Lijst van punten

Er zijn 5 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Genade → beantwoorden aan de genade.

Inderdaad gaat het om een moeilijk en verheven doel. Maar verlies niet uit het oog, dat niemand als heilige geboren wordt. De heilige wordt gesmeed in het voortdurende samenspel van de genade van God en het antwoord van de mens daarop. “Alles wat groeit —daarop vestigt een christelijk schrijver uit de eerste eeuwen in verband met de vereniging met God de aandacht— begint klein. Door zich allengs te voeden wordt men in steeds toenemende mate groter” (H. Marcus Kluizenaar, De lege spirituali, 172 (PG 65, 926)). Daarom zeg ik u dat, als u zich op alle terreinen als een christen wilt gedragen —en ik weet dat u zich daarop ingesteld hebt, ook al kost het u vaak moeite uzelf te overwinnen of dat arme lijf telkens weer voort te jagen— u dan de uiterste zorg aan de kleinste details moet besteden. U kunt immers de heiligheid die Onze Heer van u eist, alleen bereiken door met liefde tot God uw werk te doen, uw plichten van elke dag na te komen, die bijna altijd bestaan uit kleine tastbare feiten.

Zielen behoren aan God

De andere leerlingen kwamen met de boot, want ze waren niet ver uit de kust, slechts ongeveer tweehonderd el (Joh 21, 8). Ze leggen meteen de vangst aan de voeten van de Heer, want die is van Hem. Zo kunnen we leren dat de zielen aan God toebehoren, dat niemand op deze aardbol zich dat eigendom kan aanmatigen, dat het apostolaat van de Kerk —haar boodschap en heilswerkelijkheid— niet op het prestige van een paar mensen berust, maar op de goddelijke genade.

Jezus stelt Petrus driemaal dezelfde vraag, alsof hij hem met deze herhaling de kans wil geven zijn drievoudige verloochening goed te maken. Petrus heeft zijn lesje al gehad, hij heeft lering getrokken uit zijn eigen ellende. Hij kent zijn eigen zwakheid en is er dus volledig van overtuigd dat het geen nut heeft met vermetele verklaringen te komen. Daarom legt hij alles in Christus' handen. Ja Heer, Gij weet, dat ik U bemin… Heer, Gij weet alles; Gij weet, dat ik U liefheb (Joh 21, 15 en 17). En wat antwoordt Christus? Weid mijn lammeren… Weid mijn schapen (Ibidem). Niet die van u, niet die van jullie: de zijne! Omdat de mens door Hem geschapen is, door Hem is vrijgekocht, heeft Hij alle zielen vrijgekocht, de een na de ander —ik herhaal het— met zijn Bloed als losprijs.

Toen de donatisten in de vijfde eeuw hun aanvallen op de katholieken richtten, verdedigden zij de stelling, dat het onmogelijk was, dat Augustinus, bisschop van Hippo, de waarheid onderwees, omdat hij een groot zondaar was geweest. En de heilige Augustinus deed zijn broeders in het geloof het volgende antwoord aan de hand: “Augustinus is bisschop van de Katholieke Kerk; hij draagt zijn last waarover hij aan God rekenschap moet afleggen. Ik heb hem onder de goede mensen leren kennen. Als hij slecht is, dan weet hij dat. Als hij goed is, heb ik zelf mijn hoop niet op hem gevestigd. Het eerste wat ik immers in de Katholieke Kerk geleerd heb, is mijn hoop niet op een mens te vestigen” (H. Augustinus, Enarrationes in Psalmos, 36, 3, 20 (PL 36, 395)).

Het is niet 'ons apostolaat' dat we doen. Als dat het geval was, wat zouden we dan te zeggen hebben? Wij oefenen Christus' apostolaat uit, omdat God het wil, omdat Hij het ons heeft opgedragen: Gaat over heel de wereld en preek het evangelie (Mar 16, 15). De dwalingen en fouten zijn van ons, de vruchten komen de Heer toe.

In deze poging zich met Christus te vereenzelvigen heb ik altijd vier trappen onderscheiden: Hem zoeken; Hem vinden; met Hem omgaan; Hem beminnen. U zult misschien denken, dat u nog in de eerste fase bent. Zoek Hem vol honger, zoek Hem uit alle macht in uzelf. Als u met die inzet aan de slag bent gegaan, durf ik u te verzekeren, dat u Hem al ontmoet hebt en dat u al begonnen bent met Hem om te gaan en Hem te beminnen en dat u uw gesprek in de hemel voert (vgl. Fil 3, 20).

Ik smeek de Heer, dat wij zullen besluiten in onze ziel de enige edele ambitie te koesteren, de enige die de moeite waard is: een leven leiden naast Jezus zoals zijn gezegende Moeder en de heilige Patriarch deden, vol ijver, zelfverloochening, zonder iets te verwaarlozen. Wij zullen deel hebben in het geluk van de vriendschap met God —met een ingetogenheid die verenigbaar is met onze beroeps- en burgerplichten— en Hem danken voor de fijngevoeligheid en duidelijkheid waarmee Hij ons leert de Wil van onze Vader die in de hemel woont, te volbrengen.

Gelijk het hert dat reikt naar waar het water stroomt (Ps 42, 2) zijn wij toegesneld; dorstig, met een mond die schreeuwt om water, droog en gevoelloos. Wij willen drinken uit deze bron met levend water. Deze bron droogt nooit op. Gedurende de dag vermeien wij ons in de frisse en overvloedige waterstromen die opborrelen ten eeuwigen leven (vgl. Joh 4, 14). Woorden schieten te kort, omdat dit niet in taal uitgedrukt kan worden; het verstand komt tot rust. Het redeneren verstomt, het aanschouwen begint. En de ziel barst opnieuw uit in zingen en heft een nieuw gezang aan, want zij voelt en weet, dat God haar met verliefde blik beziet, elk uur van de dag.

Ik heb het hier niet over uitzonderlijke omstandigheden. Het zijn, althans het kunnen heel goed zijn, de gewone verschijnselen van onze ziel: een liefderijke dwaasheid die ons leert lijden en leven, omdat God de Wijsheid verleent. Wat een hemelse rust, wat een vrede heerst er dan op de smalle weg die voert naar het leven! (Mat 7, 14).

Ascese? Mystiek? Daar maak ik me geen zorgen om. Laat het ascese zijn, ofwel mystiek; wat doet het er toe? Het is een gunst van God. Als u probeert te mediteren, zal God zijn hulp niet weigeren. Geloof en geloofsdaden: daden, want de Heer —u hebt het vanaf het begin kunnen vaststellen, en ik heb het op zijn tijd onderstreept— eist elke dag meer. Dit is al contemplatie en eenwording. Zo zou het leven van veel christenen moeten zijn, ieder vooruitgaand op zijn eigen geestelijke weg —en dat zijn er ontelbaar veel— tijdens de bezigheden in de wereld, ook al zijn zij zich dat niet bewust.

Een gebed en een gedrag die ons niet afhouden van onze gewone activiteiten, die ons te midden van deze nobele, aardse inspanning naar de Heer leiden. Alle doen en laten verheffen tot de Heer, zo vergoddelijkt het schepsel de wereld. Ik heb heel vaak de mythe van koning Midas verteld die alles wat hij aanraakte in goud veranderde. In het goud van bovennatuurlijke verdiensten kunnen wij alles veranderen wat wij aanpakken, ondanks onze persoonlijke missers.