Lijst van punten

Er zijn 3 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Allerheiligste maagd  → hoop.

Fouten en vergeving

Zo dicht is de Heer zijn schepsels genaderd, dat wij allen in ons hart hoogtehonger hebben en snakken nog hoger te komen, het goede te doen. Ik roep deze verlangens naar iets hogers juist nu in u op omdat ik u zou willen overtuigen van de zekerheid die Hij in uw ziel heeft gelegd. Als u die laat werken, zult u —daar waar u bent— als nuttig werktuig dienen, met een onverwachte doeltreffendheid. Om nu niet uit lafheid dit vertrouwen, waarmee God u vervuld heeft, te laten schieten, is het goed niet onnozel te speculeren over de moeilijkheden die u op uw levensweg zult ontmoeten.

Wij hoeven niet verbaasd te zijn. Wij slepen in onszelf —als gevolg van onze gevallen natuur— een begin van opstandigheid, van verzet tegen de genade mee. Het zijn de wonden van de erfzonde die door onze persoonlijke zonden weer gaan zweren. Maar hoe dan ook, wij zullen die tochten naar boven moeten ondernemen, die goddelijke en menselijke arbeid —die van elke dag— die altijd uitmonden in de liefde van God. Klim omhoog met nederigheid, met een rouwmoedig hart, vol vertrouwen op de hulp van God. Spreek uw beste krachten aan, alsof alles alleen van u zelf zou afhangen.

Sluit, terwijl wij strijden —een strijd die tot onze dood zal voortduren— de mogelijkheid niet uit dat de vijanden van buitenaf en van binnenuit zullen aanvallen. En alsof dat nog niet genoeg zou zijn, zullen u soms de fouten die u begaan hebt te binnen schieten, misschien wel heel veel. Als dat gebeurt —wat niet per se het geval zal zijn; het zal in elk geval geen vaste regel zijn— maak dan van die gelegenheid een motief u nog meer met de Heer te verenigen; omdat Hij, die u heeft uitverkoren als kind van God, u nooit in de steek zal laten. Hij laat de beproeving toe, opdat u meer zult beminnen en met helderder blik zijn niet aflatende bescherming zult ontdekken, zijn Liefde.

Ik blijf het zeggen, vat moed, omdat Christus, die ons vergaf aan het Kruis, zijn vergiffenis blijft aanbieden in het boetesacrament. En mocht iemand zondigen, dan hebben wij een voorspreker bij de Vader, Jezus Christus, de rechtvaardige. En Hij is de verzoening voor onze zonden, en niet alleen voor onze zonden, maar ook voor die der gehele wereld (1 Joh 2, 1­2).

Vooruit, wat er ook moge gebeuren. Houdt u stevig vast aan de arm van de Heer, en bedenk, dat God geen slagen verliest. Als u zich om welke reden dan ook van Hem hebt afgekeerd, reageert u dan met de nederigheid van het beginnen en opnieuw beginnen; doe alle dagen als de verloren zoon, doe het elke vierentwintig uur meer dan eens; met de nederigheid van het zuiveren van uw berouwvol hart in de biecht. Dat is werkelijk het wonder van Gods liefde. Door dit schitterend sacrament zuivert de Heer uw ziel en doet uw blijdschap en kracht overvloeien om niet te versagen in uw strijd en het niet moe te worden naar God terug te keren, ook al lijkt alles duister. Bovendien beschermt de Moeder van God, die ook onze Moeder is, u met de liefderijke zorg van een moeder, en zij leidt uw schreden.

De blik op de hemel gericht

Moge onze hoop groeien, zodat wij gesterkt worden in het geloof dat een vaste grond is van wat wij hopen, het overtuigt ons van de werkelijkheid van onzichtbare dingen (Heb 11, 1). Mogen wij groeien in deze deugd en dus de Heer smeken dat Hij zijn Liefde in ons vermeerdert. Immers, alleen hij wordt echt vertrouwd, die met alle kracht bemint. En het is de moeite waard de Heer te beminnen. U zult wel, net als ik, ervaren hebben dat wie verliefd is, zich zonder meer aan de ander overgeeft, in een prachtig klinkende harmonie van harten die kloppen in eenzelfde verlangen. Hoe zal dan de Liefde van God wel niet zijn? Weet u niet, dat Christus voor ieder van ons gestorven is? Ja, omwille van dat arme, kleine hart van ons werd het verlossende kruisoffer van Jezus volbracht.

De Heer spreekt ons vaak over de beloning die Hij met zijn dood en verrijzenis verdiend heeft. Ik ga heen om een plaats voor u te bereiden. En als Ik dan ben heengegaan en een plaats voor u heb bereid, kom Ik terug om u op te nemen bij Mij, opdat ook gij zult zijn waar Ik ben (Joh 14, 2­3). De hemel is het doel van ons aards levenspad. Jezus is ons voorgegaan en wacht daar onze komst af, in gezelschap van Maria en Jozef —die ik zozeer vereer—, van de engelen en de heiligen.

Er is nooit gebrek geweest aan ketters —ook niet in de apostolische tijd— die het erop gemunt hadden gelovigen de hoop te ontnemen. En als wij verkondigen dat Christus uit de doden is opgestaan, hoe kunnen dan sommigen onder u beweren, dat er geen opstanding van de doden bestaat? Als er geen opstanding van de doden bestaat, is ook Christus niet verrezen. En wanneer Christus niet is verrezen, is onze prediking zonder inhoud en uw geloof eveneens… (1 Kor 15, 12­14). De goddelijkheid van onze weg —Jezus, weg, waarheid en leven (vgl. Joh 14, 6)— staat er borg voor dat deze leidt naar het eeuwig geluk, als wij ons niet van Hem afzonderen.

Wat zal het prachtig zijn als onze Vader ons zegt: Goede en getrouwe dienaar, over weinig waart ge trouw, over veel zal Ik u aanstellen. Ga binnen in de vrede van uw Heer (Mat 25, 21). Wees hoopvol. Dat is het wonder van de contemplatieve ziel. Wij leven uit het geloof, de hoop en de liefde. En de hoop maakt ons machtig. Denk nog eens aan de heilige Johannes: Ik schrijf u, jongemannen, dat gij sterk zijt. Gods woord woont in u en gij hebt de boze overwonnen (1 Joh 2, 14). God dringt bij ons aan, omwille van de eeuwige jeugd van zijn Kerk en van de hele mensheid. Al het menselijke kunt u goddelijk maken, zoals koning Midas alles wat hij aanraakte, in goud veranderde.

Vergeet het nooit, na de dood zult u ontvangen worden door de Liefde. En in de liefde van God zult u bovendien alle zuivere liefde vinden die u op aarde bezat. De Heer heeft het zo beschikt, dat wij deze korte reis van ons bestaan afleggen met werken en, zoals zijn Eniggeborene, weldoende rond te gaan (vgl. Hand 10, 38). Ondertussen moeten wij alert zijn op het horen van de roep die de heilige Ignatius van Antiochië waarnam in zijn ziel, toen het uur van zijn marteldood aanbrak: “Kom naar de Vader” (H. Ignatius van Antiochië, Epistola ad Romanos, 7 (PG 5, 694)), kom naar uw Vader die vol verlangen op u wacht.

Vraag de heilige Maria, Spes nostra, onze hoop, dat zij in ons het heilig verlangen doet ontbranden allen bijeen te wonen in het huis van de Vader. Niets zal ons zorgen baren, als wij besluiten ons hart te verankeren in het verlangen naar het echte Vaderland: de Heer zal ons leiden met zijn genade en het schip met gunstige wind naar wolkeloze kusten stuwen.