Lijst van punten

Er zijn 2 punten in «Gesprekken met mgr. Escrivá» waarvan het onderwerp is Hiërarchie, kerkelijke  → trouw.

We zouden dit interview willen beginnen met een kwestie, die door tallozen op zeer verschillende wijze geïnterpreteerd wordt, de kwestie namelijk van het aggiornamento. Wat is naar uw mening de juiste betekenis van dit woord, en wel in zijn betrekking tot het leven van de Kerk?

Trouw. Voor mij betekent aggiornamento in eerste instantie: trouw. Een man is een beter echtgenoot, bestuurder of soldaat naarmate hij zich op ieder moment, in de meest uiteenlopende situaties van het leven, met meer trouw wijdt aan de eens op zich genomen verplichtingen van liefde en rechtvaardigheid. Deze fijngevoelige, in daden omgezette en voortdurende trouw kost moeite, zoals iedere toepassing van principes op de veranderlijke realiteit van het voorbijgaande moeilijk is. Maar daarom is trouw het beste verweer van de mens tegen geestelijke ouderdom, de dorheid van het hart en mentale verstarring. Hetzelfde geldt voor het leven van instellingen, en heel in het bijzonder voor het leven van de Kerk, waaraan immers niet beperkte menselijke planning, maar Gods raadsbesluit ten grondslag ligt. De verlossing, het heil van de wereld, is de vrucht van de liefdevolle en kinderlijke trouw van Jezus Christus - en met Hem ook van ons - aan de wil van zijn hemelse Vader, die Hem gezonden heeft. Daarom betekent het aggiornamento van de Kerk vandaag de dag - zoals trouwens in elke andere periode van de geschiedenis eigenlijk niets anders dan een hernieuwde en vreugdevolle bevestiging van de trouw van het volk Gods aan de zending die het gekregen heeft, aan het Evangelie.

Natuurlijk kan deze trouw - levend en actueel voor alle levensomstandigheden van de mensen - passende leerstellige ontwikkelingen in het uiteenzetten van de geloofsschat, het depositum fidei, vereisen. Hetzelfde geldt voor de wijzigingen en hervormingen die de organisatorische structuren en de missie- en apostolaatsmethoden, wat hun menselijk element betreft voor verbetering vatbaar, vervolmaken. Dit alles is inderdaad in de tweeduizend jaar oude geschiedenis van de Kerk vaak het geval geweest en juist ook nu weer op het Tweede Vaticaans Concilie. Maar het zou op zijn minst oppervlakkig zijn te denken dat het aggiornamento op de eerste plaats verandering betekent, of dat elke verandering reeds aggiornamento is. Ik volsta hier met eraan te herinneren dat enige mensen, buiten de leer van het concilie om en er zelfs tegen in, het liefst veranderingen zouden ingevoerd zien die het volk Gods op zijn weg vooruit, naar de toekomst, zouden doen omkeren en terugbrengen naar de situatie van de feodale Middeleeuwen.

Nu een ander thema. Wij zouden graag willen weten hoe u de huidige situatie van de Kerk beoordeelt. Welke betekenis hecht u aan de tendensen die men algemeen als “progressief” en “integralistisch” aanduidt?

Ik ben van mening dat men de huidige theologische situatie van de Kerk als positief en tegelijkertijd, zoals bij elke groeicrisis, als delicaat kan karakteriseren. Ongetwijfeld als positief, omdat de theologische rijkdom van het Tweede Vaticaanse Concilie de gehele Kerk - het gehele priesterlijke volk van God - een nieuw, uitermate hoopvol tijdperk heeft binnengeleid, een periode van hernieuwde trouw aan het goddelijke heilsplan, waarvan de verwezenlijking aan dat volk Gods is toevertrouwd. Maar tegelijkertijd ook als delicaat, omdat de theologische consequenties waartoe men gekomen is, niet - om zo te zeggen - abstract of theoretisch zijn. Het gaat hier namelijk om een bij uitstek levende theologie, met direct pastorale, ascetische en disciplinaire gevolgen, die het innerlijk en uiterlijk leven van de christelijke gemeenschap op essentiële punten raken: de liturgie, de organisatiestructuren van de hiërarchie, vormen van apostolaat, het kerkelijk leergezag, de dialoog met de wereld, de oecumene enzovoort. Deze gevolgen zijn dus ook merkbaar in het christelijke leven en zelfs in het geweten van de gelovigen.

Beide realiteiten moeten ons ter harte gaan; enerzijds het christelijke optimisme, dat wil zeggen de vreugdevolle zekerheid dat de Heilige Geest de leer waarmee Hij de Kerk heeft verrijkt, in overvloedige mate vrucht laat dragen; anderzijds de prudentie van de kant van de theologen en de hiërarchie, want juist nu zou er grote schade kunnen ontstaan door gebrek aan sereniteit en evenwichtigheid in de bestudering van de problemen.

Welke rol de tendensen spelen, die u progressief en integralistisch noemt kan ik niet goed zeggen, omdat ik het altijd al heel ongepast en zelfs onmogelijk gevonden heb om situaties op die wijze te versimpelen en te catalogiseren. Deze indeling, die soms tot echt onzinnige uitersten leidt en die men kunstmatig probeert te continueren alsof de theologen en de gelovigen in het algemeen bestemd zouden zijn tot een voortdurende bipolaire gerichtheid, lijkt me haar basis te hebben in de overtuiging dat de vooruitgang in de theologie en in het leven van het volk Gods alleen maar begrepen kan worden als het resultaat van een voortdurende dialectische spanningsrelatie. Zelf geef ik er echter de voorkeur aan om, met geheel mijn ziel, te geloven aan de werkzaamheid van de Heilige Geest, die waait waar Hij wil en in wie Hij wil.

Verwijzingen naar de H. Schrift