Lijst van punten

Er zijn 3 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is Zonde → het kwade in de wereld.

Er is niets dat de belangstelling van Christus niet heeft. Als we het zuiver theologisch bekijken, en dus geen genoegen nemen met een functionele classificatie, dan kunnen we stellen dat er geen zaken zijn — goede, edele, en zelfs neutrale zaken — die uitsluitend profaan zijn, aangezien het Woord van God onder de mensenkinderen heeft geleefd, honger en dorst heeft gehad, met zijn handen heeft gewerkt, vriendschap en gehoorzaamheid heeft gekend en lijden en sterven heeft meegemaakt. Want in Christus heeft God willen wonen in heel zijn volheid, om door Hem het heelal met zich te verzoenen en vrede te stichten door het bloed, aan het kruis vergoten, om alles in de hemel en op de aarde te verzoenen, door Hem alleen (Kol 1, 19-20).

We moeten van de wereld houden, van ons werk, van elke menselijke bezigheid, want de wereld is goed. De zonde van Adam heeft de goddelijke harmonie in de schepping verbroken, maar God de Vader heeft zijn eniggeboren Zoon gestuurd om de vrede te herstellen, opdat wij, die aangenomen kinderen zijn geworden, de schepping van de wanorde zouden kunnen bevrijden en alle dingen met God zouden kunnen verzoenen.

Geen enkele situatie waarin de mens verkeert herhaalt zich. Zij is de vrucht van een unieke roeping die we met overgave moeten beleven door er de geest van Christus te verwezenlijken. Zo zullen wij door een christelijk leven te leiden op een natuurlijke manier, maar trouw aan ons geloof, Christus zijn die aanwezig is onder de mensen.

De tarwe en het onkruid

Ik heb aan de hand van de leer van Christus, en niet aan de hand van mijn eigen ideeën, een ideale weg voor de christen willen uitstippelen. Jullie zullen het ermee eens zijn dat die weg verheven, prachtig, en aantrekkelijk is. Maar misschien vraagt iemand zich af: kun je in de maatschappij van vandaag wel zo leven?

Het is een feit dat de Heer ons heeft geroepen op een moment dat er veel wordt gepraat over vrede. Maar er is geen vrede: niet in de ziel van de mensen, niet in de instellingen, niet in het sociale leven en niet onder de volken. Er wordt voortdurend gesproken over gelijkheid en democratie, maar het wemelt van gesloten, ontoegankelijke kasten. Hij heeft ons geroepen in een tijd die schreeuwt om begrip, maar het begrip schittert door afwezigheid, ook onder mensen die te goeder trouw handelen en naastenliefde willen beoefenen, want — vergeet dat niet — naastenliefde zit meer in begrijpen dan in geven.

We leven in een tijd waarin fanatici en mensen met wie niet te praten valt — omdat ze niet kunnen luisteren naar wat anderen te zeggen hebben — hun eigen belangen veiligstellen, terwijl ze hun slachtoffers brandmerken als gewelddadig en agressief. En bovendien heeft God ons geroepen in een tijd waarin je veel hoort praten over eenheid, maar onder de katholieken kunnen we ons wellicht moeilijk een grotere onenigheid voorstellen, want dit geldt niet alleen voor de mensen in het algemeen.

Ik houd nooit politieke beschouwingen, want dat is mijn taak niet. Als ik als priester iets zou willen zeggen over de situatie in de wereld van vandaag, dan kan ik ermee volstaan om nog eens een parabel van de Heer aan te halen: die van de tarwe en het onkruid. Het rijk der hemelen gelijkt op een man die op zijn akker goed zaad had gezaaid; maar terwijl de mensen sliepen kwam zijn vijand, zaaide onkruid tussen de tarwe en ging heen (Mt 13, 24-25). Het is duidelijk: de akker is vruchtbaar en het zaad is goed. De Heer van de akker heeft op het geschikte moment het zaad met volle handen uitgestrooid, volgens alle regels van de kunst. Bovendien heeft Hij ervoor gezorgd dat er gewaakt werd bij wat pas gezaaid was. En toch is er onkruid opgekomen. Dat komt doordat men niet gedaan heeft wat Hij zei, want de mensen — in het bijzonder de christenen — zijn gaan slapen en hebben de vijand dichterbij laten komen.

Wanneer de onverantwoordelijke dienaars de Heer vragen waardoor er onkruid op zijn akker is gegroeid, springt de verklaring in het oog: Inimicus homo hoc fecit, dat is het werk van een vijand![Mt 13, 28). Wij christenen horen waakzaam te zijn, zodat al het goede dat de Schepper in de wereld heeft gelegd zich kan ontwikkelen in dienst van de waarheid en van het goede. Maar wij sliepen — een trieste luiheid, die slaap! — terwijl de vijand en allen die hem dienen zonder meer hun gang konden gaan. Je kunt goed zien hoe het onkruid heeft gewoekerd: het is overvloedig en naar alle kanten uitgezaaid!

Ik heb geen roeping als onheilsprofeet. Ik wil jullie geen troosteloos en hopeloos panorama voorhouden. Het is niet mijn bedoeling om te klagen over deze tijd waarin de voorzienigheid van de Heer ons laat leven. We houden van onze tijd, want daarin moeten we onze persoonlijke heiliging bereiken. We gaan niet akkoord met een naïeve en steriele nostalgie; de wereld is nooit veel beter geweest. Altijd al, vanaf het begin van de Kerk toen men nog naar de prediking van de eerste twaalf kon luisteren, ontstonden er heftige vervolgingen, begonnen de ketterijen, werden er leugens verspreid en werd haat ontketend.

Maar we kunnen niet ontkennen dat het kwaad behoorlijk veel succes lijkt te hebben. Op heel de akker van God die de aarde is, het erfdeel van Christus, wordt onkruid aangetroffen en niet zomaar een beetje, maar een overvloed aan onkruid! We mogen ons niet laten misleiden door de mythe van de eeuwigdurende en onomkeerbare vooruitgang. Een juist geordende vooruitgang is goed en dat is wat God wil. Maar men kijkt meer naar die andere, valse vooruitgang die de ogen van zoveel mensen verblindt, waardoor ze niet merken dat de mensheid ook achteruit kan gaan en kwijtraakt wat ze eerder had gewonnen.

De Heer — ik zeg het nog eens — heeft ons de wereld als erfdeel gegeven. We moeten met onze ziel en ons verstand waakzaam blijven, realistisch zijn en de moed niet verliezen. Alleen door een afgestompt geweten, door ongevoeligheid als resultaat van de routine, en door lichtzinnige zorgeloosheid kunnen we naar de wereld kijken zonder het kwaad, de belediging van God en de soms onherstelbare schade aan de zielen te zien. We moeten optimistisch zijn, maar met een optimisme dat voortkomt uit ons geloof in de macht van God — van God die geen veldslagen verliest — en niet uit menselijke zelfvoldaanheid, uit dwaze en aanmatigende zelfingenomenheid.

Apostel van apostelen zijn

De wereld vullen met licht, zout en licht zijn (zie Mt 5, 13-14), zo heeft de Heer de zending van zijn leerlingen omschreven. Het blijde nieuws van de liefde van God verspreiden tot aan het uiteinde van de aarde. Daaraan moeten alle christenen op een of andere manier hun leven wijden.

Meer nog. Wij moeten hierin niet alleen willen staan, maar anderen stimuleren hun bijdrage te leveren aan deze goddelijke opdracht om vreugde en vrede naar het hart van de mensen te brengen. Neem anderen mee, naarmate jullie zelf voortgang maken, schrijft de heilige Gregorius de Grote, heb de wens metgezellen te hebben op de weg naar de Heer [In Evangelia homiliae, 6, 6 (PL 76, 1098)].

Maar, zegt de Heer in een parabel, denk eraan dat de onkruidzaaier kwam cum dormirent homines, terwijl de mensen sliepen (Mt 13, 25). Wij lopen het gevaar ons te laten meeslepen door de slaap van het egoïsme, van de oppervlakkigheid. Wij lopen het risico ons hart te verliezen in duizend en één vluchtige ervaringen, en het dieper nadenken over de werkelijke zin van de aardse werkelijkheid uit de weg te gaan. Een trieste zaak is dat, die slaap die de waardigheid van de mens verstikt en hem een slaaf maakt van iets bedroevends!

Wij zouden het buitengewoon triest moeten vinden dat christenen die meer kunnen geven, niet kunnen besluiten dat te doen; dat christenen die zich volledig kunnen geven en alle consequenties van hun roeping als kinderen van God zouden kunnen beleven, zich tegen edelmoedigheid verzetten. Dat moet ons pijn doen, want de genade van het geloof krijgen we niet om in het donker te blijven, maar om te stralen voor het oog van de mensen (zie Mt 5, 15-16). Bovendien staat het tijdelijke en eeuwige geluk van wie zo doet op het spel. Het christelijk leven is een goddelijk wonder dat met vrede en geluk beloond wordt, op voorwaarde dat we de gave van God weten te waarderen (zie Joh 4, 10) en geen grenzen stellen aan onze edelmoedigheid.

Het is hard nodig om iedereen wakker te maken die in slaap is gevallen — in die kwalijke slaap — en we moeten hen eraan herinneren dat het leven geen spelletje is, maar een goddelijke schat die vrucht moet dragen. Het is ook noodzakelijk de weg te wijzen aan mensen van goede wil die vol goede intenties zitten, maar niet weten hoe ze die in praktijk moeten brengen. Christus dringt er bij ons op aan. Ieder van jullie moet niet alleen een apostel zijn, maar een apostel van apostelen die anderen met zich meesleept, anderen ertoe aanzet om ook zelf Christus aan de mensen bekend te maken.