Lijst van punten

Er zijn 3 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is Volharding.

Wil je ergens toe dienen: dien!

Om je beroep te heiligen moet je het werk menselijk en bovennatuurlijk gezien serieus nemen. Als contrast daarmee wil ik een stukje aanhalen uit een van die oude verhalen van de apocriefe evangeliën: De vader van Jezus, die timmerman was, maakte ploegen en jukken. Op zekere dag — gaat het verhaal verder — bestelde een belangrijke man een bed bij hem. Toen bleek dat één van de beddenpoten korter was dan de andere wist Jozef zich geen raad. Toen zei het Kind Jezus tegen zijn vader: Leg de twee palen zo op de grond dat ze aan één uiteinde gelijk zijn. Dat deed Jozef. Jezus ging aan de andere kant staan, pakte het kortste stuk hout en rekte het uit tot het even lang was als het andere. Bij het zien van het wonder was Jozef, zijn vader, vol bewondering, sloeg zijn armen om het Kind, overlaadde het met kussen en zei: Wat ben ik toch gelukkig dat God mij dit Kind heeft gegeven! (Evangelie van de kinderjaren, ten onrechte toegeschreven aan de apostel Thomas; uit “Los evangelios apócrifos”, edición de A. Santos Otero, Madrid 1956, p. 314—315).

Voor zoiets zou Jozef God niet bedanken, want op die manier zal hij nooit gewerkt hebben. Hij is geen man van gemakkelijke en miraculeuze oplossingen, maar een man die doorzet, zich inspant en zo nodig inventief is. De christen weet dat God wonderen doet; dat Hij ze eeuwen geleden heeft gedaan, dat Hij ze bleef doen en ze nog steeds doet, want non est abbreviata manus Domini, de macht van de Heer is niet kleiner geworden (Jes 59, 1).

Wonderen laten de verlossende almacht van God zien, maar ze zijn geen middel om ons onvermogen op te heffen, of onze gemakzucht een handje te helpen. Het wonder dat de Heer van jou vraagt is dat je volhardt in je christelijke en goddelijke roeping, in de heiliging van het dagelijks werk. Hij vraagt je het wonder om het proza van alledag om te zetten in een heldendicht, door de gewone bezigheden met liefde te doen. Hij verwacht van jou dat je een mens bent met verantwoordelijkheidsbesef, apostolische ijver en dat je goed bent in je beroep.

Als motto voor je werk wil ik je het volgende meegeven: Wil je ergens toe dienen: dien! Maar dan moet je in de eerste plaats weten hoe je je werk tot een goed einde brengt. Ik geloof niet in de oprechte bedoeling van iemand die geen moeite doet om de nodige deskundigheid in zijn beroep te ontwikkelen. Goede wil alleen is niet genoeg, je moet ook weten hoe je het moet aanpakken, en of we dat echt willen zal blijken uit onze inzet om de dingen met de grootst mogelijke perfectie af te ronden.

Maar er ligt een machtige vijand op de loer die zich verzet tegen ons verlangen om de leer van Christus ten volle te beleven: de hoogmoed. Deze steekt de kop op als wij na mislukkingen en nederlagen niet proberen de helpende hand van God te zoeken. Dan wordt het donker in onze ziel — een trieste duisternis — en denkt zij dat ze verloren is. De fantasie gaat obstakels verzinnen die niet reëel zijn en die zouden verdwijnen als we ze met een beetje nederigheid onder ogen zouden zien. De ziel kan zich door haar hoogmoed en fantasie een smartvol Golgotha maken. Maar daar vindt ze Christus niet, want waar de Heer is, heerst vrede en blijdschap, zelfs als de ziel één open wonde is en door duisternis is omgeven.

Er is nog een hypocriete vijand van onze heiliging: denken dat we in onze geestelijke strijd tegen buitengewone obstakels moeten vechten, tegen vuurspuwende draken. Ook dat is een uiting van hoogmoed. We willen wel strijden, maar met pauken, trompetgeschal en vliegende vaandels.

Laten we niet vergeten dat noch het houweel of de bijl, noch enig ander werktuig, hoe scherp het ook is, de grootste vijand van het gesteente is, maar het water dat druppel voor druppel in de spleten van de rots dringt tot die uit elkaar barst. Het grootste gevaar voor een christen is dat hij de dagelijkse schermutselingen niet ernstig neemt, waardoor ze geleidelijk een spoor in de ziel achterlaten en deze uiteindelijk slap en broos wordt, onverschillig en ongevoelig voor de stem van God.

Laten we luisteren naar wat de Heer ons zegt: Wie betrouwbaar is in het kleinste, is ook betrouwbaar in het grote; en wie onrechtvaardig is in het kleinste, is ook onrechtvaardig in het grote (Lc 16, 10). Het is alsof Hij ons zegt: strijd steeds in die schijnbaar onbeduidende kleinigheden die groot zijn in mijn ogen; wees stipt in de vervulling van je plicht; glimlach tegen iemand die dat nodig heeft, ook als je daar geen zin in hebt; beknibbel niet op de tijd die je aan het gebed wijdt; ga iemand tegemoet die je hulp zoekt; beoefen de rechtvaardigheid en doe er met de genade van de liefde nog een schepje bovenop.

Dergelijke ingevingen zullen we elke dag in ons binnenste voelen als een stille aansporing om ons te trainen in de bovennatuurlijke sport onszelf te overwinnen. Moge het licht van God ons verlichten opdat we zijn aanwijzingen opmerken; moge Hij ons helpen bij de strijd en naast ons staan bij de overwinning; moge Hij bij ons blijven in het uur van de nederlaag, want dan zullen wij altijd in staat zijn om weer op te staan en door te gaan met de strijd.

Wij kunnen niet blijven stilstaan. Onze Lieve Heer vraagt van ons dat we de strijd steeds sneller, grondiger en op meer fronten voeren. We zijn verplicht onszelf te overtreffen, want ons enige doel in deze wedstrijd is dat wij aankomen bij de hemelse glorie. En als wij de hemel niet bereiken, is alles voor niets geweest.

Het enige recept: persoonlijke heiligheid

De beste weg om de moed niet te verliezen in het apostolaat en de mensen te dienen, is niet anders dan in de volheid van het geloof, de hoop en de liefde te leven; in één woord: heiligheid. Ik ken geen ander recept dan persoonlijke heiligheid!

Verenigd met heel de Kerk vieren we vandaag de triomf van de Moeder, de Dochter en de Bruid van God. En zoals we ons op de derde dag na de dood van de Heer verheugd hebben over de verrijzenis, zijn we vandaag blij omdat zij — na Jezus van Betlehem tot aan het kruis te hebben begeleid —, met lichaam en ziel bij Hem is en de vreugde van de eeuwige heerlijkheid geniet. Dat is het mysterieuze heilsplan van God: Onze Lieve Vrouw, die volledig bij het werk van onze verlossing betrokken was, moest haar Zoon van zeer nabij volgen: in de armoede van Betlehem, in het verborgen leven van het gewone werk in Nazareth, in de openbaring van zijn godheid in Kana in Galilea, in de gruwelen van het lijden en het goddelijk kruisoffer, en in de eeuwige zaligheid van het paradijs.

Dit alles raakt ons direct, want deze bovennatuurlijke weg moet ook onze weg zijn. Maria laat ons zien dat dit pad begaanbaar en veilig is. Zij is ons voorgegaan op de weg van de navolging van Christus, en de verheerlijking van onze Moeder is de vaste hoop op onze redding. Daarom noemen wij haar spes nostra, onze hoop en causa nostrae laetitiae, oorzaak van onze blijdschap.

We mogen nooit de hoop verliezen dat we heilig zullen worden, de uitnodiging van de Heer zullen opvolgen en tot het einde toe zullen volharden. God, die in ons het werk van de heiliging is begonnen, zal het tot een einde brengen (zie Fil 1, 6). Want als de Heer vóór ons is, wie zal dan tegen ons zijn? Hij heeft zelfs zijn eigen Zoon niet gespaard, voor ons allen heeft Hij Hem overgeleverd. En zou Hij ons na zulk een gave ook niet al het andere schenken? (Rom 8, 31-32).

Op dit feest is alles een uitnodiging om blij te zijn. De vaste hoop op onze persoonlijke heiliging is een geschenk van God; maar de mens mag niet passief blijven. Denk aan de woorden van Christus: Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en elke dag opnieuw zijn kruis op te nemen (Lc 9, 23). Zie je? Het kruis van elke dag. Nulla dies sine cruce, geen dag zonder kruis: geen dag waarop we het kruis van de Heer niet dragen, waarop we zijn juk niet op ons nemen. Daarom heb ik jullie er ook aan willen herinneren dat de blijdschap van de verrijzenis het gevolg is van het lijden aan het kruis.

Maar wees niet bang, de Heer heeft ons gezegd: Komt allen tot Mij die uitgeput zijt en onder lasten gebukt, en Ik zal u rust en verlichting schenken. Neemt mijn juk op uw schouders en leert van Mij: Ik ben zachtmoedig en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen, want mijn juk is zacht en mijn last is licht (Mt 11, 28-30). Kom — is het commentaar van Johannes Chrysostomus — niet om rekenschap af te leggen, maar om van je zonden verlost te worden. Kom, want Ik heb de glorie die je Mij kunt brengen niet nodig. Ik heb je redding nodig. Wees niet bang als je over het juk hoort spreken, want het is zacht. Wees niet bang als Ik spreek van de last, want die is licht [In Matthaeum homiliae, 37, 2 (PG 57, 414)].

Onze weg van persoonlijke heiliging gaat iedere dag weer via het kruis: die weg is niet troosteloos, want Christus zelf helpt ons en bij Hem is er geen plaats voor droefheid. Ik herhaal dikwijls: in laetitia, nulla dies sine cruce, de ziel overvol van vreugde, en geen dag zonder het kruis!

Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift