Lijst van punten

Er zijn 5 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Vrede → vrijheid en hoop.

Onze Moeder de Heilige Kerk heeft zich altijd uitgesproken voor de vrijheid en zij heeft alle fatalismen afgewezen, de oude en de minder oude. Zij heeft altijd onderstreept, dat elke ziel haar eigen lot kan bepalen, ten goede of ten kwade: “en zij die niet van de goede weg zijn afgedwaald, zullen het eeuwige leven binnengaan; en zij die kwaad begaan hebben het eeuwige vuur” (Symbolum Quicumque, 41). Wij zijn telkens weer onder de indruk van dit verschrikkelijke vermogen van u en van mij. Maar dit vermogen is tevens het teken van onze adel. “De zonde is zozeer een vrijwillig kwaad, dat er geen zonde kan zijn die niet zijn oorsprong heeft in de wil. Die verklaring bergt in zich een dergelijke duidelijkheid, dat ze eenstemmigheid brengt onder het kleine aantal wijzen en het grote aantal onwetenden dat onze aarde bewoont” (H. Augustinus, De vera religione, 14, 27 (PL 34, 133)).

Ik verhef opnieuw mijn hart in een dankzegging tot God, mijn Heer, want er was niets dat Hem belette ons zo te scheppen dat we niet konden zondigen, begiftigd met een onweerstaanbare drang naar het goede. Maar “Hij heeft geoordeeld, dat zijn dienaren beter zouden zijn, als ze Hem vrij zouden dienen” (Ibidem, 14, 27 (PL 34, 134)). Hoe groots zijn de liefde en de barmhartigheid van onze Vader! Oog in oog met zijn 'goddelijke dwaasheden' voor zijn kinderen zou ik duizend monden en duizend harten en meer nog willen hebben, opdat mijn leven een ononderbroken lofzang zou kunnen zijn voor God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest. Bedenk dat de Almachtige, Hij die door zijn Voorzienigheid de wereld bestuurt, geen slaven wil. Hij heeft liever vrije kinderen. Hoewel we proni ad peccatum, geneigd tot de zonde, geboren worden door de val van het eerste paar, heeft hij in de ziel van ieder van ons een sprankje van zijn oneindig inzicht, de neiging tot het goede, het verlangen naar een vrede zonder einde gelegd. En Hij laat ons begrijpen dat we waarheid, geluk en vrijheid zullen verwerven als we ervoor zorgen, dat dit zaad van eeuwig leven wortel schiet.

De ene slavernij voor de andere slavernij. Als we nu toch slaaf moeten zijn, omdat het menszijn daar nu eenmaal uit bestaat, dan kunnen we ons maar beter slaven van God weten, uit liefde. Want op hetzelfde moment verkeren we niet meer in slavernij, maar worden we vrienden, kinderen. En dan blijkt het verschil. We treden fatsoenlijke wereldse bezigheden tegemoet met dezelfde hartstocht en volharding als anderen, maar met vrede in het diepst van onze ziel; met vreugde en hemelse rust ook te midden van strijdigheden, want we stellen ons vertrouwen niet in wat er gebeurt, maar in wat voor altijd blijft. Wij zijn dus geen kinderen van een slavin, maar van de vrije vrouw (Gal 4, 31).

Waar komt die vrijheid voor ons vandaan? Van Christus, onze Heer. Het is de vrijheid waarmee Hij ons vrijgekocht heeft (vgl. Gal 4, 31). En daarom leert Hij: Als de Zoon u vrijmaakt, zult gij werkelijk vrij zijn (Joh 8, 36). Wij, christenen, hoeven aan niemand de werkelijke betekenis van dit geschenk te vragen, want de enige vrijheid die de mens redt, is de vrijheid van Christus.

Ik spreek graag over het avontuur van de vrijheid, want zo verlopen uw en mijn leven. Vrij —als kinderen en niet als slaven, excuseer dat ik er op blijf hameren— volgen we het pad dat de Heer voor ieder van ons heeft uitgestippeld. Wij ervaren die bewegingsvrijheid als een Godsgeschenk.

In vrijheid, zonder enige dwang, omdat ik het wil, kies ik voor God. En ik leg me erop toe te dienen, mijn bestaan te veranderen in een geschenk aan anderen, uit liefde voor Christus, mijn Heer. Die vrijheid laat me uitroepen, dat niets op aarde mij kan scheiden van de liefde Gods (vgl. Rom 8, 39).

Men kan zeggen, dat onze Heer in het licht van de zending, die Hij van de Vader gekregen had, bij de dag leefde, zoals Hij ook adviseerde in een van die zeer beeldende lessen die uit zijn goddelijke mond te horen waren: Hij sprak nu tot zijn leerlingen: Daarom zeg Ik u: weest niet bezorgd voor uw leven, wat ge zult eten en ook niet voor uw lichaam, wat ge zult aantrekken. Het leven is meer dan het voedsel en het lichaam meer dan de kleding. Let eens op de raven; ze zaaien niet en maaien niet, ze hebben geen voorraadkamer of schuur, maar God voedt ze. Hoeveel meer zijt gij dan de vogels… Let eens op de bloemen, hoe ze groeien; zij spinnen noch weven. Toch zeg Ik u: zelfs Salomo in al zijn pracht was niet gekleed als een van hen. Als God nu het veldkruid, dat er nu nog staat en morgen in de oven wordt geworpen, zó kleedt, hoeveel te meer dan u, kleingelovigen? (Luc 12, 22­24 en 27­28).

Als we leven met meer vertrouwen op de goddelijke Voorzienigheid, als we leven —en dat met een sterk geloof!— in de zekerheid van die dagelijkse bescherming, dat het ons nooit aan iets zal ontbreken, wat zou ons dan een hoop zorgen en ongerustheid bespaard blijven. Heel wat bezorgdheid zou verdwijnen die naar het woord van Jezus eigen is aan de heidenen, aan de mensen in de wereld (Luc 12, 30), aan hen die te weinig gericht zijn op het bovennatuurlijke. Met de vertrouwelijkheid van een vriend, van een priester, van een vader zou ik u er voor alle omstandigheden aan willen laten denken, dat wij door de barmhartigheid van God kinderen zijn van onze Almachtige Vader die in de hemel is en tegelijkertijd in de beslotenheid van ons hart. Ik zou het met gloeiende letters in uw geest willen prenten, dat er geen enkele reden in deze wereld is om niet met optimisme, met een ziel die vrij is van zaken die eerst onmisbaar leken, over deze aarde rond te lopen. Immers uw Vader weet wel, dat gij dat alles nodig hebt (Ibidem) en Hij zal er voor zorgen. Geloof me: alleen op die wijze gedragen we ons als heren der schepping (vgl. Gen 1, 26­31). Zo alleen ontlopen we de droeve slavernij waartoe zo velen vervallen zijn als gevolg van het feit dat ze hun kindschap van God vergeten waren, terwijl ze zich heel wat moeite getroostten voor een morgen of overmorgen die ze misschien niet eens zullen beleven.

J@#ubilate Deo. Exsultate Deo adiutori nostro (Ps 81, 2 (Introïtus van de Mis)). Juicht God ter eer. Jubelt voor God, onze enige Sterkte. Wie dit niet begrijpt, Jezus, weet niets van liefde, zonde of ellende. Ik ben een armzalig mens en ik ken zonde, liefde en ellende. Weet u wat het is opgeheven te worden naar het hart van God? Begrijpt u dat een ziel voor het aanschijn van de Heer treedt, zijn hart voor Hem opent, Hem zijn klachten voorlegt? Ik beklaag me bijvoorbeeld als Hij jonge mensen tot Zich roept die Hem op aarde nog vele jaren hadden kunnen dienen en beminnen; omdat ik het niet begrijp. Het zijn echter verzuchtingen vol vertrouwen. Ik weet dat ik, als ik me losmaak uit de armen van God, direct zal struikelen. Daarom voeg ik er onmiddellijk, terwijl ik de plannen van de Hemel aanvaard, langzaam aan toe: Moge hij gedaan en vervuld worden, laat hij geloofd en eeuwig geprezen zijn, de allerrechtvaardigste en allerbeminnelijkste Wil van God boven alle dingen. Amen. Amen.

Dat is de wijze van doen die het evangelie ons leert, de zeer heilige spitsvondigheid en de bron van succes in de apostolische arbeid. Het is de oorsprong van onze liefde en onze vrede: de liefde en vrede van de kinderen Gods. Het is het pad waarlangs we genegenheid en hemelse rust naar de mensen kunnen doorgeven. Onze dagen zullen alleen in Liefde hun voleinding vinden als we ons werk geheiligd hebben en daarin het verborgen geluk gezocht hebben van de zaken van God. We zullen ons gedragen met de heilige schaamteloosheid van kinderen en we zullen de schaamte —de schijnheiligheid— van de volwassenen afwijzen die bang zijn naar hun Vader terug te keren, als hun het fiasco van een val overkomen is.

Ik eindig met de groet van de Heer die het evangelie ons overlevert: pax vobis. Vrede zij met u… En de leerlingen werden vervuld met vreugde bij het zien van de Heer (Joh 20, 19­20), van de Heer die ons naar de Vader voert.

God wordt het vergeven nooit moe

De Heilige Schrift merkt op, dat ook de rechtvaardige zevenmaal valt (Spr 24, 16). Elke keer na het lezen van die woorden huivert mijn ziel met een heftige schok van liefde en van smart. Nogmaals komt de Heer ons tegemoet, met dit goddelijk vermaan, om ons te spreken over zijn barmhartigheid, zijn tederheid, zijn goedertierenheid, die geen einde kennen. Wees ervan overtuigd: God wil onze ellende niet, maar hij kent die wel en hij rekent juist op onze zwakheden om van ons heiligen te maken.

Een schok van liefde, zei ik zojuist. Kijk ik naar mijn leven, kijk ik eerlijk, dan zie ik dat ik niets ben, niets waard ben, niets heb, niets kan; sterker, ik ben het niets! Hij echter is het al en, tegelijkertijd, is Hij van mij, en ik ben de zijne omdat Hij mij niet afwijst, omdat Hij zich voor mij overgeleverd heeft. Hebt u ooit een grotere liefde mogen zien?

En een schok van smart, want ik overzie mijn gedrag en schrik van de opeenhoping van mijn nalatigheden. Het is voldoende de uren van deze dag, sinds ik opgestaan ben, te onderzoeken om zoveel gebrek aan liefde en aan trouwe beantwoording te ontdekken. Dit gedrag van mij doet me werkelijk verdriet, maar het berooft me niet van de vrede. Ik werp me voor God op de knieën en zet mijn situatie duidelijk uiteen. Onmiddellijk krijg ik de zekerheid van zijn hulp. En in het diepst van mijn hart hoor ik Hem langzaam herhalen: meus es tu (Jes 43, 1); Ik wist —Ik weet— hoe het met je gesteld is; vooruit, verder!

Op een andere manier kan het niet. Als we voortdurend onze toevlucht nemen tot het ons in aanwezigheid van de Heer brengen, zal ons vertrouwen toenemen bij het vaststellen dat zijn Liefde en zijn roepstem aktueel blijven: God wordt het nooit moe ons te beminnen. De hoop laat ons zien, dat wij, zonder Hem, er niet in slagen zelfs de kleinste plicht te vervullen. Met Hem daarentegen, met zijn genade, helen onze wonden; worden wij weer bekleed met zijn kracht om alle aanvallen van de vijand te weerstaan, en zullen wij ons beteren. Kortom: de wetenschap dat wij slechts aarden kruiken zijn, dient vooral tot het versterken van onze hoop op Jezus Christus.