Lijst van punten

Er zijn 3 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Luiheid → luiheid in de ascetische strijd .

Verkwik u door het kindschap Gods. God is een Vader vol tederheid, vervuld van oneindige liefde. Noem Hem door de dag vaak ?Vader? en zeg Hem —tussen Hem en u alleen, in uw hart— dat u Hem bemint, dat u Hem aanbidt: dat u zich trots en sterk voelt nu u zijn kind bent. Dit veronderstelt een schema voor het inwendig leven dat al uw vroomheidsbetuigingen aan God —nogmaals, niet veel, maar wel constant— moet kanaliseren, dat u in staat zal stellen u de gevoelens en manieren van een goed kind eigen te maken.

Ik moet u nog wel waarschuwen tegen het gevaar van de sleur —echt de dood voor de vroomheid— die zich vaak aandient onder het mom van het verlangen grote dingen te realiseren of aan te pakken, terwijl men uit gemakzucht de dagelijkse plichten verwaarloost. Als u deze neiging ontdekt, plaats u dan oprecht van hart voor het aanschijn van de Heer. Bedenk of de verveling van almaar dezelfde strijd niet ontstaat, omdat u God te weinig zoekt. Kijk of —uit gebrek aan edelmoedigheid, aan offervaardigheid— de stipte volharding bij het werk niet verzwakt is. Dan lijken uw vrome gewoonten, uw kleine verstervingen, uw apostolische arbeid die niet direct resultaat oplevert, verschrikkelijk steriel. We voelen ons leeg en we beginnen misschien te dromen over nieuwe plannen om de stem van de hemelse Vader te smoren die volstrekte trouw vraagt. En met een nachtmerrie van grootheidswaan in de ziel raken we de meest zekere realiteit kwijt, de weg die ons rechttoe rechtaan tot de heiligheid voert. Dit is het duidelijkste teken dat we de bovennatuurlijke visie kwijt zijn, de overtuiging dat we kleine kinderen zijn, de stellige wetenschap dat onze Vader in ons wonderen bewerkstelligt als we met nederigheid opnieuw beginnen.

Daar waar wij ons bevinden, spoort de Heer ons aan: waakt! Laten we na deze vraag van God ons geweten voeden met hoopvol verlangen naar heiligheid, met daden. Geef mij uw hart, mijn zoon (Spr 23, 26), fluistert Hij ons in het oor. Houd op luchtkastelen te bouwen, besluit uw ziel te openen voor God, want alleen in de Heer zult u een echt fundament vinden voor uw hoop en voor het weldoen aan de anderen. Wanneer men niet strijdt met zichzelf, wanneer men de vijanden die de innerlijke burcht belagen —trots, afgunst, zingenot van het lichaam en van de ogen, zelfgenoegzaamheid, een dwaze zucht naar losbandigheid— niet definitief afslaat, wanneer er geen innerlijk gevecht meer is, zullen alle meer edele idealen verdorren als een bloem in het gras. De zon komt op met haar verzengende hitte; zij doet het gras verdorren, de bloem valt af en heel haar luister is verdwenen (Jak 1, 10­11). Dan zullen ontmoediging en droefheid in de kleinste spleten ontspruiten, als onkruid dat alles overwoekert.

Jezus neemt geen genoegen met een aarzelend gestamelde instemming. Hij maakt er aanspraak op en heeft er recht op dat wij vastberaden, zonder concessies aan moeilijkheden, onze weg gaan. Hij verwacht flinke en concrete stappen. Al te algemeen geformuleerde voornemens leiden immers meestal tot bijna niets. Die zo weinig omlijnde voornemens lijken me bedrieglijke hersenspinsels die de goddelijke stemmen, die het hart hoort, tot zwijgen brengen. Het zijn dwaallichten die niet branden en geen warmte geven. Het zijn voornemens die net zo vlug verdwijnen als ze opgekomen zijn.

Daarom zou ik overtuigd zijn van de oprechtheid van uw pogingen om het doel te bereiken als ik u er welbewust op af zie gaan. Doe het goede, door uw gewone houding tegenover de bezigheden van elk moment te herzien. Beoefen de gerechtigheid, met name in de omgeving waar u gewoonlijk verkeert, ook al gaat u gebukt onder vermoeidheid. Koester het geluk van de mensen om u heen, door de anderen met blijdschap te dienen op uw werkplek, door u in te spannen uw eigen werk zo volmaakt mogelijk uit te voeren, door begrip, door een glimlach, met de houding van een gedoopte. En alles voor God, met zijn glorie in gedachten, met de blik omhoog, hunkerend naar het uiteindelijke Vaderland, want alleen dat doel loont de moeite.

Het belang van strijd

Er is een list waarvoor ik u moet waarschuwen. De duivel —hij neemt nooit vakantie— voelt zich niet te min die list toe te passen om ons de vrede te ontnemen. Misschien bekruipt u op een bepaald moment twijfel, de verleiding te denken dat er een treurige teruggang is, of dat er nauwelijks sprake van vooruitgang is. Zelfs kan de overtuiging post vatten, dat er niettegenstaande onze moeite ons te beteren sprake is van een verslechtering. Ik verzeker u, dat een dergelijke pessimistische inschatting gewoonlijk de weerslag is van een verkeerd verwachtingspatroon, een bedrog dat beter afgewezen kan worden. Het kan, in dat soort gevallen, gebeuren, dat de ziel opmerkzamer wordt, het geweten verfijnder, de liefde veeleisender. En het kan ook gebeuren, dat de werking van de genade intenser verlichting brengt en veel details in het oog laat springen, die in de schemering niet opgemerkt zouden zijn. Wat daar van zij, onderzoekt u die onrust nauwkeurig, want de Heer vraagt ons, met zijn licht, meer nederigheid en edelmoedigheid. Geef toe, dat de Voorzienigheid van God ons zonder onderbrekingen leidt en dat Hij niet beknibbelt op zijn hulp —met indrukwekkende en kleinere wonderen— waarmee Hij zijn kinderen vooruit wil helpen.

Militia est vita hominis super terram, et sicut dies mercenarii, dies eius (Job 7, 1), het leven van de mens op aarde is een krijgsdienst, zijn dagen verstrijken onder de druk van het werk. Niemand ontsnapt aan deze wetmatigheid; ook niet de gemakzuchtigen die er niet achter willen komen: zij deserteren uit de gelederen van Christus. Zij storten zich in andere gevechten om voldoening te vinden voor hun luiheid, hun ijdelheid, hun kleinzielige ambities. Zij trekken op als slaven van hun grillen.

Aangezien het strijden als zodanig overeenstemt met de menselijke natuur, is het van belang dat wij zorgen onze taken te vervullen met volharding, vol goede wil biddend en werkend, met de goede bedoeling, met de blik op wat God graag heeft. Zo zal onze zucht naar Liefde haar bevrediging vinden. Zo trekken wij voort naar de heiligheid, ook al moeten wij aan het einde van elke dag vaststellen, dat er nog een lange weg te gaan is.

Vernieuw elke morgen met een serviam!, met een vastbesloten ?U zal ik dienen, Heer?, het voornemen niet op te geven, niet te vervallen tot luiheid of nietsnutten, de bezigheden met meer hoop, met meer optimisme aan te vatten. Wees ervan overtuigd, dat u en ik als verliezer uit een schermutseling te voorschijn kunnen treden, en toch met een oprechte akt van liefde die nederlaag te boven zullen komen.

Verwijzingen naar de H. Schrift