Lijst van punten

Er zijn 7 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Hoop → hoop op Christus.

Nu alweer heel wat jaren geleden heb ik vanuit een overtuiging die van dag tot dag groeide, geschreven: “Verwacht alles van Jezus: je hebt niets, je bent niets, je kunt niets. — Hij zal handelen als jij je helemaal aan Hem overgeeft” (De Weg, 731). De tijd is verstreken en mijn overtuiging is sterker geworden, dieper. In veel levens heb ik gezien, dat de hoop op God wonderbaarlijke vreugdevuren van liefde doet ontbranden, met een gloed die het kloppen van het hart opstuwt, zonder ontmoediging, zonder neerslachtigheid, hoewel er onderweg geleden wordt, soms echt geleden wordt.

Het lezen van de tekst van het epistel van de Mis heeft me geroerd en ik stel me zo voor dat het u niet anders is vergaan. Ik begreep dat de Heer ons zal helpen en wel door de woorden van de Apostel, bij het overwegen van het goddelijk raamwerk der drie theologale deugden, die het weefraam vormen waarop het authentieke bestaan van een christelijke man, christelijke vrouw vervaardigd wordt.

Luister opnieuw naar Sint Paulus: Gerechtvaardigd door het geloof leven wij in vrede met God door Jezus Christus onze Heer. Hij is het die ons door het geloof de toegang heeft ontsloten tot die genade waarin wij staan; door Hem ook mogen wij ons beroemen op onze hoop op de heerlijkheid Gods. Meer nog, wij zijn zelfs trots op onze beproevingen, in het besef dat verdrukking leidt tot volharding, volharding tot beproefde deugd en deze weer tot hoop. En de hoop wordt niet teleurgesteld, want Gods liefde is in ons hart uitgestort door de Heilige Geest die ons werd geschonken (Rom 5, 1­5).

Alles vermag ik

Als u niet vecht, zeg me dan niet, dat u ernaar streeft u meer te vereenzelvigen met Christus, Hem te leren kennen om Hem te beminnen. Als wij de 'koninklijke weg'inslaan —het volgen van Christus— en ons gedragen als kinderen van God, dan is het geen geheim wat ons wacht: het heilig Kruis. We doen er goed aan dat te beschouwen als het middelpunt waar wij onze hoop aan ontlenen ons te verenigen met de Heer.

Wees gewaarschuwd: dit programma is geen eenvoudige onderneming; leven zoals de Heer dat aangeeft, vergt inspanning. Ik citeer u het relaas van de Apostel die verhaalt wat hem zoal overkomen is en wat hij heeft moeten lijden om de wil van Jezus te vervullen: Vijfmaal kreeg ik van de Joden de veertig-min-een. Driemaal ben ik met stokken geslagen, eenmaal gestenigd. Driemaal heb ik schipbreuk geleden, eens een heel etmaal doorgebracht in volle zee. Altijd op reis, gevaren van rivieren en gevaren van rovers, gevaren van de kant van mijn eigen volk en van de heidenen, gevaren in steden en in de woestijn, gevaren op zee, gevaren te midden van valse broeders, met zwoegen en tobben, veel slapeloze nachten, honger en dorst, vaak zonder eten, in koude en naaktheid. En afgezien van al het overige: dag in dag uit drukt mij de zorg voor al de kerken (2 Kor 11, 24­28).

In deze gesprekken met God beperk ik me graag tot de werkelijkheid waarin wij ons bevinden, zonder theorieën te ontwikkelen, zonder te dromen van grote, heldhaftige momenten van onthechting en zelfverloochening, die gewoonlijk niet voorkomen. Het is van belang de tijd te benutten en haar niet door de vingers te laten glippen. Want voor een christen is tijd meer dan geld waard, omdat het een voorschot is op glorie die ons later verleend zal worden.

Onze dagen verlopen natuurlijk niet met zoveel en zo erge tegenslagen als Saulus tijdens zijn leven op zijn weg vond. Wij zullen de laagheid van ons egoïsme, de strapatsen van onze zinnelijkheid, de grijpklauwen van een onnutte en lachwekkende trots en een heleboel andere ondeugdelijkheden ontdekken: zoveel, zo ontzettend veel zwakten. Opgeven? Nimmer. Met de heilige Paulus herhalen we tot de Heer: ik vind voldoening in mijn zwakten, smaad, nood, vervolging en benauwdheid uit liefde voor Christus; want als ik zwak ben, ben ik sterk (2 Kor 12, 10).

Soms, als alles nog erger misgaat dan we hadden kunnen denken, komen ons spontaan de woorden op de lippen: Heer, het is me te veel, veel te veel… Dan is precies het moment gekomen om de koers aan te passen: ik zal, met U samen, zelfverzekerd doorgaan, want Gij zijt juist mijn kracht, quia tu es, Deus, fortitudo mea (Ps 43, 2).

Ik heb u gevraagd er aan te denken, midden onder uw bezigheden, uw ogen voortdurend op te slaan naar de hemel, want de hoop zal ons aanzetten die sterke hand te grijpen die God ons zonder onderbreking reikt, opdat wij het bovennatuurlijk perspectief nooit uit het oog verliezen. Hij reikt ons ook zijn hand als onze passies zich roeren en ons belagen om ons op te sluiten in de miezerige wijkplaats van ons eigen ik, of als wij —met kinderachtige ijdelheid— vinden dat wij het middelpunt van de wereld zijn. Ik leef in de overtuiging dat ik niets zal presteren zonder mijn blik naar boven, zonder Jezus. Ik weet dat mijn sterkte, om te overwinnen en mijzelf te overwinnen, voortkomt uit het herhalen van deze leus: alles vermag ik in Hem die mij kracht geeft (Fil 4, 13), die herinnert aan de zekere belofte van God zijn kinderen niet in de steek te laten, als zijn kinderen Hem niet in de steek laten.

God wordt het vergeven nooit moe

De Heilige Schrift merkt op, dat ook de rechtvaardige zevenmaal valt (Spr 24, 16). Elke keer na het lezen van die woorden huivert mijn ziel met een heftige schok van liefde en van smart. Nogmaals komt de Heer ons tegemoet, met dit goddelijk vermaan, om ons te spreken over zijn barmhartigheid, zijn tederheid, zijn goedertierenheid, die geen einde kennen. Wees ervan overtuigd: God wil onze ellende niet, maar hij kent die wel en hij rekent juist op onze zwakheden om van ons heiligen te maken.

Een schok van liefde, zei ik zojuist. Kijk ik naar mijn leven, kijk ik eerlijk, dan zie ik dat ik niets ben, niets waard ben, niets heb, niets kan; sterker, ik ben het niets! Hij echter is het al en, tegelijkertijd, is Hij van mij, en ik ben de zijne omdat Hij mij niet afwijst, omdat Hij zich voor mij overgeleverd heeft. Hebt u ooit een grotere liefde mogen zien?

En een schok van smart, want ik overzie mijn gedrag en schrik van de opeenhoping van mijn nalatigheden. Het is voldoende de uren van deze dag, sinds ik opgestaan ben, te onderzoeken om zoveel gebrek aan liefde en aan trouwe beantwoording te ontdekken. Dit gedrag van mij doet me werkelijk verdriet, maar het berooft me niet van de vrede. Ik werp me voor God op de knieën en zet mijn situatie duidelijk uiteen. Onmiddellijk krijg ik de zekerheid van zijn hulp. En in het diepst van mijn hart hoor ik Hem langzaam herhalen: meus es tu (Jes 43, 1); Ik wist —Ik weet— hoe het met je gesteld is; vooruit, verder!

Op een andere manier kan het niet. Als we voortdurend onze toevlucht nemen tot het ons in aanwezigheid van de Heer brengen, zal ons vertrouwen toenemen bij het vaststellen dat zijn Liefde en zijn roepstem aktueel blijven: God wordt het nooit moe ons te beminnen. De hoop laat ons zien, dat wij, zonder Hem, er niet in slagen zelfs de kleinste plicht te vervullen. Met Hem daarentegen, met zijn genade, helen onze wonden; worden wij weer bekleed met zijn kracht om alle aanvallen van de vijand te weerstaan, en zullen wij ons beteren. Kortom: de wetenschap dat wij slechts aarden kruiken zijn, dient vooral tot het versterken van onze hoop op Jezus Christus.

Meng u vaak onder de personen van het Nieuwe Testament. Geniet met volle teugen van die roerende taferelen waarin de Meester met goddelijke en menselijke gebaren handelt, of met menselijke en goddelijke wendingen het prachtige verhaal van de vergeving vertelt, het verhaal van zijn ononderbroken Liefde voor zijn kinderen. Deze flitsen van de hemel kunnen wij ook nu zien, op het huidige moment, in de eeuwigheid van het evangelie: de goddelijke bescherming wordt tastbaar, waarneembaar, men zou niet beter kunnen stellen dan dat zij met de handen aangeraakt wordt. Een steun die aan kracht wint, wanneer wij vooruitgaan ondanks ons struikelen, wanneer wij beginnen en opnieuw beginnen. Dat is innerlijk leven, geleefd met de hoop op God.

Zonder dit verlangen de innerlijke en uitwendige hindernissen te overwinnen, zal ons geen beloning gegeven worden. Een atleet zal geen prijs winnen, als hij er niet werkelijk voor strijdt (2 Tim 2, 5), “en een wedstrijd is geen echte wedstrijd, als er geen tegenstander is om tegen te strijden. Dus, als er geen tegenstander is, is er geen lauwerkrans, want er kan geen overwinnaar zijn als er geen overwonnene is” (H. Gregorius van Nissa, De perfecta christiani forma (PG 46, 286)).

In plaats van ons te ontmoedigen zal tegenspoed ons juist dienen als prikkel om te groeien als gelovigen: in deze strijd worden wij geheiligd en onze inspanningen in het apostolaat zullen meer succes hebben. Bij het overwegen van die momenten, waarin Christus —in de Hof van Olijven en later in de verlatenheid en de hoon van het Kruis— de Wil van de Vader aanvaardt en omhelst, terwijl Hij de onvoorstelbare last van het lijden voelt, zullen wij overtuigd raken, dat om Christus na te volgen en een goede leerling van Hem te zijn, het een vereiste is zijn raad aan te nemen: Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen (Mat 16, 24). Om die reden vraag ik graag voor mijzelf: Heer, geen dag zonder kruis! Zo zal ons karakter, met hulp van de goddelijke genade, gesterkt worden en zullen wij onze God tot steun dienen, ondanks onze persoonlijke ellende.

Het is toch duidelijk: als u bij het slaan van een spijker in de muur geen weerstand ondervindt, kunt u er niets aan ophangen. Als wij ons, met goddelijke hulp en door middel van het offer, niet harden, zullen wij nooit de status van werktuigen van God bereiken. Als wij daarentegen besluiten tegenspoed uit liefde tot God met blijdschap te benutten, zal het ons geen moeite kosten tegenover wat moeilijk, onaangenaam, hard en ongemakkelijk is, samen met de apostelen Jacobus en Johannes uit te roepen: Wij kunnen het (Mar 10, 39).

De blik op de hemel gericht

Moge onze hoop groeien, zodat wij gesterkt worden in het geloof dat een vaste grond is van wat wij hopen, het overtuigt ons van de werkelijkheid van onzichtbare dingen (Heb 11, 1). Mogen wij groeien in deze deugd en dus de Heer smeken dat Hij zijn Liefde in ons vermeerdert. Immers, alleen hij wordt echt vertrouwd, die met alle kracht bemint. En het is de moeite waard de Heer te beminnen. U zult wel, net als ik, ervaren hebben dat wie verliefd is, zich zonder meer aan de ander overgeeft, in een prachtig klinkende harmonie van harten die kloppen in eenzelfde verlangen. Hoe zal dan de Liefde van God wel niet zijn? Weet u niet, dat Christus voor ieder van ons gestorven is? Ja, omwille van dat arme, kleine hart van ons werd het verlossende kruisoffer van Jezus volbracht.

De Heer spreekt ons vaak over de beloning die Hij met zijn dood en verrijzenis verdiend heeft. Ik ga heen om een plaats voor u te bereiden. En als Ik dan ben heengegaan en een plaats voor u heb bereid, kom Ik terug om u op te nemen bij Mij, opdat ook gij zult zijn waar Ik ben (Joh 14, 2­3). De hemel is het doel van ons aards levenspad. Jezus is ons voorgegaan en wacht daar onze komst af, in gezelschap van Maria en Jozef —die ik zozeer vereer—, van de engelen en de heiligen.

Er is nooit gebrek geweest aan ketters —ook niet in de apostolische tijd— die het erop gemunt hadden gelovigen de hoop te ontnemen. En als wij verkondigen dat Christus uit de doden is opgestaan, hoe kunnen dan sommigen onder u beweren, dat er geen opstanding van de doden bestaat? Als er geen opstanding van de doden bestaat, is ook Christus niet verrezen. En wanneer Christus niet is verrezen, is onze prediking zonder inhoud en uw geloof eveneens… (1 Kor 15, 12­14). De goddelijkheid van onze weg —Jezus, weg, waarheid en leven (vgl. Joh 14, 6)— staat er borg voor dat deze leidt naar het eeuwig geluk, als wij ons niet van Hem afzonderen.

Wat verandert er dan wel? De ziel ziet —omdat Christus daar binnenkomt, zoals Hij in de boot van Petrus stapt— nieuwe horizonten opengaan, weidser, een grotere zucht naar dienstbaarheid, en een onweerstaanbaar verlangen om alle schepsels de magnalia Dei (Hand 2, 11) te verkondigen, de grote werken die de Heer verwezenlijkt, als wij het laten gebeuren. Ik kan niet voor me houden, dat de 'beroepsarbeid' van de priester, om het maar eens zo te noemen, een 'goddelijke en openbare bediening' is, die al zijn activiteiten beslaat en zo veeleisend is, dat in het algemeen de priester, die tijd voor niet strikt priesterlijk werk overheeft, er zeker van kan zijn dat hij zijn taak als priester niet goed vervult.

Er waren bijeen: Simon Petrus, Tomas die ook Didymus genoemd wordt, Natanaël uit Kana in Galilea, de zonen van Zebedeüs en nog twee van zijn leerlingen. Simon Petrus zei tot hen: Ik ga vissen. Zij antwoordden: Dan gaan wij mee. Zij gingen dus op weg en klommen in de boot, maar ze vingen die nacht niets. Toen het reeds morgen begon te worden, stond Jezus aan het strand (Joh 21, 2­4).

Hij ging langs zijn apostelen, langs die zielen die zich aan Hem gegeven hadden: en ze waren zich er niet van bewust. Hoe vaak is Christus niet alleen vlak bij ons, maar zelfs in ons! En het leven dat we leiden is zo menselijk! Christus is vlak bij, maar van zijn kinderen krijgt hij geen blik vol genegenheid, geen woord van liefde, geen nauwgezette arbeid.