Lijst van punten

Er zijn 5 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Zuiverheid → vrijheid om te beminnen.

Vruchten van matigheid

Matigheid is zelfbeheersing. Niet aan elke opwelling van ons lichaam of onze ziel hoeft zonder meer gehoor gegeven te worden. Niet alles wat gedaan kan worden, moet gedaan worden. Het is vrij gemakkelijk zich te laten leiden door aandriften die natuurlijk genoemd worden; maar aan het eind van die weg treft men droefheid en afzondering in eigen misère.

Bepaalde mensen willen niets ontzeggen aan hun maag, hun ogen, hun handen. Zij weigeren te luisteren naar het advies een smetteloos leven te leiden. Het vermogen tot voortplanting —een edele werkelijkheid, meewerken met de scheppingsmacht van God— gebruiken ze ongeordend, als een instrument ten dienste van hun egoïsme.

Maar ik heb nooit graag over onzuiverheid gesproken. Ik wil de vruchten van de matigheid bekijken, ik wil de mens werkelijk als mens zien, niet gehecht aan zaken die meer uitstralen dan ze waard zijn, de snuisterijen die een ekster verzamelt. Zo'n mens kan afzien van wat de ziel schaadt en is zich ervan bewust dat zijn offer alleen maar naar de schijn een offer is: want wie zo leeft —met offers— bevrijdt zich van veel slavernijen en zal uiteindelijk, diep in zijn hart, de liefde van God smaken.

Het leven krijgt zo de schakeringen terug die door de onmatigheid vervaagd waren. We zijn dan weer in staat ons om de ander te bekommeren, wat van ons is met allen te delen, ons te wijden aan grote taken. Matigheid brengt een sobere, bescheiden, begripsvolle mens voort. Zij vergemakkelijkt het hebben van een bescheiden houding wat altijd aantrekkelijk is, omdat we zo in het gedrag de suprematie van het verstand waarnemen. Matigheid staat niet voor begrenzing, maar voor grootsheid. De onmatige moet zich veel meer ontzeggen, doordat het hart afziet van zichzelf en zich aan de eerste de beste, die zich aandient met het schamele geluid van een blikken koebel, onderdanig maakt.

Dat Jezus Christus ons voorbeeld moet zijn, het voorbeeld voor alle christenen, dat weet u heel goed, want dat hebt u al vaak gehoord en overwogen. U hebt het bovendien voorgehouden aan heel wat zielen, in uw apostolaat —menselijke omgang met een goddelijke bedoeling— dat al een deel is van uw ik. U hebt het herhaald, telkens als het ging om dat wonderlijke middel dat de broederlijke vermaning is, zodat hij die de vermaning hoorde, zijn gedrag zou kunnen vergelijken met dat van onze oudste Broer, de Zoon van Maria, de Moeder van God en onze Moeder.

Jezus is het voorbeeld. Hij heeft het gezegd: discite a me (Mat 11, 29), leert van Mij. Vandaag zou ik graag willen spreken over een deugd die, zonder de enige of de eerste te zijn, toch in het christenleven de rol vervult van zout dat bederf tegengaat, de deugd die de toetssteen is voor de apostolische ziel: de deugd van de heilige zuiverheid.

De goddelijke deugd van de liefde toont zich uiteraard als de meest verheven deugd; maar de kuisheid is een middel 'sine qua non', een noodzakelijke voorwaarde om dit intieme gesprek met God aan te knopen. Wie geen moeite doet haar te bewaren, wie er niet voor strijdt, eindigt als een blinde. Hij ziet niets, omdat de vleselijke mens de zaken die van de Geest van God komen, niet waarneemt (1 Kor 2, 14).

Wij willen zien met reine blik, bezield door de prediking van de Meester: Zalig de zuiveren van hart, want zij zullen God zien (Mat 5, 8). De Kerk heeft deze woorden altijd voorgehouden als een aansporing tot kuisheid. “Zij die een volledig zuiver geweten hebben en zij die de kuisheid beminnen —zegt de heilige Johannes Chrysostomus— houden een gezond hart. Geen enkele deugd is zo noodzakelijk als deze om God te kunnen zien” (H. Johannes Chrysostomus, In Matthaeum homiliae, 15, 4 (PG 57, 227)).

Het hele hart prijsgeven

Het is nodig, dat ik u in herinnering breng, dat u het geluk niet zult vinden buiten het vervullen van uw christelijke verplichtingen. Als u die verwaarloost, wordt u achtervolgd door bittere spijt en zult u ongelukkig zijn. Zelfs de allergewoonste dingen die een beetje geluk brengen en geoorloofd zijn, kunnen bitter als gal worden, zuur als azijn en smerig als koningsgeel.

Ieder van u, en ook ik, laten we ons in vertrouwen tot Jezus wenden: Heer, ik ben vast van plan te strijden en ik weet, dat Gij geen slag verliest; ik weet dat, als ik soms het onderspit moet delven, het komt, doordat ik me van U afgewend heb. Neem mij bij de hand, heb geen vertrouwen in mij, laat mij niet vallen!

U zult denken: Maar Vader, ik ben zo gelukkig! Ik bemin Jezus Christus zozeer! Al ben ik stof, van de aarde genomen, ik wil met de hulp van God en zijn allerheiligste Moeder de heiligheid bereiken. Ik trek dat niet in twijfel. Deze aansporingen zijn alleen bedoeld als waarschuwing voor het geval zich een moeilijkheid voordoet.

Tegelijkertijd moet ik u herhalen, dat het bestaan van de christen —het uwe en het mijne— een leven van liefde is. Dit hart van ons is geschapen om lief te hebben. En als we er geen zuiver, helder en edel object aan geven, neemt het wraak en verdrinkt het in de ellende. De echte liefde tot God —de reinheid van leven dus— staat even ver af van wellust als van ongevoeligheid, even ver van alle sentimentaliteit als van harteloosheid of een stenen hart.

Het is een straf geen hart te hebben. Wie nooit geleerd heeft met tederheid te beminnen, treft een groot ongeluk. Wij, christenen, zijn verliefd op de Liefde: de Heer wil niet dat wij dor en stug zijn als dode stof. Hij wil dat wij doordrenkt zijn van zijn genegenheid. Wie omwille van God afstand doet van de menselijke liefde, is geen verstokte vrijgezel, zoals mensen die zielig, ongelukkig en bedrukt zijn, doordat ze de edelmoedigheid om in reinheid lief te hebben versmaadden.

Menselijke liefde en kuisheid

Om mijn intieme omgang met de Heer te voeden heb ik me, ik heb het u al vaak verteld, ook vaak bediend van —het kan mij niet schelen als het bekend wordt— die populaire liedjes die iedereen kent en die bijna altijd over liefde gaan: die vind ik echt heerlijk. De Heer heeft mij en enkelen onder u gekozen om helemaal voor Hem te zijn. Wij transponeren die eerlijke liefde uit de mensenliedjes naar een goddelijk niveau. Dat doet de Heilige Geest in het lied aller liederen, het lied bij uitstek, het Hooglied; en dat hebben de grote mystieken uit alle tijden gedaan.

Neemt deze verzen van de heilige Teresa van Avila nog eens door: “Als Gij wilt, dat ik me verheug, / wil ik me uit liefde verheugen; als Gij me vraagt, dat ik nu werk, / wil ik stervende nog werken. Zeg mij waar en hoe en wanneer? / Zeg, zoete Liefde, zeg mij: wat wilt Gij, dat mij geschieden zal?” (H. Teresa van Avila, Vuestra Soy, para Vos nací. Poesías, 5, 9; [Si queréis que esté holgando, / quiero por amor holgar; / si me mandáis trabajar, / morir quiero trabajando. / Decid¿dónde, cómo y cuándo? / Decid, dulce Amor, decid: / ¿Que mandáis hacer de mi?]). En ook dit gedicht van de heilige Johannes van het Kruis dat werkelijk meeslepend begint: “Een bedroefde, eenzame herdersknaap / die anderen genoegen en vreugde laat, / is bij zijn herderin met zijn gedachten / en met zijn door liefde geprangde hart” (H. Johannes van het Kruis, Otras canciones a lo divino de Cristo y el alma. Poesías, 10; [Un pastorcico solo está penado, / ajeno de placer y de contento, / y en su pastora puesto el pensamiento / y el pecho del amor muy lastimado]).

De menselijke liefde boezemt mij, indien zij zuiver is, een mateloos ontzag en een onuitsprekelijke eerbied in. Wat zouden wij te kort schieten, als wij de heilige en nobele genegenheid van onze ouders niet op waarde zouden weten te schatten. Aan hen hebben wij een groot deel van onze vriendschap met God te danken. Ik zegen deze liefde met beide handen. En als men mij vraagt: waarom met twee handen, is mijn antwoord meteen: omdat ik er geen vier heb!

Gezegend zij de menselijke liefde! Van mij heeft de Heer echter meer gevraagd. En, zoals de katholieke theologie bevestigt, is het zich uit liefde tot het Rijk der Hemelen volledig overgeven aan Jezus alleen en —door Jezus— aan alle mensen, nog verhevener dan de huwelijksliefde, ook al is het huwelijk een sacrament en een sacramentum magnum (Ef 5, 32), een groot sacrament.

Hoe dan ook, ieder zal op zijn eigen plaats, met de roeping die God in zijn ziel heeft ingestort —vrijgezel, gehuwd, weduwnaar, priester— zich inzetten op fijnzinnige wijze te leven in kuisheid, de deugd voor allen die strijd vraagt van allen, en fijngevoeligheid, tact, strengheid, en die fijnzinnigheid die zich alleen doet gelden als wij onszelf naast het liefdevol hart van Christus aan het kruis opstellen. Maak u geen zorgen, als u soms de bekoring voelt die u belaagt. Voelen is één zaak, instemmen een andere. De verleiding laat zich gemakkelijk terugdringen, met de hulp van God. Wat wij nooit moeten doen, is met de bekoring een gesprek aangaan.

Gewoonlijk stel ik dat er drie zaken zijn die ons op aarde met vreugde vervullen en in de hemel het eeuwig geluk bereiden: een hechte, fijnzinnige, blijde en onwankelbare trouw aan het geloof, trouw aan de roeping die iedereen ontvangen heeft en trouw aan de zuiverheid. Wie blijft haken aan de doornen onderweg —zinnelijkheid, hoogmoed…— zal daar uit eigen wil blijven en, tenzij hij zich betert, ongelukkig worden doordat hij de Liefde van Christus de rug heeft toegekeerd.

Nogmaals stel ik dat wij allemaal onze zwakheden hebben. Maar deze zwakheden mogen er nooit toe leiden, dat wij ons afsluiten voor de Liefde van God. Zij dienen er juist toe dat wij ons onder bescherming van die Liefde stellen, dat wij ons opsluiten in die goddelijke goedheid, zoals de strijders van weleer zich opsloten in hun wapenrusting: het ecce ego, quia vocasti me (1 Sam 3, 6 en 8) —hier ben ik, want Gij hebt mij geroepen— is onze verdediging. Wij hoeven ons niet van God te verwijderen als we onze broosheid ontdekken. Wij moeten onze zwakheden bestrijden, juist omdat God vertrouwen in ons heeft.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift