Lijst van punten

Er zijn 12 punten in «Gesprekken met mgr. Escrivá» waarvan het onderwerp is Opus Dei  → lekenkarakter.

Hoe kan met het bovengenoemde de kerkelijke realiteit van het Opus Dei in de pastorale werkzaamheid van de Kerk ingepast worden? En wat is zijn positie in de oecumene?

Het lijkt me belangrijk vooraf wat zaken duidelijk uiteen te zetten. Het zou verkeerd zijn het Opus Dei in verband te brengen met het ontwikkelingsproces van de staat van volmaaktheid in de Kerk, omdat het geenszins een moderne vorm of een aggiornamento van die staat is. Noch het theologische begrip van de status perfectionis in de zin van sint Thomas, Suarez en andere kerkelijke schrijvers, noch de verschillende juridische concretiseringen die dit theologische begrip heeft ondergaan of kan ondergaan, hebben iets te maken met de spiritualiteit en de apostolische doelstelling die God voor onze vereniging gewild heeft. Een volledige theologische uiteenzetting van dit probleem zou hier te ver voeren, maar het is voldoende er hier op te wijzen dat het Opus Dei zich ten aanzien van zijn leden niet druk maakt om geloften of beloften, noch om een andere vorm van toewijding die verder gaat dan de toewijding die elke christen reeds in het doopsel ontvangen heeft. Onze vereniging wil onder geen beding dat haar leden van staat veranderen, ophouden gewone gelovigen te zijn zoals de anderen om de bijzondere status perfectionis te verwerven. Integendeel het is de wens en het streven van het Opus Dei dat ieder lid zich inzet om binnen zijn eigen staat, op de concrete plaats die hij in de Kerk en in de maatschappij inneemt, zijn leven te heiligen en apostolisch werkzaam te zijn. Wij halen niemand weg van zijn plaats noch verwijderen we iemand van zijn werk of zijn betrokkenheid met de tijdelijke orde.

De sociale werkelijkheid, de spiritualiteit en de activiteiten van het Opus Dei sluiten dus aan bij een heel ander terrein van het leven van de Kerk, in concreto: het theologische en vitale proces dat de leken ertoe brengt hun kerkelijke verantwoordelijkheid volledig op zich te nemen op de manier die past bij hun participatie in de zending van Christus en Zijn Kerk. Dit was en is, in het bijna veertigjarig bestaan van het Werk, de constante zorg - sereen maar dringend - , waarmee God in mijn ziel en die van mijn kinderen het verlangen heeft willen kanaliseren om Hem te dienen.

Welke bijdrage het Opus Dei aan dit proces geleverd heeft? Misschien is het nu niet het meest geschikte moment om de balans van dat alles op te maken. Tot mijn grote vreugde heeft het Tweede Vaticaanse Concilie zich met deze problemen uitvoerig beziggehouden en zijn talrijke begrippen en situaties betreffende het leven en de zending van de leken door het kerkelijk leergezag voldoende uiteengezet en bevestigd. Desondanks is toch een aanzienlijk aantal problemen overgebleven, die voor de theologie in het algemeen nog echte grensproblemen zijn. Voor ons lijken, binnen de geest die God aan het Opus Dei gegeven heeft en die we ondanks onze tekortkomingen trouw trachten te volgen, de meeste van deze omstreden kwesties reeds op een wonderbare manier opgelost. Wij pretenderen echter niet deze oplossingen te presenteren als de enig mogelijke.

Wat is de houding van het Opus Dei tegenover de oecumene, is uw andere vraag. Vorig jaar heb ik aan een Franse journalist, naar aanleiding van een ontmoeting met paus Johannes XXIII, een anekdote verteld die naar mijn weten zelfs in publicaties van onze gescheiden broeders weerklank gevonden heeft. Onder de indruk van zijn vaderlijke beminnelijkheid zei ik toen tegen paus Johannes: “Heilige Vader, in het Opus Dei hebben altijd al alle mensen, of ze nu katholiek zijn of niet, een plaats gevonden waar ze zich thuis voelen. De oecumene heb ik niet van u geleerd!” En Johannes lachte, innerlijk bewogen, want hij wist, dat de Heilige Stoel al in 1950 aan het Opus Dei toestemming had gegeven om niet-katholieken, en zelfs niet-christenen, als medewerkers op te nemen.

Feit is dat niet weinigen van onze gescheiden broeders, onder wie ook geestelijken en zelfs bisschoppen van diverse confessies, zich door de geest van het Opus Dei aangetrokken voelen en aan onze apostolische initiatieven medewerken. En naarmate deze contacten sterker worden, vermeerderen zich de tekenen van sympathie en hartelijk begrip tegenover de leden van het Opus Dei, die immers als centraal punt van hun spiritualiteit nemen het eenvoudige voornemen om als christen op verantwoorde wijze de eisen en plichten van het doopsel in praktijk te brengen. De geest en de werkwijze van het Opus Dei vergemakkelijken de ontmoeting der confessies: het streven naar christelijke volmaaktheid en het beoefenen van het apostolaat, juist door de heiliging van het eigen beroepswerk; het leven te midden van de aardse realiteiten die, met volle respect voor hun eigen autonomie, door de geest en de liefde van contemplatief levende mensen bezield worden; de voorrang die wij in de organisatie van onze apostolaatswerken geven aan de persoon, aan de werking van de Heilige Geest in de zielen en aan de eerbied voor de uit het kindschap Gods voortvloeiende waardigheid en vrijheid van de christen; het verdedigen van het legitieme eigen initiatief, binnen het noodzakelijke respect voor het algemeen belang, tegen alle vastgeroeste en institutionalistische opvattingen over het apostolaat van de leken. In deze en andere aspecten van onze leef- en werkwijze - al jaren in praktijk gebracht - vinden onze gescheiden broeders een flink deel van de theologische principes waaruit zowel zij als wij, katholieken, gegronde verwachtingen putten voor de toekomst van de oecumene.

Ongetwijfeld zal het u bekend zijn dat de openbare mening zeker niet altijd positief is in zijn oordeel over het Opus Dei. Mag ik u vragen uw mening daarover te geven? Wat kunt u inbrengen tegen de verwijten van het “geheim van de samenzwering” en van “samenzwering in het geheim” waarvan men het Opus Dei vaak beschuldigt?

Aan alles wat op zelfverheerlijking zou kunnen lijken, heb ik een grondige hekel. Maar omdat u nu eenmaal over dit onderwerp begonnen bent, moet ik op zijn minst zeggen dat, naar mijn mening, het Opus Dei een van de katholieke organisaties is die op de hele wereld de meeste vrienden heeft. Miljoenen mensen, onder wie ook veel niet-katholieken en niet-christenen waarderen en steunen het.

Anderzijds is het Opus Dei een organisatie met een geestelijke en apostolische doelstelling. Als men dit fundamentele gegeven buiten beschouwing laat, of als men weigert te geloven aan de oprechtheid van de leden van het Opus Dei die dat steeds weer bevestigen, dan is het niet mogelijk hun handelwijze goed te begrijpen. En dit onvermogen is dan aanleiding voor de meest onwaarschijnlijke verklaringen en voor de uitvinding van “geheimen” die er nooit geweest zijn.

U noemt het verwijt van de “geheimzinnigdoenerij”. Het is al oud en ik zou u stap voor stap kunnen vertellen waar de historische oorsprong van deze kwaadsprekerij te vinden is. Een invloedrijke organisatie, die ik liever niet noem, - wij dragen ze in ons hart en hebben ze altijd in ons hart gedragen - heeft jarenlang de feiten verdraaid die ze eigenlijk niet kende. Men bleef ons hardnekkig als religieuzen beschouwen en men vroeg zich af: waarom denken ze niet allemaal hetzelfde? Waarom dragen ze geen pij of habijt of een ander uiterlijk kenteken? En daaruit trokken ze de dwaze conclusie dat wij een geheim genootschap zijn.

Dat is nu verleden tijd en ieder die ook maar enigszins op de hoogte is, weet dat er bij ons geen geheimen zijn, dat we geen uiterlijke kentekenen dragen omdat we geen religieuzen, maar gewone christenen zijn. We hebben niet allemaal dezelfde mening of hetzelfde standpunt omdat we in alle tijdelijke zaken en in alle theologische kwesties, waarover door het kerkelijk leergezag geen bindende uitspraken zijn gedaan, aan een individueel lid zoveel mogelijk de vrijheid laten om zijn mening zelf te bepalen. Door een betere kennis van de feiten en door het overwinnen van veel ongemotiveerde kleinzielige naijver kon ten slotte dit trieste hoofdstuk van kwaadsprekerij afgesloten worden.

Toch moet je je niet verbazen als er van tijd tot tijd weer iemand is die de oude mythen weer tot leven wekt. Omdat wij ernaar streven om voor God te werken en daardoor de persoonlijke vrijheid van de mens verdedigen, zullen sektarische vijanden van deze vrijheid altijd tegen ons zijn, uit welk kamp ze ook komen. En bijzonder agressief zullen die mensen zijn die het begrip godsdienst alleen al niet kunnen verdragen of erger nog, die door een fanatieke religieuze opvatting beheerst worden.

Het is verheugend te kunnen constateren dat de meeste persorganen weigeren alleen maar oude en onjuiste dingen te herhalen. Zij beseffen dat objectiviteit niet wil zeggen dat men een tussenweg vindt tussen werkelijkheid en kwaadsprekerij, zonder moeite te doen om de objectieve waarheid weer te geven. Ook de waarheid kan “nieuws” zijn, lijkt me, vooral als men informatie geeft over het werk van zoveel mensen die er als lid of medewerker van het Opus Dei naar streven om, ondanks hun persoonlijke zwakheden - ik heb ze, en het verbaast me niet ze ook bij anderen aan te treffen - , alle mensen te dienen. Het is altijd interessant werk om valse mythen uit de wereld te helpen en ik beschouw het als een ernstige plicht voor een journalist zoveel mogelijk informatie in te winnen en op de hoogte te blijven van de actualiteit, ook al zou hij dan soms een eerder oordeel moeten herzien. Is het dan echt zo moeilijk toe te geven dat iets eerlijk, edel en goed is, zonder er oude, absurde en achterhaalde onwaarheden aan toe te voegen?

En dat terwijl het zo eenvoudig is om zich over het Opus Dei te laten voorlichten. In alle landen doet het zijn werk in het openbaar, met juridische erkenning door de wereldlijke en kerkelijke autoriteiten. De namen van de directeuren en zijn apostolische activiteiten zijn algemeen bekend. Ieder die inlichtingen wil hebben over ons Werk kan ze zonder moeilijkheden krijgen. Hij hoeft alleen maar met de directeuren in contact te treden of zich met een van onze gemeenschappelijke werken in verbinding te stellen. Uzelf bent er toch ook getuige van dat de leiders van het Opus Dei of degenen die de journalisten te woord staan alle medewerking verlenen? Zij beantwoorden al hun vragen en stellen voldoende documentatiemateriaal ter beschikking.

Noch ik, noch één van de leden van het Opus Dei verwacht dat iedereen ons begrijpt of ons geestelijk ideaal deelt. Ik houd van de vrijheid en wens dat ieder zijn eigen weg gaat. Maar het spreekt vanzelf dat wij het elementaire recht hebben, dat men ons respecteert.

Soms hoor je beweren dat het Opus Dei intern als een geheim genootschap georganiseerd is. Wat moet men van zo'n bewering denken? Kunt u ons ook uitleggen welke boodschap u aan de mensen van onze tijd wilde brengen, toen u in 1928 het Werk stichtte?

Vanaf 1928 verkondig ik, dat alle aardse wegen goddelijke wegen kunnen zijn en dat heiligheid niet het privilege van een aantal uitverkorenen is, want de spil van de spiritualiteit van het Opus Dei is de heiliging van de dagelijkse arbeid. Het vooroordeel dat de gewone gelovigen niet meer kunnen dan zich te beperken de clerus in zijn kerkelijke apostolaatswerken bij te staan, moet verdwijnen. Ik wil daarbij opmerken dat, om dit bovennatuurlijk doel te bereiken, de mensen vrij moeten zijn en zich persoonlijk vrij moeten voelen met de vrijheid die Christus voor ons verworven heeft. Om deze leer te verkondigen en aan te geven hoe die in praktijk gebracht kan worden, heb ik nooit geheimzinnig hoeven doen. De leden van het Opus Dei hebben een afschuw van iedere geheimzinnigdoenerij, want het zijn gewone gelovigen, net als anderen. Als ze lid worden van het Opus Dei, veranderen ze niet van levensstaat. Zij zouden er bepaald niet voor voelen om met een bord op hun rug te lopen met het opschrift: “Ik werk voor God”. Dat past een leek niet en het zou niet seculier zijn. Maar ieder die leden van het Opus Dei kent en met hen omgaat, weet dat ze lid zijn, want ook al schreeuwen ze het niet van de daken, ze doen er ook niet geheimzinnig over.

Volgens diverse bronnen staan de meeste religieuze ordes, met name de Jezuïeten, enigszins vijandig tegenover het Opus Dei. Zijn zulke geruchten gegrond of zijn het niets anders dan mythen die in de publiciteit hun weg vinden als het verband tussen bepaalde feiten en toestanden niet voldoende bekend is?

Ook al zijn wij geen religieuzen - we lijken er ook niet op, en geen autoriteit ter wereld kan ons dwingen het te worden - , toch achten en beminnen wij de religieuze staat. Elke dag bid ik dat alle religieuzen ook in de toekomst aan de Kerk de vruchten van hun deugden, van hun apostolische werken en van hun heiligheid zullen schenken. De geruchten waarover u het had, zijn niets anders dan… geruchten. Leden van veel orden en congregaties hebben het Opus Dei steeds van hun waardering en sympathie doen blijken, vooral veel leden van de beschouwende orden. Ze bidden voor ons, ze schrijven ons dikwijls en maken ons werk op alle mogelijke manieren bekend, want ze weten van ons contemplatieve leven te midden van onze bezigheden in de wereld. De algemeen secretaris van het Opus Dei, don Álvaro del Portillo, onderhield goede betrekkingen met de laatste generaal van de Jezuïeten, en ik heb contact met de tegenwoordige generaal, pater Arrupe, en wij hebben waardering voor elkaar. Als er gebrek aan begrip zou zijn, dan zou dat alleen maar op gebrek aan christelijke geest wijzen. Want ons geloof betekent eenheid, niet rivaliteit en verdeeldheid.

Is het een mythe, een halve waarheid, of is het een realiteit dat het Opus Dei in Spanje in een politieke en economische macht veranderd is en wel dankzij de positie van sommige leden in het politieke en economische leven?

Het is gewoon onjuist. De meeste leden van het Opus Dei leven in gewone en zelfs bescheiden sociale omstandigheden, als arbeiders, kantoorpersoneel, boeren, ambtenaren, onderwijzers enzovoort. Ook zijn er - echter in vergelijking met de zojuist genoemden maar weinig - die een beroep hebben in het politieke of economische leven. Maar allen handelen geheel op persoonlijke titel, werken met volledige autonomie en zijn persoonlijk verantwoordelijk voor hun daden.

Het Opus Dei heeft uitsluitend geestelijke doelstellingen. Van zijn leden verlangt het Opus Dei alleen maar, en het doet er niet toe of ze nu veel of weinig invloed in het maatschappelijke leven hebben, dat ze strijden om een consequent christelijk leven te leiden. Het Opus Dei geeft hun geen richtlijnen over de manier waarop ze moeten werken. Het probeert niet hun werk te coördineren en bedient zich niet van de posities die de leden door hun beroep bekleden.

In dit opzicht zou men het Werk met een sportvereniging of met een of andere liefdadigheidsvereniging kunnen vergelijken, die met de politieke of economische activiteiten van hun leden niets te maken hebben.

Velen zijn van mening dat het Opus Dei als organisatie over aanzienlijke financiële middelen beschikt. En inderdaad is het zo dat het Opus Dei diverse activiteiten ontplooit op het gebied van onderwijs en sociale zorg. Zou u ons kunnen zeggen hoe het Opus Dei dergelijke instellingen beheert, dat wil zeggen, hoe men aan de financiële middelen komt, waarvoor ze bestemd zijn en hoe ze verdeeld worden?

Het is juist dat het Opus Dei in alle landen waar het werkzaam is, instellingen tot stand brengt met een opvoedkundige of sociale doelstelling. Dat soort activiteiten is echter niet de belangrijkste taak van het Werk. Wat het Opus Dei wil, is ertoe bijdragen dat steeds meer mannen en vrouwen alles doen wat in hun vermogen ligt om te midden van hun dagelijkse werkzaamheden als echte christenen en zo als getuigen van Christus te leven. De centra waarop u zinspeelt, zijn juist op dit doel gericht. Daarom is het succes van al ons werk gebaseerd op de genade van God en op een leven van gebed, arbeid en offer. Maar vanzelfsprekend kan geen instelling die opvoedkundige of sociale doelen nastreeft het stellen zonder geldelijke middelen.

Zulke instellingen worden op een heel normale wijze gefinancierd. Zo krijgen bijvoorbeeld de studentenhuizen inkomsten uit de huur van de bewoners, scholen uit het schoolgeld van de leerlingen, de landbouwscholen onder andere uit de verkoop van hun producten. Maar natuurlijk zijn die inkomsten haast nooit voldoende om de kosten van zo'n instelling te dekken. Dat geldt temeer omdat alle projecten van het Opus Dei opgezet zijn op grond van apostolische overwegingen en het merendeel ervan gericht is op mensen met geringe financiële middelen, die voor het aangeboden onderwijs maar een symbolisch bedrag betalen.

Om dit soort activiteiten mogelijk te maken rekenen we ook op de bijdragen van de leden van het Werk, die daarvoor een deel van het geld beschikbaar stellen dat ze met hun beroepsarbeid verdienen. Maar we rekenen vooral op de hulp van velen die geen lid zijn van het Opus Dei maar die aan projecten van opvoedkundige of sociale aard willen meewerken. De mensen die in zulke centra werkzaam zijn zoeken contact met anderen die tot hulp bereid zijn, wekken hen tot apostolische ijver en gemeenschapszin op en maken zo velen enthousiast om als medewerkers en helpers aan hun taak deel te nemen. Juist omdat die instellingen door gekwalificeerde krachten vakkundig geleid worden en in echte maatschappelijke behoeften voorzien, vinden ze over het algemeen veel weerklank. Zo zult u ongetwijfeld weten dat de Vereniging van Vrienden van de Universiteit van Navarra circa 12.000 leden telt.

Elke instelling op zich is wat financiering en beheer betreft autonoom, functioneert onafhankelijk en steunt voor het verkrijgen van de nodige geldmiddelen op de hulp van de mensen die belangstelling hebben voor dit concrete project.

Bent u het met de bewering eens dat het Opus Dei bepaalde ondernemingen zoals banken en dagbladuitgeverijen in feite “controleert”? Als dat zo is, wat betekent controle dan in dat verband?

Er is een aantal leden van het Opus Dei - veel minder dan men soms hoort beweren - dat beroepshalve in de leiding van ondernemingen werkzaam is. Sommigen leiden familiebedrijven die ze van hun ouders geërfd hebben. Anderen zitten in de directie van maatschappijen die ze alleen of samen met collega's opgericht hebben. Weer anderen zijn door de eigenaars van een onderneming als directeur aangesteld, omdat men vertrouwen had in hun kennis en capaciteiten. Zij hebben hun positie bereikt langs dezelfde normale weg, die voor iedereen die een dergelijke functie bereiken wil, open staat. Het gaat, met andere woorden, om iets dat geen enkel verband houdt met hun lidmaatschap van het Opus Dei.

De mensen die een onderneming leiden en die bij het Opus Dei zijn aangesloten, streven ernaar, net zoals alle andere leden, om in hun beroep volgens de geest van het evangelie te leven. Een eerste vereiste daarvoor is dat ze in hun werk zeer nauwgezet naar de principes van rechtvaardigheid en eerlijkheid handelen. Daarom zullen zij hun werknemers een rechtvaardig loon betalen, de rechten van de aandeelhouders of eigenaars en van de maatschappij eerbiedigen en de wetten van het land respecteren. Zij zullen ook elke vorm van partijdigheid of begunstiging ten opzichte van anderen, of die nu wel of geen lid van het Opus Dei zijn, zorgvuldig vermijden. Ik denk dat iedere vorm van favoritisme niet alleen in strijd is met het streven naar christelijke volmaaktheid - en dit streven is toch immers de drijfveer om lid van het Opus Dei te worden - maar ook met de meest elementaire eisen van de moraal van het evangelie.

Over de volledige vrijheid van de leden van het Werk in hun beroep heb ik al gesproken. Dat wil in dit geval zeggen dat de leden die aan het hoofd van een onderneming staan zich daarbij geheel door hun eigen inzicht en oordeel laten leiden, zonder dat ze van de leiding van het Opus Dei welke richtlijnen dan ook met betrekking tot hun werk zouden krijgen. Zowel het financiële en economische beleid van de onderneming als de ideologische achtergrond - als het gaat om de media - behoren uitsluitend tot het terrein van hun persoonlijke verantwoordelijkheid. De voorstelling van het Opus Dei als een centrale die tijdelijke of economische belangen behartigt of richtlijnen geeft, is dan ook geheel ongegrond.

Wat is volgens u de reden dat een aantal religieuze ordes, zoals de Jezuïeten, aan het Opus Dei aanstoot neemt?

Ik ken een groot aantal religieuzen die weten dat wij geen orde zijn, en die onze genegenheid voor hen oprecht beantwoorden en ook bidden en offers opdragen voor het apostolische werk van het Opus Dei. Wat de Jezuïeten betreft, ik ken hun generaal pater Arrupe, en heb contact met hem. Ik kan u verzekeren dat wij elkaar waarderen en een warm hart toedragen.

Misschien hebt u een religieus ontmoet die ons Werk niet begrijpt. Als dat zo is, dan zal het wel op een misverstand berusten of op gebrek aan kennis van ons werk. Want dat is specifiek laïcaal en seculier en ontwikkelt zich op een totaal ander gebied dan waarop religieuzen actief zijn. Wij waarderen alle leden van de ordes, wij sluiten ze in ons hart en bidden God dat Hij hun dienst ten bate van de Kerk en van de hele mensheid steeds beter mag maken. Nooit zal er vijandigheid zijn tussen het Opus Dei en de leden van welke orde ook, want daarvoor zijn er twee nodig en wij willen niemands vijand zijn.

Welke taak heeft het Opus Dei in dit verband tot nu toe vervuld en vervult het vandaag de dag? In welke vorm werken de leden met andere organisaties op dat terrein samen?

Het is niet aan mij een historisch oordeel te geven over wat het Opus Dei tot nu toe met Gods genade tot stand heeft gebracht. Ik wil er alleen de nadruk op leggen dat alle inspanningen van het Opus Dei erop gericht zijn om het streven naar heiligheid en het uitoefenen van het apostolaat door de christenen die in de wereld leven te bevorderen, tot welke stand ze ook behoren en welk beroep ze ook hebben. Deze christenen staan met hun familiebanden, vriendschappen, beroepswerk en al hun edele aspiraties midden in de maatschappij.

Welnu, het Opus Dei is ontstaan om ertoe bij te dragen dat zij begrijpen dat hun leven, juist zoals het is, een gelegenheid kan zijn voor een ontmoeting met Christus, dat wil zeggen, een weg van heiligheid en apostolaat. Christus is in elke rechtschapen menselijke activiteit aanwezig: het leven van een gewone christen, dat sommigen maar te eenvoudig en te kleinzielig vinden, kan en moet een heilig en heiligmakend leven zijn.

Met andere woorden: om Christus na te volgen, om de Kerk te dienen, om andere mensen te helpen hun eeuwige bestemming te erkennen, hoef je de wereld niet te verlaten of je ervan te verwijderen. Ook is het niet nodig om zich aan een kerkelijke taak te wijden. Noodzakelijk en tevens voldoende is dat je de taak vervult die God aan ieder afzonderlijk heeft toegewezen op de door Hem gewilde plaats en in de door Hem bepaalde omgeving.

Omdat het merendeel van de christenen van God de opdracht ontvangt om de wereld van binnenuit te heiligen, midden in de tijdelijke structuren, helpt het Opus Dei hen om deze goddelijke opdracht te ontdekken. Het laat hen zien dat de menselijke roeping - in het beroep, in het gezin en in de maatschappij - niet tegengesteld is aan de bovennatuurlijke roeping maar er integendeel een integrerend bestanddeel van is.

De taak van het Opus Dei is enkel en alleen deze boodschap van het evangelie te verspreiden onder alle mensen die in de wereld leven en werken, in welke omgeving of beroep dan ook. Aan allen die dit ideaal van heiligheid begrijpen, geeft het Werk de geestelijke middelen en de leerstellige, ascetische en apostolische vorming die nodig is, om dat ideaal dan in het eigen leven te verwezenlijken.

De leden van het Opus Dei handelen niet als groep maar als individu met persoonlijke vrijheid en verantwoordelijkheid. Juist om die reden is het Werk geen gesloten organisatie of brengt het zijn leden beslist niet samen om ze van andere mensen te isoleren. De gemeenschappelijke apostolaatswerken, die de enige initiatieven zijn die het Opus Dei leidt, staan open voor alle mensen, zonder onderscheid van maatschappelijke, culturele of religieuze aard. En juist omdat de leden zich in de wereld moeten heiligen, werken ze met alle mensen samen met wie ze door hun werk of door hun deelname aan het maatschappelijk leven verbonden zijn.

Een essentieel bestanddeel van de christelijke geest is niet alleen de eenheid met de hiërarchie - Paus en bisschoppen - maar ook de verbondenheid met de andere broeders in het geloof. Al lang ben ik van mening dat een van de grootste kwalen van de Kerk van onze tijd is dat veel katholieken niet weten wat de katholieken van andere landen en van andere rangen en standen denken en doen. Het is nodig dat men deze broederlijkheid die het leven van de eerste christenen zo diep beïnvloedde, opnieuw in praktijk brengt. Op die wijze zullen wij ons verenigd weten en tegelijk de verscheidenheid van persoonlijke roepingen liefhebben. Dan zullen veel onrechtvaardige en beledigende oordelen vermeden worden, die bepaalde kleine groepen in naam van het katholicisme verspreiden en die gericht zijn tegen andere geloofsgenoten, die in werkelijkheid rechtschapen en met offergeest werken, zich richtend op de bijzondere omstandigheden van hun land.

Het is belangrijk dat ieder trouw probeert te zijn aan zijn eigen goddelijke roeping en de Kerk dus niet berooft van de vruchten van zijn van God ontvangen charisma. De eigen taak van de leden van het Opus Dei, die normale christenen zijn, bestaat in het heiligen van de wereld van binnenuit door de meest uiteenlopende menselijke werkzaamheden te verrichten. Daar hun lidmaatschap van het Werk hun positie in de wereld niet verandert, nemen ze deel aan gemeenschappelijke religieuze diensten, aan het leven van de parochie enzovoort, op een wijze die overeenstemt met de omstandigheden van ieder geval. Ook in dit opzicht zijn het normale burgers die goede katholieken willen zijn.

Maar in de regel leggen de leden van het Werk zich niet toe op werk dat confessioneel van karakter is. Alleen in uitzonderingsgevallen, op uitdrukkelijk verzoek van het kerkelijk gezag, werkt deze of gene van het Werk in kerkelijke instellingen. Achter die houding steekt niet de wens om anders te zijn en nog veel minder is het een teken van geringschatting van confessionele activiteiten. Het is niets anders dan de beslissing om zich aan datgene te wijden dat tot de eigen roeping van het Opus Dei behoort. Er zijn al veel religieuzen en clerici en ook veel leken die op dat gebied vol ijver actief zijn en die daaraan al hun krachten geven.

De speciale taak van de leden van het Opus Dei, waartoe ze zich door God geroepen voelen is van andere aard. Binnen de algemene roeping om heilig te zijn ontvangen de leden van het Opus Dei nog een speciale roeping om in vrijheid en verantwoordelijkheid naar heiligheid te streven en apostolaat te doen midden in de wereld waarbij ze dan de plicht op zich nemen om volgens een specifieke geest te leven en gedurende hun leven een bijzondere vorming te ontvangen. Als de leden hun werk in de wereld zouden verwaarlozen om kerkelijk werk te doen, zouden ze hun door God ontvangen gaven braak laten liggen. En door hun wens om direct pastoraal werk te doen zouden ze de Kerk in feite schade berokkenen, want dan zouden er minder christenen zijn die bezig zijn met zichzelf te heiligen in alle beroepen en taken van de burgermaatschappij en op het immense gebied van de wereldlijke arbeid.

Bovendien eist de noodzaak om zich in beroep en geloof voortdurend verder te ontwikkelen, naast de tijd die men nodig heeft voor het geestelijk leven, het gebed en het offervaardig vervullen van zijn plichten van staat, het hele leven op: er blijft geen vrije tijd over.

Het is bekend dat van het Opus Dei mannen en vrouwen uit alle rangen en standen, getrouwd en ongetrouwd lid zijn. Wat is nu het gemeenschappelijke kenmerk dat de roeping voor het Werk onderscheidt? Welke verplichtingen neemt ieder lid op zich om de doelstelling van het Opus Dei te verwezenlijken?

Ik zal het u in een paar woorden zeggen: de heiligheid zoeken midden in de wereld, midden op straat. Wie van God de specifieke roeping tot het Opus Dei krijgt weet en leeft ernaar dat hij de heiligheid in zijn eigen levensstaat moet zoeken, in de uitoefening van zijn arbeid, of dat nu hand- of intellectueel werk is. Ik zeg u, hij weet het en leeft ernaar, want het gaat niet om het accepteren van een alleen maar theoretisch postulaat, maar om het elke dag weer in het gewone leven in praktijk te brengen.

Het willen bereiken van de heiligheid ondanks de persoonlijke fouten en ellende, waarmee ieder mens in zijn leven te maken heeft, betekent zich inspannen om, met de genade van God, de liefde te beleven die immers de volheid van de wet en de band van de volmaaktheid is. De liefde is niet iets abstracts. Ze is een echte en onbeperkte overgave in de dienst aan God en aan alle mensen: dienst aan God, die in de stilte van het gebed en in het lawaai van de wereld spreekt; en dienst aan de mensen wier levensweg de onze kruist.

Als wij volgens de Liefde leven, beoefenen wij alle natuurlijke en bovennatuurlijke deugden van de christen. Deze vormen tezamen een eenheid en zijn niet beperkt tot een telbare lijst. De liefde vereist het in praktijk brengen van rechtvaardigheid, gemeenschapszin, verantwoordelijkheid voor gezin en maatschappij, onthechting, vreugde, kuisheid, vriendschap enzovoort.

Men ziet onmiddellijk dat het beoefenen van deze deugden vanzelf tot het apostolaat leidt, ja, het is al apostolaat. Want als je zo probeert midden in het dagelijkse werk te leven, wordt het christelijk gedrag meteen een voorbeeld, een getuigenis, een concrete en doeltreffende hulp. Je leert de voetsporen te volgen van Christus, die bij zijn voorbeeld ook het woord voegde: coepit facere et docere (Hnd 1,1), Hij begon te doen en te onderwijzen. Daarom heb ik dit werk al meer dan veertig jaar het apostolaat van vriendschap en vertrouwen genoemd.

Alle leden van het Opus Dei delen in deze ijver naar heiligheid en apostolaat. Daarom zijn er in het Werk geen rangen of standen onder de leden. Wel bestaat er verschil in de posities die ieder persoonlijk in de wereld inneemt. Aan deze verscheidenheid past zich de voor allen gelijke en unieke, specifieke en door God zelf gewilde roeping tot het Werk aan: de roeping tot overgave, tot een persoonlijke, vrije en verantwoordelijke inzet om de wil van God te vervullen, die voor ieder van ons duidelijk geworden is.

Zoals u ziet is het pastorale verschijnsel van het Opus Dei iets dat van onder af groeit, dat wil zeggen vanuit het gewone leven van de christen, die samen met de andere mensen leeft en werkt. Het ligt niet op het vlak van een verwereldlijking, van een desacralisatie van het monastieke of religieuze leven en vormt ook niet het laatste stadium van de toenadering van de religieuzen tot de wereld.

Wie de roeping tot het Opus Dei ontvangt, krijgt een nieuwe kijk op de dingen om hem heen. Hij ontdekt een nieuw licht in zijn sociale contacten, in zijn beroep, in zijn zorgen, zijn verdriet en zijn blijdschap. Maar nooit trekt hij zich van dat alles terug. Het is daarom niet juist om van aanpassing aan de wereld of aan de moderne maatschappij te spreken. Niemand past zich aan aan wat van hemzelf is. Men is in datgene wat men heeft als iets eigens. De ontvangen roeping is dezelfde als de roeping die in de harten van de vissers, landarbeiders, kooplieden of soldaten opbloeide, die in Galilea om Christus heen zaten en Hem hoorde zeggen: Wees volmaakt, zoals uw Vader in de hemel volmaakt is. (Mat 5,48).

Ik herhaal dat het bij de volmaaktheid die de leden van het Opus Dei zoeken gaat om de specifieke volmaaktheid van iedere christen als zodanig, de volmaaktheid dus waartoe elke christen geroepen is en die ervan uitgaat dat men helemaal volgens de eisen van het geloof leeft. Het gaat ons niet om de evangelische volmaaktheid die men beschouwt als eigen aan de religieuzen en aan sommige instellingen die lijken op de religieuzen. Nog minder gaat het ons om het zogenoemde leven van evangelische volmaaktheid, dat kerkrechtelijk betrekking heeft op de religieuze staat.

De weg van de religieuze roeping beschouw ik als noodzakelijk en zegenrijk in de Kerk. Wie deze niet zou waarderen, zou niet de geest van het Werk bezitten. Maar die weg is niet de mijne noch die van de leden van het Opus Dei. Men kan zeggen dat wie bij het Opus Dei komen, dit doen op de uitdrukkelijke voorwaarde, dat ze niet van levensstaat veranderen. Ons specifieke kenmerk bestaat in de heiliging van onze eigen staat in de wereld en in de persoonlijke heiliging van elk lid op de plaats waar hij Christus ontmoet. Dat is de verplichting die elk lid op zich neemt om de doelstellingen van het Opus Dei te verwezenlijken.