Lijst van punten

Er zijn 4 punten in «Gesprekken met mgr. Escrivá» waarvan het onderwerp is Leken → en religieuzen.

De roeping van de leek en die van de religieus verschillen nogal in de praktijk van het leven, al ligt er dezelfde christelijke roeping aan ten grondslag. Is het dan wel mogelijk dat religieuzen, bijvoorbeeld in het onderwijs, aan gewone christenen een echte lekenvorming geven?

Dit is mogelijk in zoverre de religieuzen, wier verdienstelijke arbeid in dienst van de Kerk ik oprecht bewonder, zich inspannen om te begrijpen, wat kenmerkend en vereist is voor de roeping van de leek tot heiligheid en apostolaat in de wereld. En zij moeten bereid en in staat zijn hun leerlingen in die geest te onderwijzen.

Wat is volgens u de reden dat een aantal religieuze ordes, zoals de Jezuïeten, aan het Opus Dei aanstoot neemt?

Ik ken een groot aantal religieuzen die weten dat wij geen orde zijn, en die onze genegenheid voor hen oprecht beantwoorden en ook bidden en offers opdragen voor het apostolische werk van het Opus Dei. Wat de Jezuïeten betreft, ik ken hun generaal pater Arrupe, en heb contact met hem. Ik kan u verzekeren dat wij elkaar waarderen en een warm hart toedragen.

Misschien hebt u een religieus ontmoet die ons Werk niet begrijpt. Als dat zo is, dan zal het wel op een misverstand berusten of op gebrek aan kennis van ons werk. Want dat is specifiek laïcaal en seculier en ontwikkelt zich op een totaal ander gebied dan waarop religieuzen actief zijn. Wij waarderen alle leden van de ordes, wij sluiten ze in ons hart en bidden God dat Hij hun dienst ten bate van de Kerk en van de hele mensheid steeds beter mag maken. Nooit zal er vijandigheid zijn tussen het Opus Dei en de leden van welke orde ook, want daarvoor zijn er twee nodig en wij willen niemands vijand zijn.

Bovendien heeft de vooruitgang van de geschiedenis van de Kerk tot het achterhalen van een bepaald soort klerikalisme geleid, dat ertoe neigt alles wat de leken betreft te misvormen door aan hen dubbele intenties toe te schrijven. Tegenwoordig is het eenvoudiger te begrijpen dat het Opus Dei niet meer en niet minder beleeft en verkondigt dan dit: de goddelijke roeping van de gewone christen, met een duidelijke bovennatuurlijke inzet.

Als ik hoor zeggen: de katholieken dringen alle maatschappelijke milieus binnen, dan verlang ik vurig naar het ogenblik dat ieder begrijpt dat het een klerikale uitdrukking is. Op het Opus Dei kan zo'n zin tenminste niet toegepast worden. De leden van het Werk hebben het niet nodig om de tijdelijke structuren binnen te dringen, want als gewone burgers waren ze, net als de anderen, er altijd al in.

Als God iemand die in een fabriek of in een ziekenhuis of in het parlement werkt tot het Opus Dei roept betekent dat, dat die mens van dat ogenblik af vastberaden de middelen gebruikt om zijn beroep met de genade van God te heiligen. Er gebeurt niets anders dan dat hij zich bewust wordt van de radicale eisen van de boodschap van het evangelie, in overeenstemming met de specifieke roeping van iedere mens.

Het idee dat deze bewustwording tot gevolg heeft dat je het gewone leven moet verlaten is alleen maar van toepassing op mensen, die door God tot het religieuze leven geroepen worden, met zijn contemptus mundi, de verachting van de wereldse dingen. Maar te doen alsof het verlaten van de wereld de essentie of de uiterste consequentie van het christendom is, is gewoon absurd.

Het Opus Dei brengt zijn leden dus niet een bepaald milieu binnen, want de leden - ik herhaal het - waren daar altijd al; en er is voor hen geen reden om het te verlaten. Bovendien komen roepingen voor het Opus Dei, die door de genade van God en door het zojuist genoemde apostolaat van vriendschap en vertrouwen gewekt worden, voor in alle milieus.

Misschien vormt juist die ongecompliceerdheid van karakter en handelwijze van het Opus Dei een moeilijkheid voor mensen die van binnen ingewikkeld zijn en blijkbaar niet in staat om iets wat oprecht en oorspronkelijk is te begrijpen.

Natuurlijk zullen er altijd mensen zijn die niet begrijpen wat het Opus Dei eigenlijk is. Het verbaast ons niet. De Heer waarschuwde zijn leerlingen al voor al die moeilijkheden toen Hij zei: non est discipulus super magistrum (Mt 10,24), de leerling staat niet boven de meester. Niemand kan verlangen dat hij door alle mensen gewaardeerd wordt, maar ieder heeft wel het recht om als mens en als kind van God gerespecteerd te worden. Helaas zijn er fanatici die hun ideeën op totalitaire wijze aan anderen proberen op te dringen. Die zullen nooit de liefde begrijpen die de leden van het Opus Dei voor de persoonlijke vrijheid van andere mensen hebben en natuurlijk ook voor hun eigen persoonlijke vrijheid, die steeds verbonden is met persoonlijke verantwoordelijkheid.

Ik herinner me een zeer tekenende anekdote. In een stad, waarvan het niet verstandig zou zijn de naam te noemen, beraadslaagde de gemeenteraad over de financiële steun aan een vormingsinstituut dat door leden van het Opus Dei geleid wordt. Het vervult, zoals alle gemeenschappelijke instellingen van het Opus Dei, duidelijk een maatschappelijke taak. Het merendeel van de raadsleden was vóór steun. Een lid, een socialist, merkte bij de motivering van het verzoek op dat hij het werk van deze instelling persoonlijk kende. Hij zei: “Het werk van dat studentenhuis onderscheidt zich van andere zo gunstig, omdat de leiders ervan aan de persoonlijke vrijheid van het individu zoveel waarde hechten. Daar wonen studenten van allerlei godsdiensten en wereldbeschouwingen samen”. De communistische gemeenteraadsleden stemden tegen het voorstel. Een ervan gaf tegenover zijn socialistische collega de volgende verklaring voor zijn beslissing: “Ik heb er tegen gestemd, want als u gelijk hebt dan is dat huis een doeltreffende propaganda voor het katholicisme”.

Wie de vrijheid van andere mensen niet respecteert of tegen de Kerk is, kan een apostolisch werk niet waarderen. Ook dan ben ik als mens toch verplicht om de ander te respecteren en te proberen hem tot de waarheid te brengen. En als christen ben ik verplicht hem te beminnen en voor hem te bidden.

Ik weet dat het eigenlijk overbodig is aan al die dingen te herinneren, die ik al vele jaren steeds herhaald heb. De grote waardering voor de persoonlijke vrijheid, voor een vreedzame samenleving en wederzijds begrip is immers een essentieel bestanddeel van de boodschap die het Opus Dei overal brengt. Daarom hoef ik niet opnieuw te bevestigen dat de mannen en vrouwen die besloten hebben Christus in het Opus Dei te dienen, gewone burgers zoals de anderen zijn, die ernaar streven om hun christelijke roeping serieus en met verantwoordelijkheid tot in de laatste consequenties in praktijk te brengen.

Niets onderscheidt de leden van het Opus Dei van hun medeburgers. Integendeel, ze hebben - afgezien van het geloof - niets met religieuzen gemeen. Ik houd van religieuzen, en ik waardeer en bewonder hun kloosterleven, hun apostolaat en hun verzaking aan de wereld, hun contemptus mundi. Het zijn andere tekenen van heiligheid in de Kerk. Maar aan mij heeft de Heer niet de roeping van religieus gegeven, en die voor mij te verlangen zou niet juist zijn. Net zo min als er een autoriteit op de wereld is die mij kan dwingen om te trouwen, net zo min kan iemand mij verplichten kloosterling te worden. Ik ben een seculier priester van Jezus Christus, een priester die hartstochtelijk van de wereld houdt.

Verwijzingen naar de H. Schrift