Lijst van punten

Er zijn 5 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is Geloof → zout en licht van de wereld.

Het werk heiligen, zich heiligen in het werk, anderen heiligen door het werk

Als ik de geest van het Opus Dei — de organisatie waaraan ik mijn leven gewijd heb — uiteenzet, dan zeg ik dat de spil waar alles om draait het gewone werk is, het beroepswerk midden in de wereld. De goddelijke roeping nodigt ons uit om deel te nemen aan de unieke zending van de Kerk door van Christus te getuigen tegenover onze medemensen en alles naar God te voeren.

De roeping steekt een licht aan waardoor we de zin van ons leven kunnen zien. In het heldere licht van het geloof wordt het waarom van ons aardse bestaan duidelijk. Ons leven — het verleden, het heden en wat nog komen zal — krijgt dan een nieuwe dimensie met een ongekende diepte. Alles in ons leven krijgt een plaats: we begrijpen waar Onze Lieve Heer ons naar toe wil brengen en we voelen ons volkomen opgenomen door de taak die ons is toevertrouwd.

God haalt ons uit de duisternis van onze onwetendheid, Hij maakt een einde aan onze onzekere weg door het leven en roept ons met luide stem, zoals Hij eens deed met Petrus en Andreas: Venite post me, et faciam vos fieri piscatores hominum, kom, volg Mij, Ik zal u vissers van mensen maken, (Mt 4, 19) ongeacht onze plaats in de wereld.

Wie leeft uit het geloof kan met moeilijkheden, conflicten, verdriet en zelfs met bitterheid te maken krijgen, maar hij wordt nooit ontmoedigd of wanhopig, want hij weet dat zijn leven zin heeft, hij weet waarom hij op de wereld is. Ego sum lux mundi, heeft Christus uitgeroepen, qui sequitur me non ambulat in tenebris, sed habebit lumen vitae, Ik ben het licht van de wereld, wie Mij volgt dwaalt niet rond in de duisternis, maar zal het licht des levens bezitten (Joh 8, 12).

Als we het waard willen zijn dit licht van God te ontvangen, dan moeten we liefhebben. We moeten in alle nederigheid ons verlangen naar verlossing onderkennen en met Petrus uitroepen: Heer, naar wie zouden wij gaan?Uw woorden zijn woorden van eeuwig leven en wij geloven en weten dat Gij de Heilige Gods zijt (Joh 6, 69-70). Als wij ons hart echt openen voor de stem van God kunnen wij ook zeggen dat wij niet in het duister ronddwalen, want boven onze armzaligheid en onze persoonlijke tekortkomingen schijnt het licht van God, zoals de zon boven de onweerswolken.

Er is niets dat de belangstelling van Christus niet heeft. Als we het zuiver theologisch bekijken, en dus geen genoegen nemen met een functionele classificatie, dan kunnen we stellen dat er geen zaken zijn — goede, edele, en zelfs neutrale zaken — die uitsluitend profaan zijn, aangezien het Woord van God onder de mensenkinderen heeft geleefd, honger en dorst heeft gehad, met zijn handen heeft gewerkt, vriendschap en gehoorzaamheid heeft gekend en lijden en sterven heeft meegemaakt. Want in Christus heeft God willen wonen in heel zijn volheid, om door Hem het heelal met zich te verzoenen en vrede te stichten door het bloed, aan het kruis vergoten, om alles in de hemel en op de aarde te verzoenen, door Hem alleen (Kol 1, 19-20).

We moeten van de wereld houden, van ons werk, van elke menselijke bezigheid, want de wereld is goed. De zonde van Adam heeft de goddelijke harmonie in de schepping verbroken, maar God de Vader heeft zijn eniggeboren Zoon gestuurd om de vrede te herstellen, opdat wij, die aangenomen kinderen zijn geworden, de schepping van de wanorde zouden kunnen bevrijden en alle dingen met God zouden kunnen verzoenen.

Geen enkele situatie waarin de mens verkeert herhaalt zich. Zij is de vrucht van een unieke roeping die we met overgave moeten beleven door er de geest van Christus te verwezenlijken. Zo zullen wij door een christelijk leven te leiden op een natuurlijke manier, maar trouw aan ons geloof, Christus zijn die aanwezig is onder de mensen.

Het kan dat inbeelding en trots de kop opsteken bij de gedachte aan de waardigheid van de zending waartoe God ons roept. Maar we hebben een verkeerd beeld van de christelijke roeping als we ons daardoor laten verblinden en vergeten dat we van leem zijn gemaakt, dat we stof en ellende zijn. Het kwaad zit niet alleen in de wereld om ons heen, het zit ook in onszelf, het nestelt zich in ons hart en verleidt ons tot laagheid en egoïsme. Alleen de genade van God is een sterke rots; wij zijn zand, drijfzand.

Als we een blik werpen op de geschiedenis van de mensheid of als we de situatie in de wereld bezien, dan is het pijnlijk te moeten constateren dat er na twintig eeuwen zo weinig mensen zijn die zich christen noemen, en dat degenen die deze naam dragen vaak niet trouw zijn aan hun roeping. Jaren geleden zei iemand die het niet kwaad bedoelde maar geen geloof had, bij het zien van een wereldkaart: Hier zie je de mislukking van Christus. Al zoveel eeuwen proberen ze zijn leer in het hart van de mensen te planten en kijk eens naar het resultaat: er zijn geen christenen.

Ook nu zijn er velen die zo denken. Maar Christus is niet mislukt: de wereld wordt voortdurend door zijn woord en zijn leven bevrucht. Het werk van Christus, de taak die zijn Vader Hem heeft opgedragen, wordt werkelijkheid. De geschiedenis is doortrokken van zijn kracht die het ware leven brengt: wanneer alles aan Hem onderworpen is, zal ook de Zoon zelf zich onderwerpen aan Degene die het al aan Hem onderwierp. Dan zal God alles in allen zijn (1 Kor 15, 28).

God wil ons als medewerkers bij deze opdracht die Hij in de wereld uitvoert, Hij wil het risico van onze vrijheid lopen. Als ik naar het pasgeboren Kindje in Betlehem kijk dat zwak, arm en weerloos is, dan raakt mij dat echt. God geeft zich over in de handen van de mensen, Hij komt naar ons toe en daalt naar ons af.

Hij die bestond in goddelijke majesteit, heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkheid met God. Hij heeft zichzelf ontledigd en het bestaan van een slaaf op zich genomen. Hij is aan de mensen gelijk geworden (Fil 2, 6-7) God buigt zich over naar onze vrijheid, onze onvolmaaktheid en onze ellende. Hij laat toe dat goddelijke schatten in aarden kruiken worden gedragen en dat wij deze schatten aan anderen laten kennen door onze ontoereikendheid met zijn goddelijke kracht te vermengen.

Apostel van apostelen zijn

De wereld vullen met licht, zout en licht zijn (zie Mt 5, 13-14), zo heeft de Heer de zending van zijn leerlingen omschreven. Het blijde nieuws van de liefde van God verspreiden tot aan het uiteinde van de aarde. Daaraan moeten alle christenen op een of andere manier hun leven wijden.

Meer nog. Wij moeten hierin niet alleen willen staan, maar anderen stimuleren hun bijdrage te leveren aan deze goddelijke opdracht om vreugde en vrede naar het hart van de mensen te brengen. Neem anderen mee, naarmate jullie zelf voortgang maken, schrijft de heilige Gregorius de Grote, heb de wens metgezellen te hebben op de weg naar de Heer [In Evangelia homiliae, 6, 6 (PL 76, 1098)].

Maar, zegt de Heer in een parabel, denk eraan dat de onkruidzaaier kwam cum dormirent homines, terwijl de mensen sliepen (Mt 13, 25). Wij lopen het gevaar ons te laten meeslepen door de slaap van het egoïsme, van de oppervlakkigheid. Wij lopen het risico ons hart te verliezen in duizend en één vluchtige ervaringen, en het dieper nadenken over de werkelijke zin van de aardse werkelijkheid uit de weg te gaan. Een trieste zaak is dat, die slaap die de waardigheid van de mens verstikt en hem een slaaf maakt van iets bedroevends!

Wij zouden het buitengewoon triest moeten vinden dat christenen die meer kunnen geven, niet kunnen besluiten dat te doen; dat christenen die zich volledig kunnen geven en alle consequenties van hun roeping als kinderen van God zouden kunnen beleven, zich tegen edelmoedigheid verzetten. Dat moet ons pijn doen, want de genade van het geloof krijgen we niet om in het donker te blijven, maar om te stralen voor het oog van de mensen (zie Mt 5, 15-16). Bovendien staat het tijdelijke en eeuwige geluk van wie zo doet op het spel. Het christelijk leven is een goddelijk wonder dat met vrede en geluk beloond wordt, op voorwaarde dat we de gave van God weten te waarderen (zie Joh 4, 10) en geen grenzen stellen aan onze edelmoedigheid.

Het is hard nodig om iedereen wakker te maken die in slaap is gevallen — in die kwalijke slaap — en we moeten hen eraan herinneren dat het leven geen spelletje is, maar een goddelijke schat die vrucht moet dragen. Het is ook noodzakelijk de weg te wijzen aan mensen van goede wil die vol goede intenties zitten, maar niet weten hoe ze die in praktijk moeten brengen. Christus dringt er bij ons op aan. Ieder van jullie moet niet alleen een apostel zijn, maar een apostel van apostelen die anderen met zich meesleept, anderen ertoe aanzet om ook zelf Christus aan de mensen bekend te maken.

Misschien vraagt iemand zich af hoe deze kennis aan de mensen is over te brengen. Mijn antwoord is: op een natuurlijke manier, in alle eenvoud, door te leven zoals je doet, midden in de wereld, met een grote inzet voor je beroep en je gezin, door te delen in de zorgen van de mensen, met respect voor de rechtmatige vrijheid van iedereen.

Bijna dertig jaar geleden heeft God het verlangen in mijn hart gelegd om deze leer aan de mensen door te geven, wat hun levensstaat, positie of functie ook mag zijn: het dagelijks leven kan heilig zijn en vol van God. De Heer roept ons om het dagelijks werk te heiligen, want ook daarin ligt de christelijke volmaaktheid. We kunnen dat nog eens bekijken door ons te bezinnen op het leven van Maria.

Laten we niet vergeten dat bijna al haar dagen op aarde verliepen zoals die van miljoenen vrouwen die zich aan hun gezin wijden, hun kinderen opvoeden, hun huishouden doen. Maria heiligt de kleinste dingen die velen ten onrechte beschouwen als weinig zinvol en zonder waarde: het werk van elke dag, de kleine attenties voor de mensen van wie we houden, gesprekken en bezoeken aan familie en vrienden. De gezegende normaliteit die vol kan zijn van liefde voor God!

Er is maar één verklaring voor het leven van Maria: de liefde. Een liefde die tot het uiterste gaat, tot het volledig wegcijferen van zichzelf, blij op de plaats waar God haar wil hebben en daar vervult ze fijngevoelig de goddelijke wil. Daardoor is ook haar kleinste gebaar niet leeg, maar juist vol inhoud. Onze Lieve Vrouw is voor ons een voorbeeld en een weg. We moeten proberen zoals Maria te zijn in de concrete omstandigheden waarin God heeft gewild dat wij leven.

Als we dat doen, zullen wij onze medemensen een getuigenis geven van een eenvoudig en normaal leven, met de beperkingen en gebreken die horen bij de menselijke conditie, maar een leven dat integer is. En als anderen zien dat wij in alles op hen lijken, dan zullen ze ons bij gelegenheid vragen: Waardoor komt het dat je zo blij bent? Waar haal je de kracht vandaan om je egoïsme en je gemakzucht te overwinnen? Wie leert je begrip op te brengen, belangeloos met anderen mee te leven, je te geven, dienstbaar te zijn?

Dat is het moment om het goddelijk geheim van het christelijk leven bekend te maken, om met hen over God te spreken, over Christus, over de heilige Geest, over Maria. Dat is het moment om door middel van onze armzalige woorden de dwaasheid van de liefde van God, die door de genade in ons hart is uitgestort, aan hen over te brengen.