Lijst van punten

Er zijn 2 punten in «Gesprekken met mgr. Escrivá» waarvan het onderwerp is Politiek → dienst.

Welke verantwoordelijkheid dragen volgens u de universiteit als instelling en de afzonderlijke docenten en studenten ten aanzien van de huidige sociale en politieke situatie in ons land en in de rest van de wereld, en verder ten aanzien van oorlog, onrechtvaardigheid en onderdrukking in de wereld? Kan de universiteit het ontplooien van politieke activiteiten binnen haar muren door studenten en docenten onbeperkt toelaten?

Allereerst wil ik duidelijk maken dat wat ik in dit gesprek naar voren breng een mening is, de persoonlijke mening van een man die sinds zijn zestiende (nu ben ik vijfenzestig) nooit het contact met de universiteit heeft verloren. Het gaat hier dus om mijn eigen opvattingen en zeker niet om de opvattingen van het Opus Dei. Het Werk wil noch kan in tijdelijke en discutabele zaken positie kiezen, omdat zijn doelstelling uitsluitend van geestelijke aard is. Elk lid van het Opus Dei bezit en komt in volledige vrijheid op voor zijn eigen persoonlijke standpunt en neemt daarvan dan ook de persoonlijke verantwoordelijkheid op zich.

Om op uw vraag terug te komen, we moeten het, denk ik, eerst eens worden over wat we hier onder “politiek” verstaan. Als je onder politiek verstaat dat je je voor de vrede, de sociale rechtvaardigheid en de vrijheid van alle mensen moet interesseren en werken, dan hebben allen in de universiteit en de universiteit zelf als instelling de plicht om zich deze idealen eigen te maken en om elke inspanning te ondersteunen die erop gericht is de grote problemen van de mensheid op te lossen.

Maar als je onder “politiek” de concrete oplossing van een bepaald probleem verstaat, en wel als een naast andere mogelijke en rechtmatige oplossingen en als resultaat van eerlijke wedijver met anderen die een tegenovergestelde mening zijn toegedaan, dan ben ik van mening dat de universiteit niet de juiste plaats voor dergelijke beslissingen is.

De universiteit is de plaats om zich voor te bereiden op het oplossen van die problemen. De universiteit is een gemeenschappelijk huis; een plaats van studie en van vriendschap, van vreedzaam samenleven van mensen met verschillende zienswijzen, die steeds het legitieme pluralisme van de maatschappij tot uitdrukking brengen.

U noemde de aanwezigheid van de vrouw in het openbare en politieke leven. Tegenwoordig tekenen zich in Spanje in dat opzicht belangrijke ontwikkelingen af. Wat is volgens u de specifieke taak die de vrouw op dat terrein zou moeten vervullen?

De aanwezigheid van de vrouw in het grote geheel van het sociale leven is een logisch en volledig positief verschijnsel en vormt een deel van het eerder door mij genoemde gegeven. Een moderne, democratische maatschappij moet de vrouw het recht laten om actief aan het politieke leven deel te nemen en moet de noodzakelijke voorwaarden scheppen om aan allen die dat willen, de gelegenheid te geven van dat recht ook inderdaad gebruik te maken.

De vrouw die in openbare functies actief leiding wil geven, is verplicht om zich er eerst op een gepaste wijze op voor te bereiden,zodat haar werk verantwoordelijk en positief is. Elke beroepsbezigheid vereist een opleiding en verder een voortdurende bijscholing, om zich aan nieuwe omstandigheden te kunnen aanpassen. Die eis geldt vooral voor al degenen die een leidende functie in de maatschappij ambiëren, want zij hebben een belangrijke dienst te verrichten waarvan het welzijn van allen afhankelijk is.

Voor een vrouw met de vereiste vooropleiding zouden op elk niveau van het openbare leven alle mogelijkheden open moeten staan. In die zin kan niet van specifieke taken gesproken worden die alleen voor vrouwen bestemd zijn. Zoals ik zo-even al zei, is de specifieke rol van de vrouw eigenlijk niet toegespitst op bijzondere taken en posities, maar wel op de manier waarop zij functioneert, op de nuances die het vrouw-zijn bij de oplossing van actuele problemen kan aanbrengen en zelfs op het ontdekken en aanpakken van deze problemen.

Op grond van haar natuurlijke aanleg kan de vrouw het openbare leven zeer verrijken. Dat is zonder meer duidelijk als we het oog richten op het uitgestrekte terrein van de gezins- of sociale wetgeving. De specifieke bekwaamheden van de vrouw zijn de beste garantie dat bij alle beslissingen, die op de een of andere wijze met gezins-, opvoedings- of jeugdproblemen te maken hebben, de echt menselijke en christelijke waarden gerespecteerd worden.

Ik noemde hier het belang van de christelijke waarden voor de oplossing van sociale en gezinsproblemen, en ik wil nu de grote betekenis onderstrepen van die waarden voor het gehele openbare leven. Net als aan de man, geeft het christelijk geloof ook aan de vrouw die politiek actief wil zijn, de verantwoordelijkheid om echt apostolaat te beoefenen, dat wil zeggen de gehele maatschappij in echt christelijke zin te dienen. Dit betekent niet dat je in het politieke leven officieel of officieus de Kerk vertegenwoordigt, en zeker niet dat je je van de Kerk bedient voor de eigen persoonlijke carrière of voor de belangen van een partij. Het gaat er integendeel om dat je je in alle tijdelijke kwesties met christelijke vrijheid en conform je persoonlijke geloofsovertuiging een eigen zelfstandige mening vormt en de volledige persoonlijke verantwoording voor je eigen denken en doen op je neemt.