Lijst van punten

Er zijn 3 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is arbeidzaamheid → gebruik van tijd.

Als ik mij tot u richt en samen met u tot God onze Heer spreek, is dat gewoon hardop mijn persoonlijk gebed. Ik herinner u daar graag aan. Ook u moet uw best doen om in uw ziel een sfeer van gebed te onderhouden, ook als wij om een of andere reden —zoals vandaag— een onderwerp moeten behandelen dat op het eerste gezicht niet helemaal geschikt lijkt voor de samenspraak in liefde die ons gesprek met de Heer toch is. Ik zeg 'op het eerste gezicht', immers alles wat ons overkomt, alles wat er om ons heen gebeurt, kan en moet aanleiding tot meditatie zijn.

Ik zal het vandaag over de tijd hebben, over de tijd die vervliegt. Het gaat mij daarbij niet om de bekende idee: “elk jaar erbij, is een jaartje eraf”. En ik raad u ook niet aan om de mensen te vragen wat zij vinden van het voorbijgaan der dagen. Waarschijnlijk antwoordt men u iets in de trant van: “jeugd, o godenschat, waarom ga je om niet terug te keren…“. Hoewel het niet is uitgesloten dat u ook antwoorden krijgt die wat meer op het bovennatuurlijke gericht zijn.

Ik wil ook niet stilstaan bij een nostalgisch getinte beschouwing over de korte duur van het leven. De vluchtigheid van het aardse leven zou voor christenen eerder een aansporing moeten zijn hun tijd beter te besteden dan om Onze Heer te vrezen en zeker geen aansporing om de dood te zien als een rampzalig einde. Hoe vaak heeft men niet op meer of minder poëtische toon herhaald dat met Gods genade en barmhartigheid het einde van een jaar ons een stap dichter bij de Hemel, ons uiteindelijke Vaderland, brengt.

Realiseer ik me dit goed, dan doorzie ik de betekenis van de woorden van de heilige Paulus in de eerste brief aan de Korintiërs: Tempus breve est! (1 Kor 7, 29), hoe kort duurt ons verblijf op aarde! Deze woorden weerklinken in het diepst van het hart van elke ware christen, als een verwijtend antwoord op zijn gebrek aan grootmoedigheid en als een niet aflatende aansporing om trouw te blijven. Er is ons echt maar weinig tijd gegeven om offers en eerherstel te brengen. Die kostbare gave mogen we dus niet verknoeien, noch onachtzaam verspillen: dit stukje geschiedenis dat God aan ieder van ons toevertrouwt, mogen we niet achteloos voorbij laten gaan.

Maar laten we de lijn van de parabel volgen. Wat doen de dwaze maagden nu? Vanaf het moment waarop zij geroepen worden, zijn ze ijverig bezig om zich voor te bereiden op de ontvangst van de Bruidegom: zij gaan olie kopen. Maar ze zijn te laat tot een besluit gekomen en terwijl zij heengingen kwam de Bruidegom. Die klaar stonden, traden met hem binnen om bruiloft te vieren: en de deur ging op slot. Later kwamen ook de andere meisjes en zeiden: Heer, Heer, doe ons open (Mat 25, 10-11). Zij hebben heus niet werkeloos toegezien: zij hebben echt geprobeerd iets te ondernemen… Maar zij krijgen een stem te horen die hen bars antwoordt: Ik ken u niet (Mat 25, 12). Zij hebben niet geweten hoe ze zich met genoeg ijver moesten voorbereiden of hebben het niet gewild. Zij vergaten de verstandige voorzorgsmaatregel te nemen tijdig olie te kopen. Het ontbrak hun aan edelmoedigheid om de kleine taak die hun was opgedragen tot het einde toe ten uitvoer te brengen. Zij hadden er ruimschoots de tijd voor, maar ze hebben die verspild.

Laten we de moed hebben ons leven kritisch te beschouwen. Waarom vinden we soms niet die paar minuten om het werk dat ons is opgedragen en dat een middel tot onze heiliging is liefdevol af te maken? Waarom verwaarlozen wij onze plichten jegens ons gezin? Waarom zijn we gehaast zodra we gaan bidden of het heilig Misoffer bijwonen? Waarom ontbreekt het ons aan rust en kalmte wanneer het erom gaat onze plichten van staat te vervullen, terwijl we geen greintje haast hebben als het om onze eigen invallen gaat? Wat een kleinigheden, zult u zeggen. Ja, dat is zo; maar die kleinigheden zijn nu juist de olie, onze olie, die het vuur laat opvlammen en het licht doet branden.

Dat is de vrucht van ons gebed van vandaag. We moeten ervan overtuigd raken dat ons leven op aarde voor God is, onder alle omstandigheden, in alle seizoenen. Het is een schat van heerlijkheid, een afschaduwing van de hemel. Het is een wondere rijkdom in onze handen die we met verantwoordelijkheidsgevoel jegens de mensen en jegens God moeten beheren. We hoeven daarvoor geen andere levensstaat te kiezen. Juist midden in de wereld kunnen wij het eigen beroep, het gezinsleven, relaties en kennissen, en alle bezigheden die zuiver aards lijken te zijn, heiligen.

Ik was zesentwintig jaar toen ik de roeping om de Heer te dienen in het Opus Dei in zijn volle omvang gewaarwerd. Toen heb ik Hem vanuit het diepst van mijn hart gevraagd om de ernst van een tachtigjarige. Met de kinderlijke onschuld van een beginneling vroeg ik die extra jaren om te weten hoe ik mijn tijd zou moeten gebruiken, om te leren elke minuut in winst om te zetten, in zijn dienst. De Heer weet dat soort rijkdom toe te delen. U en ik zullen vast en zeker ooit kunnen zeggen: Inzicht win ik: méér dan wie vergrijsd zijn, doordat ik uw opdrachten nakom (Ps 119, 100). Jeugd staat niet noodzakelijkerwijs voor onbezonnenheid, net zo min als grijze haren vanzelfsprekend inzicht en wijsheid met zich brengen.

Laten we samen de hulp inroepen van de Moeder van Christus, van haar die Jezus heeft zien opgroeien, van haar die zag hoe Hij zijn tijd onder de mensen benutte: Leer mij mijn dagen nuttig te maken ten dienste van de Kerk en van de zielen. Leer mij te luisteren met de uiterste gevoeligheid van mijn hart naar uw liefdevol verwijt. Lieve Moeder, altijd als het nodig is: laat mijn tijd niet míjn tijd zijn. Mijn tijd is van Onze Vader die in de hemel is.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift