Lijst van punten

Er zijn 6 punten in «Gesprekken met mgr. Escrivá» waarvan het onderwerp is Rechtvaardigheid → dienst.

In hoeverre kun je van economische of politieke doelstellingen van het Opus Dei in Spanje spreken? En kunt u deze, zo ze er zijn, nader verklaren?

Het Opus Dei heeft beslist geen economische of politieke doelstellingen, noch in Spanje, noch ergens anders. Aangespoord door de leer van Christus verdedigen de leden altijd de persoonlijke vrijheid en het recht van alle mensen op leven en werk, op verzorging bij ziekte en ouderdom, op het stichten van een gezin, op het voortbrengen van kinderen en het opvoeden van die kinderen naar hun capaciteiten en aanleg, en ten slotte het recht om als mens en staatsburger serieus genomen te worden.

Maar het Werk stelt hun geen concrete weg voor, noch op economisch, noch op politiek of cultureel terrein. Elk lid is geheel vrij om in deze kwesties naar eigen inzicht te denken en te handelen. In alle tijdelijke zaken hebben de leden van het Werk volledige vrijheid: in het Opus Dei is plaats voor mensen met alle politieke, culturele, sociale en economische opvattingen die voor een christelijk geweten toelaatbaar zijn.

Ik heb het nooit over politiek. Mijn taak als priester is uitsluitend van geestelijke aard. Bovendien ook al zou ik eens mijn mening geven over een tijdelijke zaak, dan zouden de leden van het Werk zich in het geheel niet verplicht voelen om die te delen.

De directeuren van het Werk mogen de andere leden nooit hun eigen opvatting op politiek of professioneel gebied opleggen. Zou ondanks dat een bepaald lid van het Werk zoiets willen proberen of zich van andere leden willen bedienen voor zuiver menselijke doeleinden, dan zou dat lid zonder pardon uitgestoten worden, omdat de anderen zich terecht daartegen zouden verzetten.

Ik heb nog nooit aan een lid van het Opus Dei gevraagd van welke politieke partij hij is of welke politieke overtuiging hij heeft. Ik zal er ook nooit naar vragen, want dat zou me een aanslag op zijn rechtmatige persoonlijke vrijheid lijken. En op gelijke wijze handelen allen die in het Opus Dei een leidende functie hebben. Niettemin weet ik dat er onder de leden van het Opus Dei, in Spanje net zo goed als in elk ander land, inderdaad een grote verscheidenheid van opvattingen bestaat. Ik heb er niets op tegen. Ik respecteer ze alle en zal steeds de overtuiging van ieder eerbiedigen die probeert volgens zijn geweten te handelen. Dit pluralisme is voor het Werk geen probleem. Integendeel, het is een teken van goede geest, waaruit de rechtmatige vrijheid van een ieder blijkt.

Gezien de materiële en geestelijke nood en de ellende van zovele mensen over de hele wereld voelen veel studenten zich gedwongen om hun solidariteit tot uitdrukking te brengen door actief stelling te nemen voor die mensen. Welke sociale idealen zou men de academische jeugd volgens u tegenwoordig voor ogen moeten houden?

Het ideale is vooral de realiteit van het goed gedane werk, een adequate wetenschappelijke opleiding tijdens de jaren op de universiteit. Is deze basis er eenmaal, dan zijn er talloze plaatsen op de wereld te vinden waar hulp nodig is en waar een persoonlijke, zware en opoffering vergende taak wacht. De universiteit is niet bedoeld om jongeren op te leiden die later de voordelen van hun studie egoïstisch, te eigen bate, aanwenden. Ze moet integendeel voorbereiden op de taak om de medemens in christelijke broederlijkheid en met edelmoedigheid te helpen.

Maar al te vaak blijft de door u genoemde solidariteit steken in gepraat of geschrijf of zelfs nutteloze of schadelijke demonstraties. Voor mij is de enige maatstaf van een echte solidariteit de dienstbaarheid aan de medemens. Ik ken duizenden studenten in Spanje en in andere landen, die afgezien hebben van het opbouwen van hun eigen kleine privé-wereld en zich in hun beroepswerk geven aan de anderen. Menselijk zo volmaakt mogelijk en met jeugdige geest en blijdschap werken zij in onderwijsinstellingen, ontwikkelingsprojecten, initiatieven op sociaal gebied enzovoort.

Kunt u als grootkanselier van de Universiteit van Navarra iets zeggen over de motieven die u ertoe gebracht hebben om die universiteit te stichten? Welke betekenis heeft ze in het kader van de andere Spaanse universiteiten?

Jaren voor de stichting ervan had ik, en velen met mij, voor die universiteit gebeden. Ik ben blij dat nu te kunnen zeggen. In 1952 werd ze in het leven geroepen. Zo werd voldaan aan de wens om een instelling van universitair onderwijs te stichten waarin de culturele en apostolische idealen van een aantal professoren, die zich bewust waren van de grote verantwoordelijkheid van hun onderwijstaak, verwezenlijkt konden worden. Het ging er toen - en ook nu nog - om, dat er samen met de andere universiteiten een bijdrage geleverd werd aan de oplossing van het grote onderwijsprobleem in Spanje en in andere landen, waar men goed gevormde mensen nodig heeft die in staat zijn mee te werken aan de opbouw van een rechtvaardiger maatschappij.

De docenten die begonnen zijn op de universiteit van Navarra, waren in de Spaanse universitaire wereld geen onbekenden. Ze hadden in Madrid, Barcelona, Santiago, Granada en op vele andere universiteiten eerst gestudeerd en toen daar college gegeven. Deze nauwe samenwerking - ik durf te zeggen dat ze nauwer is dan gebruikelijk - wordt nog steeds voortgezet door bijvoorbeeld veelvuldige uitwisselingen en bezoeken van professoren, nationale congressen waarin onderlinge banden worden versterkt. Hetzelfde contact bestond en bestaat met de beste universiteiten van andere landen. Dit wordt bevestigd door de recente benoeming van professoren van de Sorbonne, van Harvard, Coïmbra, Münster en Leuven tot doctor honoris causa van de Universiteit van Navarra.

De Universiteit van Navarra heeft ook de bereidheid tot steun van vele mensen weten te mobiliseren, voor wie de vooruitgang van het land in zeer belangrijke mate gebaseerd is op universitaire studie die onafhankelijk is van persoonlijke financiële mogelijkheden. Zo is de Vereniging van Vrienden van de Universiteit van Navarra opgericht die dankzij royale hulp al een groot aantal studiebeurzen beschikbaar kon stellen. Dit aantal zal blijven groeien, net zoals het aantal Afro-Aziatische en Latijns-Amerikaanse studenten zal blijven toenemen.

Er is geschreven dat de Universiteit van Navarra een universiteit voor rijken is, en dat ze desondanks nog aanzienlijke subsidies van de Staat krijgt. Wat het eerste punt betreft weten we zelf dat die bewering niet klopt, want we zijn tenslotte zelf studenten en kennen onze medestudenten van Navarra. Maar hoe zit dat met die overheidssubsidie?

Er zijn concrete gegevens, die door de pers gepubliceerd en dus voor ieder toegankelijk zijn, waaruit blijkt dat - bij ongeveer even hoge collegegelden als op de andere universiteiten - het percentage studenten dat financiële steun bij hun studie ontvangt op de Universiteit van Navarra hoger is dan op elke andere universiteit in het land. En ik kan u zeggen dat dit aantal nog zal toenemen, totdat een hoger of op zijn minst even hoog percentage bereikt wordt als op de universiteiten buiten Spanje, die zich het meest onderscheiden door inspanningen om maatschappelijke verbeteringen te bereiken.

Het is te begrijpen dat het verbazing wekt en aan de aanwezigheid van aanzienlijke financiële middelen doet denken als je het levende organisme van de Universiteit van Navarra zo bewonderenswaardig ziet functioneren. Maar bij dit soort overdenkingen wordt er geen rekening mee gehouden dat economische middelen alleen niet voldoende zijn om een zaak te laten bloeien. Dat deze universiteit zo'n grote vitaliteit bezit wordt vooral veroorzaakt door de grote inzet, de geestdrift en de arbeidsintensiteit, die allen, van hoog tot laag, te beginnen bij de professoren en verder de studenten en administratieve en andere krachten, de portiers en de werksters - deze geweldige vrouwen van Navarra - erin geïnvesteerd hebben. Zonder die steun zou de universiteit niet levensvatbaar geweest zijn.

Wat de financiën betreft wordt de universiteit door zeer uiteenlopende subsidies in stand gehouden. Op de eerste plaats komt de steun die de Provincie Navarra voor de instandhouding geeft. Ook moet genoemd worden het gemeentebestuur van Pamplona, dat zoals gebruikelijk in gemeenten van veel andere landen, terreinen voor de nieuwe universiteitsgebouwen ter beschikking gesteld heeft. U zult uit ervaring weten, welk geestelijk en economisch belang een provincie als Navarra en heel concreet Pamplona eraan hecht om over een moderne universiteit te beschikken, die voor alle burgers de mogelijkheid opent om een goede universitaire opleiding te krijgen.

U vraagt naar subsidies van de kant van de Staat. Welnu, de Spaanse Staat levert geen bijdrage voor het instandhouden van de Universiteit van Navarra. Hij heeft een aantal subsidies verleend voor het creëren van nieuwe studieplaatsen, die de grote financiële lasten verminderen die door de nieuwe instituten ontstaan.

Andere bronnen van inkomsten zijn voor wat de Technische Universiteit van industriële ingenieurs betreft de bijdrage van diverse instellingen in Guipúzcoa, met name van de provinciale Spaarbank van Guipúzcoa.

Van meet af aan was de hulp van Spaanse en buitenlandse stichtingen van zeer grote betekenis voor de universiteit. Zo kreeg de universiteit een belangrijke officiële gift van de Verenigde Staten voor de uitrusting van de Technische Universiteit met wetenschappelijke instrumenten, een bijdrage van de Duitse hulporganisatie Misereor voor de nieuwe gebouwen, bijdragen van de Stichting Huarte voor het kankeronderzoek, van de Stichting Gulbekian en ga zo maar door.

De meest verblijdende hulp komt van de kant van talloos veel particulieren uit alle rangen en standen - velen leven in bescheiden economische omstandigheden - , uit binnen- en buitenland die voor zover mogelijk ertoe bijdragen de universiteit in stand te houden.

Ten slotte mogen we de ondernemingen niet vergeten die in het wetenschappelijk onderzoek geïnteresseerd zijn en daaraan meewerken of die op enigerlei wijze steun verlenen.

Misschien denkt u dat er zo meer dan genoeg geld beschikbaar is. Helaas is dat niet het geval. De Universiteit van Navarra is nog steeds niet in staat economisch op eigen wieken te drijven. Ik zou graag willen dat nog meer mensen en stichtingen zouden helpen, zodat dat werk in dienst en ten bate van de maatschappij op een nog ruimere schaal kan worden voortgezet.

Ik zou het nu over een heel concreet thema willen hebben. Onlangs werd meegedeeld dat er in Madrid een vormingsinstituut voor huishoudelijk personeel wordt geopend dat door de vrouwelijke afdeling van het Opus Dei geleid gaat worden. Het doel ervan is, in een gezinssfeer, aan meisjes werkzaam in de huishouding een gedegen, gekwalificeerde beroepsopleiding te geven. Welke maatschappelijke invloed kunnen volgens u dergelijke projecten van het Opus Dei hebben?

Dit apostolaatswerk is een van de vele, die door leden van het Opus Dei, in samenwerking met andere mensen die geen lid ervan zijn, geleid worden. Het hoofddoel ervan is aan het huishoudelijk beroep een nieuwe waardigheid te geven, zodanig dat het werk gedaan kan worden met een wetenschappelijke aanpak. Met opzet zeg ik wetenschappelijke aanpak, want het is nodig het werk in het huishouden zo te ontwikkelen zoals het is, namelijk als een echt beroep.

Laten we niet uit het oog verliezen, dat er geprobeerd is dat werk als iets vernederends voor te stellen. Maar dat is beslist niet het geval. Vernederend waren wel vaak de begeleidende omstandigheden van dat werk, en dat zijn ze ook nu soms nog, omdat de meisjes heel dikwijls moeten werken naar de grillen en willekeur van hun werkgevers, zonder echt gegarandeerde rechten, in een liefdeloze sfeer en zonder voldoende beloning. Daarom moet een echt arbeidscontract geëist worden, dat duidelijke en precies omschreven garanties bevat en de wederzijdse rechten en plichten vastlegt.

Maar naast deze juridische garanties is het nodig dat degene die zo'n dienende taak op zich neemt, ook gekwalificeerd, beroepsmatig voorbereid is. Al valt het tegenwoordig minder in de smaak, toch heb ik bewust het woord dienst gebruikt, omdat elke goed verrichte werkzaamheid in de maatschappij in de beste zin van het woord een dienst is, of het nu gaat om het werk van een dienstmeisje of om dat van een leraar of rechter. Het enige werk dat geen dienst is, is dat van de man of de vrouw die alleen maar aan zijn of haar persoonlijk welzijn denkt.

Het werk in de huishouding is van zeer groot belang! Verder kan ieder werk dezelfde bovennatuurlijke kwaliteit krijgen: er zijn geen grote of kleine taken. Alle taken zijn groot, indien ze verricht worden uit liefde. Werkzaamheden die voor belangrijk doorgaan, worden onbelangrijk, als men de christelijke zin van het leven verliest; daartegenover zijn er vaak onbelangrijk lijkende werkzaamheden die belangrijk zijn vanwege de reële consequenties die ze hebben.

Voor mij is het werk van een dienstmeisje dat lid is van het Opus Dei van evenveel betekenis als het werk van een ander vrouwelijk lid, dat bijvoorbeeld een adellijke titel heeft. In beide gevallen interesseert het mij alleen maar in hoever zowel de een als de ander haar werk gebruikt als middel en gelegenheid om zichzelf en anderen te heiligen. Van meer betekenis is het werk van die vrouw, die zich in haar bezigheden en in haar staat beter heiligt en die de haar door God opgedragen taak met meer liefde vervult.

Voor God zijn een vrouwelijke hoogleraar, een dienstmeisje, een secretaresse, een fabrieksarbeidster of een boerin van precies dezelfde betekenis. Voor God is iedere ziel gelijk. Het enige verschil is dat de zielen van eenvoudige mensen vaak mooier zijn. Zielen zijn altijd aangenaam aan God als ze op intieme wijze omgaan met God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest.

De pas geopende school in Madrid kan veel doen: ze biedt de maatschappij een echte en doeltreffende hulp in een belangrijke taak; ze verricht een christelijk werk in het huisgezin door daar vreugde, vrede en begrip te brengen. Ik zou hierover urenlang kunnen praten, maar wat ik gezegd heb maakt voldoende duidelijk dat voor mij het werk in de huishouding een taak van zeer grote betekenis is, want met dit werk kan veel goed maar ook veel kwaad gedaan worden in de gezinnen zelf. Ik hoop dat de school in Madrid veel goeds gaat doen. Dan zullen er meer mensen zijn die dat beroep op menselijk hoog niveau met kennis van zaken en apostolische ijver uitoefenen, en er een vreugdevol beroep van maken, dat overal op de wereld zo doeltreffend kan zijn.

Wel bevordert het Opus Dei op de hele wereld de bouw en instandhouding van vormingscentra voor arbeiders in de industrie en in de landbouw, van scholen voor basis- en middelbaar onderwijs en van universiteiten, verder van velerlei andere instellingen, want het werkterrein van het apostolaat is - zoals ik jaren geleden eens geschreven heb - als een zee zonder oevers.

Maar waarom zou ik hier langer bij stil blijven staan, als jullie aanwezigheid hier veel meer zegt dan een lange redevoering? Jullie, vrienden van de Universiteit van Navarra, maken deel uit van een volk, dat zich verplicht weet tot de vooruitgang van de maatschappij waartoe het behoort. Jullie hartelijk medeleven, jullie gebed en jullie onbaatzuchtige hulp lopen niet via de kanalen van een katholiek confessionalisme. Jullie medewerking is eerder een duidelijk bewijs van de rechtschapen gezindheid, waarmee jullie als staatsburgers voor het tijdelijke welzijn zorg dragen. Jullie getuigen ervan dat een universiteit vanuit de krachten van een volk geboren kan worden en door het volk in stand gehouden kan worden.

En daarom zou ik ze allemaal opnieuw voor de medewerking aan onze universiteit willen danken: de stad Pamplona, de provincie Navarra en de vrienden van de universiteit, die uit alle streken van Spanje afkomstig zijn en onder wie zich ook, tot mijn grote blijdschap, niet-Spanjaarden en niet-katholieken en zelfs niet-christenen bevinden die daadwerkelijk bewijzen dat ze het doel en de geest van deze onderneming begrepen hebben.

Zij allen dragen ertoe bij dat de universiteit een steeds levendiger brandpunt van burgerlijke vrijheid, intellectuele opleiding en beroepsijver wordt en nieuwe impulsen aan de universitaire vorming geeft. Jullie edelmoedige opoffering is de basis voor de realisering van een universeel werk, dat streeft naar de verbetering van de menselijke wetenschap, naar sociale vooruitgang en naar de vorming in het geloof.

Het volk van Navarra heeft dat allemaal duidelijk begrepen en ziet in zijn universiteit niet op de laatste plaats een factor ten gunste van de economische en vooral sociale vooruitgang van de regio. Want de universiteit heeft voor veel jongeren uit de regio de toegang tot academische beroepen mogelijk gemaakt, wat anders in elk geval moeilijker en in bepaalde gevallen zelfs onmogelijk zou zijn geweest. Het duidelijke besef van de betekenis die de universiteit voor de regio zou kunnen krijgen was zeker de reden voor de steun, die Navarra aan de universiteit van meet af aan verleend heeft, een steun, die ongetwijfeld steeds omvangrijker en enthousiaster zal moeten zijn.

Ik hoop nog steeds - het zou trouwens rechtvaardig zijn en het is in veel landen gebruikelijk - dat ook de Spaanse staat op zekere dag bereid zal zijn om de last te verlichten van een onderneming die geen privé-voordeel zoekt, maar die zich uitsluitend wijdt aan de dienst aan de maatschappij, en die ernaar streeft om doelgericht aan het tegenwoordig en toekomstig welzijn van het hele land mee te werken.