor 5, 14) om een deel van de goddelijke taak om zielen te redden op onze schouders te nemen.