Lijst van punten

Er zijn 3 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Wil.

Onze Moeder de Heilige Kerk heeft zich altijd uitgesproken voor de vrijheid en zij heeft alle fatalismen afgewezen, de oude en de minder oude. Zij heeft altijd onderstreept, dat elke ziel haar eigen lot kan bepalen, ten goede of ten kwade: “en zij die niet van de goede weg zijn afgedwaald, zullen het eeuwige leven binnengaan; en zij die kwaad begaan hebben het eeuwige vuur” (Symbolum Quicumque, 41). Wij zijn telkens weer onder de indruk van dit verschrikkelijke vermogen van u en van mij. Maar dit vermogen is tevens het teken van onze adel. “De zonde is zozeer een vrijwillig kwaad, dat er geen zonde kan zijn die niet zijn oorsprong heeft in de wil. Die verklaring bergt in zich een dergelijke duidelijkheid, dat ze eenstemmigheid brengt onder het kleine aantal wijzen en het grote aantal onwetenden dat onze aarde bewoont” (H. Augustinus, De vera religione, 14, 27 (PL 34, 133)).

Ik verhef opnieuw mijn hart in een dankzegging tot God, mijn Heer, want er was niets dat Hem belette ons zo te scheppen dat we niet konden zondigen, begiftigd met een onweerstaanbare drang naar het goede. Maar “Hij heeft geoordeeld, dat zijn dienaren beter zouden zijn, als ze Hem vrij zouden dienen” (Ibidem, 14, 27 (PL 34, 134)). Hoe groots zijn de liefde en de barmhartigheid van onze Vader! Oog in oog met zijn 'goddelijke dwaasheden' voor zijn kinderen zou ik duizend monden en duizend harten en meer nog willen hebben, opdat mijn leven een ononderbroken lofzang zou kunnen zijn voor God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest. Bedenk dat de Almachtige, Hij die door zijn Voorzienigheid de wereld bestuurt, geen slaven wil. Hij heeft liever vrije kinderen. Hoewel we proni ad peccatum, geneigd tot de zonde, geboren worden door de val van het eerste paar, heeft hij in de ziel van ieder van ons een sprankje van zijn oneindig inzicht, de neiging tot het goede, het verlangen naar een vrede zonder einde gelegd. En Hij laat ons begrijpen dat we waarheid, geluk en vrijheid zullen verwerven als we ervoor zorgen, dat dit zaad van eeuwig leven wortel schiet.

Vruchten van matigheid

Matigheid is zelfbeheersing. Niet aan elke opwelling van ons lichaam of onze ziel hoeft zonder meer gehoor gegeven te worden. Niet alles wat gedaan kan worden, moet gedaan worden. Het is vrij gemakkelijk zich te laten leiden door aandriften die natuurlijk genoemd worden; maar aan het eind van die weg treft men droefheid en afzondering in eigen misère.

Bepaalde mensen willen niets ontzeggen aan hun maag, hun ogen, hun handen. Zij weigeren te luisteren naar het advies een smetteloos leven te leiden. Het vermogen tot voortplanting —een edele werkelijkheid, meewerken met de scheppingsmacht van God— gebruiken ze ongeordend, als een instrument ten dienste van hun egoïsme.

Maar ik heb nooit graag over onzuiverheid gesproken. Ik wil de vruchten van de matigheid bekijken, ik wil de mens werkelijk als mens zien, niet gehecht aan zaken die meer uitstralen dan ze waard zijn, de snuisterijen die een ekster verzamelt. Zo'n mens kan afzien van wat de ziel schaadt en is zich ervan bewust dat zijn offer alleen maar naar de schijn een offer is: want wie zo leeft —met offers— bevrijdt zich van veel slavernijen en zal uiteindelijk, diep in zijn hart, de liefde van God smaken.

Het leven krijgt zo de schakeringen terug die door de onmatigheid vervaagd waren. We zijn dan weer in staat ons om de ander te bekommeren, wat van ons is met allen te delen, ons te wijden aan grote taken. Matigheid brengt een sobere, bescheiden, begripsvolle mens voort. Zij vergemakkelijkt het hebben van een bescheiden houding wat altijd aantrekkelijk is, omdat we zo in het gedrag de suprematie van het verstand waarnemen. Matigheid staat niet voor begrenzing, maar voor grootsheid. De onmatige moet zich veel meer ontzeggen, doordat het hart afziet van zichzelf en zich aan de eerste de beste, die zich aandient met het schamele geluid van een blikken koebel, onderdanig maakt.

Sint Thomas noemt drie daden van deze goede gesteldheid van het verstand: raad vragen, juist oordelen, en besluiten (vgl. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae, II-II, q47 a8). De eerste stap van de verstandigheid is de erkenning van eigen beperkingen: de deugd van nederigheid. Toegeven, in bepaalde kwesties, dat we niet alles kunnen, dat we in heel wat gevallen de omstandigheden niet kunnen bevatten die we juist op het moment van oordelen niet uit het oog mogen verliezen. Daarom nemen we onze toevlucht tot een raadgever. Niet zo maar de eerste de beste, maar iemand die bekwaam is en net als wijzelf vervuld van de wil God met oprecht verlangen te beminnen en trouw te volgen. Het is niet voldoende een mening te vragen; we moeten hem vragen aan iemand die hem belangeloos en eerlijk kan geven.

Daarna moeten we een oordeel vellen, want de verstandigheid vergt gewoonlijk een prompt, tijdig besluit. Al is het soms verstandig een beslissing uit te stellen tot alle elementen voor een juist oordeel vergaard zijn, toch is het in andere gevallen heel onverstandig niet onmiddellijk aan de slag te gaan met dat, wat we menen te moeten doen; vooral als het welzijn van anderen op het spel staat.