Lijst van punten

Er zijn 3 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Strijd, ascetische  → een oprecht leven en vrijheid.

De samenhang van het christelijk leven

Het doet me erg veel pijn als ik me realiseer dat een katholiek, een kind van God die —door het doopsel— geroepen is een andere Christus te zijn, zijn geweten in slaap sust met een louter formele vroomheid, met een 'vage godsdienstzin' die hem er toe brengt van tijd tot tijd te bidden, alleen als hij denkt, dat het hem schikt!; de heilige Mis bij te wonen op de dagen dat het verplicht is, en zelfs dan niet altijd, terwijl hij er zeer wel voor zorgt zijn maag tevreden te houden door op vaste uren te eten; te marchanderen met zijn geloof, bereid het te ruilen voor een bord linzen, om zijn maatschappelijke positie niet te verliezen… En tenslotte zich schaamteloos of ergerniswekkend als katholiek te bestempelen om hogerop te komen. Neen! Laten we niet met stempels genoegen nemen. Ik wil dat u katholiek bent van top tot teen, uit een stuk gesneden. En om dat te bereiken moet u, zonder compromissen, het juiste geestelijke voedsel zoeken.

U weet uit persoonlijke ondervinding, en u hebt het me keer op keer horen herhalen om u te wapenen tegen de ontmoediging, dat het christenleven uit beginnen en elke dag opnieuw beginnen bestaat; en in uw hart stelt u vast, zoals ik het doe in het mijne, dat we met volharding moeten strijden. Bij uw zelfonderzoek hebt u moeten waarnemen —dat gebeurt mij ook; excuseer dat ik de aandacht richt op mijn eigen persoon, maar zo met u pratend wend ik mij tot de Heer met de noden van mijn ziel— dat u herhaaldelijk kleine nederlagen moet lijden; en soms hebt u de indruk dat ze reuzegroot zijn, omdat ze een klaarblijkelijk gebrek aan liefde tonen, gebrek aan zelfovergave, aan offervaardigheid, aan fijngevoeligheid. Houdt in uzelf het verlangen naar eerherstel in stand en doe dat met een oprecht volmaakt berouw, maar raak vooral de vrede niet kwijt.

Verantwoordelijk voor God

“Hij heeft vanaf het begin, toen Hij de mens maakte, die mens aan zijn eigen beslissingen onderworpen (Sir 15, 14). Het zou niet zo zijn, als hij geen vrije keus had” (H. Thomas van Aquino, Quaestiones disputatae. De malo, q6 a1). Wij zijn tegenover God verantwoordelijk voor alle dingen die we vrij doen. Op dit punt kan niemand in de anonimiteit wegduiken. De mens bevindt zich onder het oog van zijn Heer. Het ligt in zijn macht te besluiten als vriend of als vijand met Hem te leven. Zo begint de weg van de innerlijke strijd waaruit het hele leven bestaat, want zolang het verblijf op aarde duurt, zal niemand de volheid van zijn vrijheid bereiken.

Ons christelijk geloof brengt ons ertoe een klimaat van vrijheid voor allen te waarborgen, in de eerste plaats door het uitbannen van alle soorten van bedrieglijke dwang bij het verkondigen van het geloof. “Als men ons naar Christus toe moet sleuren, geloven we zonder het te willen. Men maakt dan gebruik van geweld en niet van vrijheid. Men kan de Kerk binnengaan zonder het te willen, men kan tot het altaar naderen zonder het te willen, men kan, zonder het te willen, het sacrament ontvangen; maar geloven kan alleen: wie wil” (H. Augustinus, In Ioannis Evangelium tractatus, 26, 2 (PL 35, 1607)). En het is duidelijk, dat we —eenmaal tot de jaren van het verstand gekomen— gebruik moeten maken van onze persoonlijke vrijheid als we de Kerk binnengaan en om gehoor te geven aan de onophoudelijke oproepen die God tot ons richt.

Ik herhaal nog eens: de enige slavernij die ik aanvaard is die van Gods Liefde. En dat alleen omdat de godsdienst —ik heb het bij andere gelegenheden al gezegd— de grootste muiterij is van de mens die niet als een beest wil leven, die rust noch duur vindt tot hij de Schepper ontmoet en kent. Ik wil dat u ook zo'n muiter bent, vrij van alle banden; want ik wil —Christus wil— dat wij kinderen van God zijn. Slaaf of Gods kind! Dat is de keuze van ons leven. Of kind van God, of slaaf van de hoogmoed, van het zingenot, van dat benauwende egoïsme waarin zoveel zielen verstrikt schijnen te zijn.

Gods liefde wijst de weg van de waarheid, van de gerechtigheid en van het goede. Als we besluiten de Heer te antwoorden met ?mijn vrijheid behoort U? zijn we op hetzelfde moment bevrijd van alle banden waarmee we vastzaten aan onnozelheden, aan lachwekkende bezigheden en pietluttige eerzucht. En de vrijheid —die onmeetbare schat, die wonderbaarlijke parel; wat zou het jammer zijn haar voor de zwijnen te werpen (vgl. Mat 7, 6)— heeft dan als enige taak te leren het goede te doen (vgl. Jes 1, 17).

Dat is de roemrijke vrijheid van de kinderen van God! Christenen die ontmoedigd zouden raken, die timide, bedremmeld of jaloers staan tegenover de losbandigheid van hen die het Woord van God niet hebben ontvangen, laten daarmee zien dat ze een armzalig begrip van ons geloof hebben. Als we werkelijk de Wet van Christus in praktijk brengen —althans moeite doen die Wet in praktijk te brengen, want het zal ons niet altijd helemaal lukken— zullen we ontdekken dat we begiftigd zijn met een wonderlijke geestkracht, waardoor we de betekenis van de meest volledige menselijke vrijheid niet elders hoeven te zoeken.

Ons geloof is geen last en ook geen beperking. Wie dat denkt, levert het bewijs van een heel mager begrip van de christelijke waarheid. Door God te kiezen verliezen we niets, winnen we alles: wie, ten koste van zijn ziel, zijn leven vindt, zal het verliezen, en wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden (Mat 10, 39).

Wij hebben de winnende kaart getrokken en de eerste prijs gewonnen. Als er iets is waardoor we dit niet duidelijk zien, moeten we onze ziel tot op de bodem onderzoeken. Misschien is er weinig geloof, weinig persoonlijk contact met God, weinig gebedsleven. We moeten de Heer vragen —door de tussenkomst van zijn Moeder en onze Moeder— onze liefde voor Hem te doen groeien, ons de gelegenheid te geven de zoetheid van zijn aanwezigheid te smaken. Want alleen in het liefhebben bereikt men de vrijheid ten volle: de vrijheid om het voorwerp van onze liefde nooit, tot in de eeuwigheid, te willen loslaten.