Lijst van punten

Er zijn 2 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Wil van God.

Bidt samen met mij tot de Heer: Doce me facere voluntatem tuam, quia Deus meus es tu (Ps 143, 10). Leer mij uw Wil te volbrengen, want Gij zijt mijn God. Kortom, onze lippen moeten het verlangen uiten oprecht en doeltreffend aan de verlangens van onze Schepper te beantwoorden door ernaar te streven zijn plannen met een onwankelbaar geloof te verwerkelijken en in de overtuiging, dat Hij niet kan falen.

Als wij op die manier Gods wil liefhebben, zullen we enigszins gaan begrijpen, dat de waarde van het geloof niet alleen bestaat uit de klare taal waarmee we het uitleggen, maar meer nog uit de beslistheid waarmee we het door onze daden verdedigen. Ons gedrag zal erop aansluiten.

Maar laten we teruggaan naar het tafereel dat zich bij de poort van Jericho afspeelt. Christus richt zich nu tot u. Hij vraagt u: ?Wat wilt ge van Mij?? ?Dat ik zie, Heer, dat ik zie!? Dan Christus weer: Ga, uw geloof heeft u genezen. Terstond kon hij zien en hij sloot zich bij Hem aan op zijn weg (Mar 10, 52). Hem volgen op zijn weg. U probeert in zijn voetspoor te treden, u te kleden met het kleed van Christus, Christus zelf te zijn. Maar dan moet uw geloof, het geloof in het licht dat de Heer u zal geven, daadkrachtig zijn en blijken uit uw daden en uw offers. Dat is het geloof dat Hij van ons verwacht. Maakt u zich geen illusies en denkt u niet dat u nieuwe wegen zult ontdekken. Het geloof dat Hij van ons verlangt is dit: we moeten ons naar zijn ritme voegen met daden die een en al edelmoedigheid zijn, en door het uit de weg ruimen en verwijderen van elke hindernis.

Hoe moeten wij bidden?

Ik durf, zonder bang te zijn me daarin te vergissen, te stellen, dat er veel, ontelbaar veel manieren zijn om te bidden. Maar ik wil dat onze manier van bidden die is van de ware kinderen van God, niet de woordenbrij van schijnheiligen die Jezus horen zeggen: Niet ieder die tot Mij zegt: Heer, Heer! zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen (Mat 7, 21). Wie door schijnheiligheid gedreven wordt, kan misschien wel “de dreun van een gebed” produceren —schrijft de heilige Augustinus— “maar niet de woorden, want het ontbreekt hem aan leven” (H. Augustinus, Enarrationes in Psalmos, 139, 10 (PL 37, 1809)), en het verlangen de Wil van de Vader te volbrengen is afwezig. Laat onze roep 'Heer' vergezeld gaan van het daadwerkelijk verlangen de innerlijke roerselen die de Heilige Geest in onze ziel teweegbrengt, in daden om te zetten.

We moeten moeite doen geen spoortje dubbelhartigheid in ons te laten voortbestaan. Het eerste vereiste om het kwaad, dat de Heer zo hard veroordeelt, uit te roeien is zorgen bij onszelf een duidelijke, tot gewoonte geworden, blijvende aversie tegen de zonde aan te kweken. Stevig en oprecht, met hart en hoofd moeten we de doodzonde verafschuwen. Maar ook onze houding moet getuigen van een diep ingewortelde weerzin tegen de vrijwillig bedreven dagelijkse zonde, een afkeer van die misstappen die ons niet beroven van de goddelijke genade, maar wel een bedreiging vormen voor de kanalen waarlangs die genade ons toestroomt.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift