Lijst van punten

Er zijn 4 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Standvastigheid.

Gewoonlijk stel ik dat er drie zaken zijn die ons op aarde met vreugde vervullen en in de hemel het eeuwig geluk bereiden: een hechte, fijnzinnige, blijde en onwankelbare trouw aan het geloof, trouw aan de roeping die iedereen ontvangen heeft en trouw aan de zuiverheid. Wie blijft haken aan de doornen onderweg —zinnelijkheid, hoogmoed…— zal daar uit eigen wil blijven en, tenzij hij zich betert, ongelukkig worden doordat hij de Liefde van Christus de rug heeft toegekeerd.

Nogmaals stel ik dat wij allemaal onze zwakheden hebben. Maar deze zwakheden mogen er nooit toe leiden, dat wij ons afsluiten voor de Liefde van God. Zij dienen er juist toe dat wij ons onder bescherming van die Liefde stellen, dat wij ons opsluiten in die goddelijke goedheid, zoals de strijders van weleer zich opsloten in hun wapenrusting: het ecce ego, quia vocasti me (1 Sam 3, 6 en 8) —hier ben ik, want Gij hebt mij geroepen— is onze verdediging. Wij hoeven ons niet van God te verwijderen als we onze broosheid ontdekken. Wij moeten onze zwakheden bestrijden, juist omdat God vertrouwen in ons heeft.

De deugd van de hoop —de zekerheid dat God ons regeert met zijn almachtige voorzienigheid, waarmee Hij ons de noodzakelijke middelen verschaft— spreekt ons over de ononderbroken goedheid van de Heer jegens de mensen, u en mij. Hij houdt nooit op met luisteren. Hij stelt belang in uw blijdschap, uw successen, uw liefde en ook in uw nood, uw smart en uw mislukkingen. Hoop daarom niet alleen op Hem als u uit zwakheid struikelt. Richt u tot de Vader in de hemel in voor- en tegenspoed, zoek uw toevlucht in zijn barmhartige bescherming. En verder de zekerheid dat onze persoonlijke nietswaardigheid —er is geen grote nederigheid voor nodig om dit als een feit te erkennen: wij zijn een stelletje nullen— zal veranderen in een onweerstaanbare kracht, omdat aan de linkerzijde van deze nullen Christus zal staan en dat geeft een enorm getal: De Heer is mijn kracht en mijn toevlucht, wie zal ik vrezen? (Ps 27, 1).

Maak er een gewoonte van achter alle dingen God te zien, te weten dat Hij altijd op ons wacht, dat Hij ons gadeslaat. Terecht vraagt Hij ons Hem trouw te volgen, zonder de plaats te verlaten die ons in deze wereld beschikt is. Wij moeten onze weg gaan met liefdevolle waakzaamheid en met de eerlijke instelling te strijden, opdat wij in het bezit zullen blijven van zijn goddelijk gezelschap.

De strijd van het kind van God gaat niet gepaard met verdriet om een gemis, met doffe gelatenheid, gebrek aan blijdschap. Deze strijd is de reactie van de verliefde minnaar, die als hij werkt en als hij uitrust, als hij geniet en als hij lijdt, zijn gedachten op zijn geliefde richt en omwille van haar de diverse problemen het hoofd biedt. In ons geval geldt bovendien: God verliest —nogmaals— geen veldslagen en wij zullen dus, aan zijn zijde, overwinnaars genoemd worden. Hij leidt mij, als ik zijn verlangens volg —ik spreek uit ervaring— naar grazige weiden. Hij voert mij naar wateren van rust. Hij verkwikt mijn ziel. Hij leidt mij in sporen van waarheid, getrouw aan zijn naam. Moest ik gaan door het dal van de schaduw des doods, kwaad zou ik niet vrezen. Want naast mij gaat Gij. Uw stok en uw staf zijn mijn troost (Ps 23, 2­4).

In de gevechten van de ziel is strategie vaak een kwestie van tijd, van het toepassen van het juiste hulpmiddel, met geduld, koppig. Vermeerder uw akten van hoop. Denk er aan dat u nederlagen zult lijden of in uw innerlijk leven ups en downs —God geve, dat ze minimaal zijn— zult ondergaan, want niemand blijft van dergelijke tegenvallers gevrijwaard. Maar de Heer, die almachtig en barmhartig is, heeft ons de juiste middelen ter beschikking gesteld om te overwinnen. We hoeven ze alleen maar toe te passen, zoals ik al eerder zei, met de vaste bedoeling te beginnen en elk moment, als het nodig is, opnieuw te beginnen.

Neem wekelijks —en altijd als het nodig is, zonder scrupuleus te zijn— uw toevlucht tot het sacrament van de boetvaardigheid, het sacrament van de goddelijke vergeving. Bekleed met de goddelijke genade zullen wij de bergen doorkruisen (vgl. Ps 103, 10), en wij zullen de steile helling beklimmen —de vervulling van onze christenplicht— zonder te stoppen. Als wij, vol goede wil, deze hulpmiddelen gebruiken en als wij de Heer vragen of Hij ons hoop verleent die elke dag groter is, zullen wij de aanstekelijke blijdschap bezitten van hen die zich kinderen van God weten: Indien God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn? (Rom 8, 31). Optimisme dus. Gedreven door de kracht van de hoop zullen we strijden de kleverige vlek uit te wissen die de zaaiers van de haat hebben achtergelaten en de wereld met een vreugdevol perspectief herontdekken, omdat die mooi en zuiver uit Gods handen is voortgekomen. Wij zullen Hem haar even mooi teruggeven, als wij leren echt berouw te hebben.

Wat zal het prachtig zijn als onze Vader ons zegt: Goede en getrouwe dienaar, over weinig waart ge trouw, over veel zal Ik u aanstellen. Ga binnen in de vrede van uw Heer (Mat 25, 21). Wees hoopvol. Dat is het wonder van de contemplatieve ziel. Wij leven uit het geloof, de hoop en de liefde. En de hoop maakt ons machtig. Denk nog eens aan de heilige Johannes: Ik schrijf u, jongemannen, dat gij sterk zijt. Gods woord woont in u en gij hebt de boze overwonnen (1 Joh 2, 14). God dringt bij ons aan, omwille van de eeuwige jeugd van zijn Kerk en van de hele mensheid. Al het menselijke kunt u goddelijk maken, zoals koning Midas alles wat hij aanraakte, in goud veranderde.

Vergeet het nooit, na de dood zult u ontvangen worden door de Liefde. En in de liefde van God zult u bovendien alle zuivere liefde vinden die u op aarde bezat. De Heer heeft het zo beschikt, dat wij deze korte reis van ons bestaan afleggen met werken en, zoals zijn Eniggeborene, weldoende rond te gaan (vgl. Hand 10, 38). Ondertussen moeten wij alert zijn op het horen van de roep die de heilige Ignatius van Antiochië waarnam in zijn ziel, toen het uur van zijn marteldood aanbrak: “Kom naar de Vader” (H. Ignatius van Antiochië, Epistola ad Romanos, 7 (PG 5, 694)), kom naar uw Vader die vol verlangen op u wacht.

Vraag de heilige Maria, Spes nostra, onze hoop, dat zij in ons het heilig verlangen doet ontbranden allen bijeen te wonen in het huis van de Vader. Niets zal ons zorgen baren, als wij besluiten ons hart te verankeren in het verlangen naar het echte Vaderland: de Heer zal ons leiden met zijn genade en het schip met gunstige wind naar wolkeloze kusten stuwen.