Lijst van punten

Er zijn 2 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Eenvoud → in het gebed en het apostolaat.

Slaan we opnieuw onze ogen op naar de Meester. Misschien hoort u nu ook het verwijt aan het adres van Tomas: Kom hier met uw vinger en bezie mijn handen. Steek uw hand uit en leg die in mijn zijde, en wees niet langer ongelovig, maar gelovig (Joh 20, 27). En, net als bij de apostel, zal uit uw ziel met oprecht berouw deze kreet opwellen: mijn Heer en mijn God (Joh 20, 28). Ik erken u definitief als mijn Meester en nu en altijd zal ik uw lessen als een schat bewaren en mij inspannen deze trouw te volgen.

Een paar bladzijden eerder in het evangelie beleven we opnieuw het tafereel waarin Christus zich teruggetrokken heeft om te bidden. En de leerlingen staan om Hem heen en kijken waarschijnlijk naar Hem. Als het gebed beëindigd is, besluit er één Hem te vragen: Heer, leer ons bidden, zoals Johannes het ook aan zijn leerlingen geleerd heeft. Hij sprak tot hen: wanneer ge bidt, zegt dan: Vader, uw Naam worde geheiligd (Luc 11, 1­2).

Let op het verrassende in dit antwoord: de leerlingen delen het leven van Jezus Christus en terwijl Hij met hen praat, duidt de Heer hun hoe ze moeten bidden. Hij openbaart hun het grote geheim van de goddelijke barmhartigheid: wij zijn kinderen van God en kunnen vol vertrouwen met Hem omgaan, zoals een kind praat met zijn vader.

Ik zie hoe sommigen het beoefenen van de vroomheid —de omgang van een christen met zijn Heer— benaderen. Ik krijg dan een onaangenaam beeld, theoretisch, vol formules, altijd dezelfde onbezielde liedjes die meer de anonimiteit bevorderen dan het persoonlijk gesprek, het tête-à-tête met God onze Vader. Een authentiek mondeling gebed is echter nooit anoniem. Ik herinner me dan die raad van de Heer: Als gij bidt, gebruik dan geen omhaal van woorden; want deze menen dat zij door hun veelheid van woorden verhoring zullen vinden. Volgt hun voorbeeld dus niet na, want vóórdat gij Hem vraagt, weet uw Vader wat gij nodig hebt (Mat 6, 7­8). In het commentaar van een Kerkvader lezen we: “Ik denk dat Christus ons vraagt het uitgebreide gebed te vermijden; en uitgebreid niet gerekend naar de tijd, maar naar de eindeloze hoeveelheid woorden… De Heer zelf heeft ons de weduwe ten voorbeeld gesteld die door haar aanhoudende smeekbeden de weerstand van de onrechtvaardige rechter overwon. En ook het voorbeeld van de vriend die ongelegen komt, midden in de nacht en die meer door zijn koppigheid dan door vriendschap bereikt dat zijn vriend het bed uit komt (vgl. Luc 11, 5­8; 18, 1­8). Met die voorbeelden spoort Hij ons aan volhardend te vragen, niet met gebeden zonder eind, maar door Hem onze noden eenvoudig voor te leggen” (H. Johannes Chrysostomus, In Matthaeum homiliae, 19, 4 (PG 57, 278)).

En als het u ondanks alles aan het begin van uw gebed niet lukt uw aandacht te concentreren om met God te spreken, als u zich dor voelt, als uw hoofd geen enkele gedachte kan formuleren en uw hart ongevoelig blijft, dan raad ik u aan, wat ik in dergelijke omstandigheden altijd doe: Stel u in de aanwezigheid van uw Vader en zeg Hem tenminste ?Heer, ik weet niets te bidden, er schiet me niets te binnen om aan U te zeggen… En u kunt er zeker van zijn, dat u op datzelfde moment begonnen bent met bidden.

Bovendien, wie heeft bepaald dat het nodig is merkwaardige en vreemde dingen te doen om over Christus te spreken en om zijn leer te verbreiden? Leef uw gewone leven; werk waar u bent, zorg ervoor daar uw plichten van staat te vervullen, de verplichtingen van uw beroep of werk na te komen, steeds beter, elke dag uzelf verbeterend. Wees trouw en vol begrip voor anderen en veeleisend voor uzelf. Wees offervaardig en blijmoedig. Dat zal uw apostolaat zijn. En zonder dat u —door uw eigen armzaligheid— het kunt verklaren, zullen ze uit uw omgeving naar u toe komen en in een vanzelfsprekend gesprek, gewoon na het werk, bij een familiebijeenkomst, in trein of bus, tijdens een wandeling, waar dan ook, met u praten over de onrust die ieder in zijn binnenste heeft, hoewel sommigen dat niet duidelijk beseffen. Ze zullen die onrust pas begrijpen, als ze op weg gaan om God echt te zoeken.

Vraag aan Maria, Koningin der Apostelen, de vaste wil deel te hebben aan het verlangen naar 'oogst en vangst' dat zindert in het Hart van haar Zoon. Ik verzeker u, dat u —als u begint— net als de vissers uit Galilea zult zien, dat uw boot tot over de rand gevuld zal worden. En u zult ook Christus zien die op het strand op u wacht. Want de vangst is van Hem.