Lijst van punten

Er zijn 3 punten in «Gesprekken met mgr. Escrivá» waarvan het onderwerp is arbeid → persoonlijke en sociale waarde.

Hoe is volgens u het grote succes van het Opus Dei te verklaren? Welke maatstaven legt u daarbij aan?

Als een onderneming een bovennatuurlijk doel nastreeft, betekent succes of mislukking, althans in de gewone betekenis van het woord, erg weinig. De heilige Paulus zei reeds tegen de christenen van Korinte dat in het geestelijk leven niet het oordeel van anderen, ook niet het eigen oordeel, maar alleen het oordeel van God van belang is.

Zeker, het Werk is vandaag de dag over de hele wereld verspreid. Mannen en vrouwen van ongeveer 70 nationaliteiten maken er deel van uit. Als ik aan dit feit denk, ben ik zelf verrast. Ik vind er geen menselijke verklaring voor. De enige verklaring is voor mij de wil van God, want de Geest waait waar Hij wil en bedient zich van wie Hij wil om de mensen te heiligen. Dat alles is voor mij een reden om God te danken, om nederig te zijn en om tot Hem te bidden en te vragen dat ik Hem altijd op de juiste wijze mag dienen.

U vraagt mij ook welke maatstaf ik daarbij aanleg? Het antwoord is heel eenvoudig: de maatstaf van de heiligheid, van de vruchten van heiligheid.

Het belangrijkste apostolaat van het Opus Dei is dat wat elk lid uitoefent door het getuigenis van zijn leven en door zijn woord in de dagelijkse omgang met zijn vrienden, kennissen en collega's. Wie zou de bovennatuurlijke uitwerking van dat stille en nederige apostolaat durven meten? Het voorbeeld van een trouwe en oprechte vriend of de invloed van een goede moeder in het gezin, dergelijke dingen kunnen als resultaat amper gemeten worden.

Maar misschien heeft uw vraag meer betrekking op de gemeenschappelijke apostolaatsactiviteiten van het Opus Dei, waarbij men de resultaten vanuit een zuiver menselijk, als het ware technisch standpunt zou kunnen beoordelen. Dient bijvoorbeeld een vakopleiding voor arbeiders inderdaad de sociale vooruitgang van de mensen die zo'n opleiding volgen, of geeft een universiteit aan de studenten inderdaad een adequate beroepsopleiding en culturele vorming? Als ik uw vraag in die zin mag interpreteren dan zou ik willen zeggen dat het succes ervan voor een deel ligt in het feit dat zij, die in die apostolische instellingen werken, daar hun beroep van maken. Overeenkomstig de gestelde eisen hebben ze zich daarop voorbereid als mensen, die serieus werk willen leveren. Dat wil onder andere zeggen dat die projecten niet volgens een vast schema gepland worden. Integendeel, men houdt in ieder concreet geval rekening met de specifieke maatschappelijke behoeften van het land of de streek, waar men een bepaalde activiteit wil ontplooien, zodat ze beantwoordt aan de eisen van de praktijk.

Maar ik leg er nog eens de nadruk op dat het Opus Dei zich niet in eerste instantie voor het zuiver menselijke resultaat interesseert. Het echte, doorslaggevende succes of het falen van die gemeenschappelijke werken hangt, ervan uitgaande dat ze menselijkerwijs goed gedaan zijn, af van de vraag of zowel degenen die er werkzaam zijn als die er de vruchten van plukken daar inderdaad een hulp en een aansporing vinden om God meer te beminnen, om zich er steeds meer van bewust te worden dat ze broeders zijn van hun medemensen en dat ze daarvan getuigen door een onbaatzuchtige dienst aan de mensheid.

Ondanks dat is de vrouw er soms niet zeker van of ze echt wel op de plaats is die haar toekomt en waartoe ze geroepen is. Werkt ze buitenshuis, dan ervaart ze de eisen die het gezin aan haar stelt vaak als een last, maar als ze zich helemaal aan haar gezin wijdt, voelt ze zich in haar mogelijkheden beknot. Wat hebt u aan vrouwen te zeggen die voor dat dilemma staan?

De oorzaak van dat zeer reële gevoel is vaak niet zozeer de feitelijke beperktheid waaraan wij als mens immers allemaal onderworpen zijn, maar eerder het ontbreken van duidelijk omschreven idealen, die in staat zijn om het hele leven inhoud te geven. Ofwel kan oorzaak zijn de onbewuste hoogmoed dat wij in elk opzicht en op elk gebied de besten zouden willen zijn. En als wij dan beseffen dat dat verlangen niet vervuld kan worden, ontstaat er gemakkelijk een algemene stemming van onzekerheid en angst, of zelfs van afkeer en neerslachtigheid: men kan niet alles tegelijk doen, men weet niet waar te beginnen en eigenlijk wordt niets goed aangepakt. Het is niet te verwonderen dat in zo'n situatie afgunst ontstaat en de losgeslagen fantasie haar toevlucht zoekt in ideeën, die ons steeds meer van de werkelijkheid verwijderen en die uiteindelijk de wil in slaap sussen. Het is een toestand die ik vaak was-ik-maar-mystiek genoemd heb, die uit ijdele dromen en vals idealisme bestaat: was ik maar niet getrouwd, had ik dat beroep maar niet gekozen, was ik maar gezonder of jonger, had ik maar meer tijd!

Het geneesmiddel hiervoor - veeleisend, zoals alles wat waarde heeft - is het werkelijke middelpunt van het menselijk leven zien te vinden, datgene wat aan het geheel zijn plaats, ordening en zin verleent. Dat middelpunt is de omgang met God in een echt innerlijk leven. Wie in Christus leeft, wie zijn hele leven zo kan inrichten dat het op Hem gericht is, begrijpt de zin van de aan hem toevertrouwde taak. Hij vindt een menselijk en tegelijk bovennatuurlijk ideaal en voor zijn leven openen zich nieuwe perspectieven van hoop. Dan wordt het ons mogelijk gemaakt niet alleen maar dit of dat gedeelte van ons werk op te offeren, maar bereidwillig ons hele leven over te geven en zo, paradoxaal genoeg, aan de diepste zin ervan gestalte te geven.

Het probleem dat u hier met betrekking tot de vrouw ter sprake brengt blijft niet alleen tot haar beperkt. Ook mannen hebben vaak dezelfde ervaring, al draagt die dan andere kenmerken. De wortel van dit probleem is gewoonlijk dezelfde: het ontbreken van een echt ideaal, dat alleen maar in het licht van God te vinden is.

In elk geval moet je ook kleine hulpmiddelen gebruiken, die misschien gering lijken maar het toch niet zijn. Als je veel te doen hebt is het beslist noodzakelijk te plannen en te ordenen. Veel moeilijkheden ontstaan omdat mensen nooit geleerd hebben zich aan een bepaalde orde te houden. Er zijn vrouwen die heel wat dingen doen en ze tot een goed einde brengen, omdat ze de sterkte kunnen opbrengen om zich aan een vast schema te onderwerpen. Op ieder moment hebben zij hun hoofd gehad bij dat wat ze moesten doen, zonder zenuwachtig te worden bij de gedachte aan wat later komt of wat ze eerder hadden kunnen doen. Maar andere vrouwen raken als ze zien wat ze nog allemaal moeten doen helemaal van streek en dan komt er helemaal niets uit hun handen.

Zeker zullen er altijd vrouwen zijn die zich uitsluitend aan hun gezin wijden, aan die prachtige, lonende taak, die een echt en waardevol beroep is. Met hun werkzaamheid oefenen ze vaak een veel verderstrekkende invloed uit dan veel mensen in andere beroepen, want hun positieve invloed bereikt buiten hun eigen gezin ook een grote kring van vrienden, kennissen en andere mensen met wie ze te maken hebben. En wat te zeggen van die vrouwen die daarnaast nog deze kennis en ervaring in dienst stellen van honderden personen, zoals in de centra voor de vorming van de vrouw, die mijn dochters van het Opus Dei leiden? Dan worden zij tot leraressen van nieuwe gezinnen, met meer opvoedkundige waarde, zou ik haast zeggen, dan vele hoogleraren van de universiteit.

Ik zou het nu over een heel concreet thema willen hebben. Onlangs werd meegedeeld dat er in Madrid een vormingsinstituut voor huishoudelijk personeel wordt geopend dat door de vrouwelijke afdeling van het Opus Dei geleid gaat worden. Het doel ervan is, in een gezinssfeer, aan meisjes werkzaam in de huishouding een gedegen, gekwalificeerde beroepsopleiding te geven. Welke maatschappelijke invloed kunnen volgens u dergelijke projecten van het Opus Dei hebben?

Dit apostolaatswerk is een van de vele, die door leden van het Opus Dei, in samenwerking met andere mensen die geen lid ervan zijn, geleid worden. Het hoofddoel ervan is aan het huishoudelijk beroep een nieuwe waardigheid te geven, zodanig dat het werk gedaan kan worden met een wetenschappelijke aanpak. Met opzet zeg ik wetenschappelijke aanpak, want het is nodig het werk in het huishouden zo te ontwikkelen zoals het is, namelijk als een echt beroep.

Laten we niet uit het oog verliezen, dat er geprobeerd is dat werk als iets vernederends voor te stellen. Maar dat is beslist niet het geval. Vernederend waren wel vaak de begeleidende omstandigheden van dat werk, en dat zijn ze ook nu soms nog, omdat de meisjes heel dikwijls moeten werken naar de grillen en willekeur van hun werkgevers, zonder echt gegarandeerde rechten, in een liefdeloze sfeer en zonder voldoende beloning. Daarom moet een echt arbeidscontract geëist worden, dat duidelijke en precies omschreven garanties bevat en de wederzijdse rechten en plichten vastlegt.

Maar naast deze juridische garanties is het nodig dat degene die zo'n dienende taak op zich neemt, ook gekwalificeerd, beroepsmatig voorbereid is. Al valt het tegenwoordig minder in de smaak, toch heb ik bewust het woord dienst gebruikt, omdat elke goed verrichte werkzaamheid in de maatschappij in de beste zin van het woord een dienst is, of het nu gaat om het werk van een dienstmeisje of om dat van een leraar of rechter. Het enige werk dat geen dienst is, is dat van de man of de vrouw die alleen maar aan zijn of haar persoonlijk welzijn denkt.

Het werk in de huishouding is van zeer groot belang! Verder kan ieder werk dezelfde bovennatuurlijke kwaliteit krijgen: er zijn geen grote of kleine taken. Alle taken zijn groot, indien ze verricht worden uit liefde. Werkzaamheden die voor belangrijk doorgaan, worden onbelangrijk, als men de christelijke zin van het leven verliest; daartegenover zijn er vaak onbelangrijk lijkende werkzaamheden die belangrijk zijn vanwege de reële consequenties die ze hebben.

Voor mij is het werk van een dienstmeisje dat lid is van het Opus Dei van evenveel betekenis als het werk van een ander vrouwelijk lid, dat bijvoorbeeld een adellijke titel heeft. In beide gevallen interesseert het mij alleen maar in hoever zowel de een als de ander haar werk gebruikt als middel en gelegenheid om zichzelf en anderen te heiligen. Van meer betekenis is het werk van die vrouw, die zich in haar bezigheden en in haar staat beter heiligt en die de haar door God opgedragen taak met meer liefde vervult.

Voor God zijn een vrouwelijke hoogleraar, een dienstmeisje, een secretaresse, een fabrieksarbeidster of een boerin van precies dezelfde betekenis. Voor God is iedere ziel gelijk. Het enige verschil is dat de zielen van eenvoudige mensen vaak mooier zijn. Zielen zijn altijd aangenaam aan God als ze op intieme wijze omgaan met God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest.

De pas geopende school in Madrid kan veel doen: ze biedt de maatschappij een echte en doeltreffende hulp in een belangrijke taak; ze verricht een christelijk werk in het huisgezin door daar vreugde, vrede en begrip te brengen. Ik zou hierover urenlang kunnen praten, maar wat ik gezegd heb maakt voldoende duidelijk dat voor mij het werk in de huishouding een taak van zeer grote betekenis is, want met dit werk kan veel goed maar ook veel kwaad gedaan worden in de gezinnen zelf. Ik hoop dat de school in Madrid veel goeds gaat doen. Dan zullen er meer mensen zijn die dat beroep op menselijk hoog niveau met kennis van zaken en apostolische ijver uitoefenen, en er een vreugdevol beroep van maken, dat overal op de wereld zo doeltreffend kan zijn.

Verwijzingen naar de H. Schrift