Lijst van punten

Er zijn 3 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Luiheid → in de arbeid.

Ik waarschuw u, en zonder opschepperij van mijn kant, dat ik onmiddellijk weet of dit betoog van mij het ene oor in en het andere weer uit gaat, of dat het binnen glijdt bij iemand die luistert. Mag ik mijn hart voor u openen, zodat u me kunt helpen dank te brengen aan God? Toen ik in 1928 zag wat de Heer van mij verlangde, ben ik direct aan de slag gegaan. In die tijd —dank U, God, er was veel te lijden en veel lief te hebben— verklaarde men mij voor gek. Anderen noemden mij, met een overdaad aan begrip, een 'dromer', maar een dromer van onhaalbare dromen. Ondanks alle moeilijkheden en mijn eigen kleinheid ging ik door zonder me te laten ontmoedigen. Omdat dat niet van mij was, ontvouwde zich een weg te midden van de moeilijkheden. En nu is het een werkelijkheid die zich uitstrekt over de hele aarde, van pool tot pool. De meeste mensen zien daar niets vreemds in, omdat de Heer ervoor gezorgd heeft, dat het erkend is als zijn zaak.

Ik heb u gezegd, dat ik maar twee woorden met iemand hoef te spreken en ik weet of hij me begrijpt of niet. Ik ben niet als een kloek die haar eieren uitbroedt en waar een vreemde hand een eendeëi bij legt. Dagen gaan voorbij en pas als de kuikens hun schalen breken, als ze die pluisbal plomp heen en weer ziet scharrelen —een flappoot naar de ene kant, een naar de andere kant— begrijpt ze dat het niet een van haar kuikens is en dat het nooit zal leren kakelen, hoeveel moeite ze zich er ook voor geeft. Ik heb nooit iemand onheus behandeld die me de rug toekeerde en ook niet mensen die mijn verlangen hen te helpen met een belediging beantwoordden. Zo werd ik, rond 1939, getroffen door een opschrift op een gebouw waarin ik een retraite voor studenten gaf. Daar stond geschreven: “laat ieder lopen langs zijn eigen laan”; dat is een raad waar men zijn voordeel mee kan doen.

Strijd tegen die overdaad aan begrip die iedereen voor zichzelf heeft: stel eisen! Soms denken we te veel aan onze gezondheid; aan ontspanning, die niet mag ontbreken in de mate die we nodig hebben om weer met hernieuwde kracht aan de slag te kunnen gaan. Maar 'ontspanning —schreef ik alweer heel wat jaren terug— betekent niet niets doen, maar zich ontspannen door bezigheden, die minder inspanning vergen'.

Op andere momenten nemen we er —met slappe smoesjes— wat al te veel ons gemak van, vergeten we de gezegende verantwoordelijkheid die op onze schouders rust. We doen wat minimaal nodig is om ons er van af te kunnen maken. We laten ons leiden door redenen zonder rede om met de armen over elkaar te gaan zitten, maar Satan en zijn bondgenoten nemen geen vakantie. Luister goed en overweeg wat Sint Paulus schrijft aan christenen die van beroep slaaf waren; hij spoorde hen aan hun meesters te gehoorzamen: niet als ogendienaars om de mensen te behagen, maar als slaven van Christus, die Gods wil van harte volbrengen. Dient welgemoed in de mensen de Heer (Ef 6, 6-7). Een goede raad om opgevolgd te worden door u en door mij.

We gaan onze Heer, Jezus Christus, vragen om licht en Hem smeken ons te helpen —elk ogenblik— de goddelijke betekenis te ontdekken die de roeping tot ons beroep omvormt tot de spil waaraan de oproep tot heiligheid die tot ons gericht is, bevestigd is en ronddraait. In het evangelie kunt u lezen, dat Jezus bekend was als faber, filius Mariae (Mar 6, 3), timmerman, zoon van Maria. Wel, met een heilige trots moeten we dus met daden laten zien, dat we werkers zijn, mannen en vrouwen die zich inspannen!

Aangezien ons gedrag elk moment het gedrag dient te zijn van een gezant van God, dient het voor ons ook een levende werkelijkheid te zijn, dat we Hem niet trouw dienen als we ons werk in de steek laten. Als we niet de inspanning en zelfverloochening van anderen delen in het vervullen van onze beroepsplichten. Als men ons zou kunnen bestempelen als lui, inaccuraat, lichtzinnig, ordeloos, leeglopers, nutteloos… Want wie deze, schijnbaar minder belangrijke, plichten verwaarloost, kan moeilijk in die van het bovennatuurlijk leven overwinnen die stellig heel wat zwaarder zijn. Wie betrouwbaar is in het kleinste, is ook betrouwbaar in het grote; en wie onrechtvaardig is in het kleinste, is ook onrechtvaardig in het grote (Luc 16, 10).

Toch komt het voor, dat sommige —brave, bovenstebeste— mensen met woorden overtuigd belijden dat zij het schone ideaal van het geloof willen verbreiden, maar in de praktijk zich beperken tot een luchtig en lichtvaardig opgevat beroepsleven. Het lijken warhoofden. Als we dergelijke zogenaamde christenen ontmoeten, moeten we hen helpen, vriendelijk maar duidelijk en als het nodig is teruggrijpen naar het evangelische middel van de broederlijke vermaning. Broeders, als iemand op een misstap betrapt wordt, moet gij, geestelijke mensen, zo iemand in een geest van zachtmoedigheid oprichten; let tegelijk op jezelf, jij kunt ook in verzoeking komen. Helpt elkaars lasten te dragen; op die manier zult ge de wet van Christus vervullen (Gal 6, 1-2). En als er buiten het feit dat ze katholiek van beroep zijn, nog andere argumenten een rol spelen —ze zijn ouder, hebben meer ervaring of verantwoordelijkheid— dan is er voor ons des te meer reden om te spreken en moeten we zorgen dat ze reageren en meer gewicht zullen hechten aan hun beroepsleven. Laten we hen helpen als een goede vader, als een leermeester, zonder te vernederen.

Het maakt indruk rustig na te denken over het gedrag van de apostel Paulus: Hoe gij ons moet navolgen, is u bekend; wij hebben bij u geen werk geschuwd en niemands brood om niet gegeten. Dag en nacht hebben wij gearbeid, met veel moeite om niemand van u tot last te zijn… Ook toen wij bij u waren, hielden wij u telkens deze regel voor: als iemand niet wil werken, zal hij ook niet eten (2 Tess 3, 7-8 en 10).