Lijst van punten

Er zijn 3 punten in «Gesprekken met mgr. Escrivá» waarvan het onderwerp is Vriendschap → tussen ouders en kinderen.

Ik zou bij het thema gezin willen stilstaan en iets dieper ingaan op de opvoeding van de kinderen en op hun relatie met de ouders. De veranderingen die het gezin tegenwoordig ondergaat bemoeilijken in veel gevallen het wederzijdse begrip en zijn de oorzaak van het zogenoemde generatieconflict. Hoe kunnen die moeilijkheden overwonnen worden?

Het probleem is niet nieuw, al treedt het tegenwoordig misschien door de snelle ontwikkelingen binnen de maatschappij vaker en veel scherper op. Het spreekt vanzelf en het is volkomen natuurlijk dat jongeren en volwassenen verschillend over dingen denken; dat is altijd zo geweest. Het zou een verrassing zijn als een opgroeiend kind net zo zou denken als een volwassene. Wij hebben allemaal de neiging gevoeld ons te verzetten tegen de volwassenen toen we onafhankelijk begonnen te denken. Allemaal hebben we in de loop der jaren ingezien dat onze ouders in veel gevallen, die ze vanuit hun ervaring en liefde voor ons beoordeelden, gelijk hadden. Daarom is het op de eerste plaats een zaak van de ouders - zij hebben immers deze ervaring reeds gehad - om soepel en joviaal te proberen het begrip voor elkaar te vergemakkelijken en om met een intelligente liefde deze mogelijke conflicten te vermijden.

Ik geef de ouders steeds het advies om te proberen echte vrienden van hun kinderen te worden. De voor de opvoeding noodzakelijke ouderlijke autoriteit is beslist te combineren met een echte vriendschap, die vereist dat men zich op de een of andere manier op hetzelfde niveau van de kinderen weet te verplaatsen. Kinderen, al zijn ze nog zo opstandig en eigenzinnig, verlangen eigenlijk altijd naar een open, broederlijke verhouding met hun ouders. De sleutel daarvan ligt in het wederzijds vertrouwen. Dat veronderstelt dat ouders hun kinderen in een klimaat van oprechtheid weten op te voeden en bij hen nooit de indruk wekken hen te wantrouwen; dat ze hun kinderen geleidelijk aan vrij laten en ze leren hun vrijheid met eigen verantwoordelijkheid te gebruiken. Het is beter dat ouders zich een keer laten bedriegen dan dat ze wantrouwen tonen. Het vertrouwen dat men in hen stelt, zorgt ervoor dat kinderen zelf zich schamen wanneer ze dat vertrouwen misbruikt hebben, en zij zullen zich beteren. Maar laat je ze niet vrij en voelen ze dat ze gewantrouwd worden, dan betekent dat voor hen een voortdurende aansporing om niet eerlijk te zijn.

Deze vriendschap waarover ik spreek, dit zich weten te verplaatsen op het niveau van de kinderen, waardoor het vertrouwelijk gesprek over hun kleine problemen vergemakkelijkt wordt, maakt het bovendien mogelijk - en dat lijkt mij van grote betekenis - dat ouders zelf aan hun kinderen geleidelijk aan de oorsprong van het leven uiteenzetten, zich daarbij aanpassen aan hun mentaliteit en bevattingsvermogen en steeds enigszins vooruitlopend op hun natuurlijke nieuwsgierigheid. Je moet voorkomen dat kinderen achter deze materie iets slechts gaan zoeken, dat ze wat op zich edel en heilig is, leren kennen door de smerige opmerkingen van een vriend of vriendin. Hier ligt voor de ouders een gunstige gelegenheid om de vriendschappelijke vertrouwensrelatie met hun kinderen te versterken, en om bij het ontwaken van het zedelijke besef een vervreemding te voorkomen.

Ouders moeten jong van hart zien te blijven, dan zal het voor hen makkelijker zijn om sympathiek te staan tegenover dat wat de jeugd echt bezielt, en zelfs tegenover hun eigenzinnigheden. Het leven verandert en er zijn veel nieuwe dingen die ons misschien niet bevallen. Het is mogelijk dat veel ervan ook helemaal niet beter is dan het oude, maar dat wil niet zeggen dat het slecht is. Het is niets anders dan een uiting van een levensstijl en heeft verder niet veel te betekenen. Vaak ontstaan conflicten alleen maar omdat kleinigheden veel te tragisch genomen worden, waar je met een wat ruimere blik en wat meer zin voor humor best overheen had kunnen stappen.

Maar niet alles hangt van de ouders af. Ook kinderen moeten hun bijdrage leveren. De jeugd is altijd in staat geweest om geestdrift te hebben voor hoge idealen, voor alles wat groot en echt is. Je zou ze moeten helpen om de eenvoudige, in het dagelijkse leven zo vanzelfsprekend gevonden schoonheid van het leven van hun ouders te ontdekken en om ze, zonder ze ermee te vervelen, de ogen te openen voor het feit dat het welzijn van het gezin in veel gevallen een heldhaftige toewijding en zelfverloochening van hun ouders vergt. Kinderen moeten ook leren hun situatie niet te dramatiseren en niet de rol van het onbegrepen slachtoffer te spelen. Ten slotte mogen ze niet vergeten dat ze steeds bij hun ouders in het krijt zullen staan en dat ze op zijn minst met verering en met een kinderlijke, dankbare liefde zouden moeten reageren.

Maar laten we eerlijk zijn, normaal is het zo dat het gezin eensgezind is. Ongetwijfeld komen er wrijvingen en meningsverschillen voor, maar dat is logisch en geeft zelfs een pittige smaak aan ons dagelijkse leven. Die onbenulligheden verdwijnen mettertijd en wat duurzaam overblijft is een echte, ongeveinsde, onbaatzuchtige liefde, die ertoe leidt dat mensen zorg hebben voor elkaar, en dat ze de moeilijkheden van een ander zien en op een fijngevoelige wijze tot een oplossing brengen. En juist omdat dit allemaal het normale is, begrijpen mensen heel goed waarom ik - al sinds de jaren twintig - het vierde gebod het allerzoetste gebod noem.

Als u het goed vindt, blijven wij bij het onderwerp jeugd. Ons tijdschrift heeft een rubriek die voor de jeugd bestemd is en waarin wij met veel van hun problemen geconfronteerd worden. Een vaak terugkerend probleem is het feit dat ouders een zekere druk trachten uit te oefenen als het om de fundamentele beslissingen van hun kinderen gaat. Dat gebeurt zowel bij de beroepskeuze als bij de keuze van de levenspartner, en in nog sterkere mate als een jonge man of vrouw de roepstem van God voor dienst aan de medemensen zou willen volgen. Is die houding van de ouders te rechtvaardigen? Gaat het hier niet om de beknotting van de vrijheid, die absoluut noodzakelijk is om de persoonlijke volwassenheid te bereiken?

Het is zonder meer duidelijk dat de beslissingen die de richting van het leven bepalen in laatste instantie door ieder persoonlijk in volledige vrijheid en zonder enige vorm van dwang of druk genomen moeten worden.

Dat wil niet zeggen dat in het algemeen de stem van andere mensen overbodig zou zijn. Juist omdat het erg belangrijke beslissingen betreft, die een stempel op het leven drukken en waarvan later voor een groot deel het geluk afhangt, is het logisch dat er bezonnenheid, verantwoordelijkheid en verstandigheid nodig zijn en dat al te grote haast vermeden zou moeten worden. En een belangrijk aspect van de verstandigheid is dat je om advies weet te vragen. Het zou aanmatiging zijn - en dat wordt gewoonlijk duur betaald - te denken dat we voor onze beslissingen zowel de genade van God als het oprechte meeleven van andere mensen, vooral van onze ouders, zouden kunnen missen.

Ouders kunnen en moeten hier een waardevolle hulp aan hun kinderen geven. Ze kunnen nieuwe perspectieven voor hen openen en ze over hun eigen ervaringen vertellen, tot bezinning manen en hun ogen openen voor een realistische beoordeling van de situatie, zodat ze zich niet door de stemming van het ogenblik laten meesleuren. Soms kunnen ze helpen met een persoonlijk advies, andere keren zullen ze hun kinderen aansporen aan derden advies te vragen, bijvoorbeeld een goede, eerlijke vriend, een verstandige en vrome priester of een deskundige in beroepskeuzen.

Maar een dergelijk advies neemt de persoonlijke vrijheid niet weg. Het geeft meer elementen ter beoordeling, het vergroot het aantal keuzemogelijkheden en zorgt ervoor dat de beslissing niet bepaald wordt door irrationele factoren. Na de mening van andere mensen gehoord en overwogen te hebben komt het ogenblik waarop de beslissing genomen moet worden. Dan heeft niemand het recht om de vrijheid vaneen ander te beknotten. De ouders moeten de verleiding weerstaan om ongepast hun eigen ideeën en wensen in hun kinderen te projecteren; ze moeten integendeel de eigen voorkeuren en capaciteiten respecteren die God aan ieder heeft meegegeven. Als de liefde oprecht is zal dat gewoonlijk niet moeilijk zijn. Zelfs in het extreme geval dat een kind een beslissing neemt die de ouders als foutief of mogelijk zelfs als bron van groot ongeluk beschouwen helpt dwang niets. Het enige wat helpt is voor het kind begrip op te brengen en het terzijde weten te staan om de moeilijkheden te overwinnen en om er zo goed mogelijk het beste van te maken.

Als ouders echt van hun kinderen houden en oprecht geïnteresseerd zijn in hun geluk moeten ze, na hun advies en mening te hebben gegeven, in staat zijn om zich op fijngevoelige wijze terug te trekken, opdat het grote goed van de vrijheid, dat de mens in staat stelt God lief te hebben en te dienen, niet geschaad wordt. Ze moeten beseffen dat God zelf onze liefde en dienstbaarheid alleen maar in vrijheid wil en dat Hij onze persoonlijke beslissingen steeds eerbiedigt. Hij liet de mens over aan de macht van de vrije beslissing (Sir 15,14), zegt de Schrift.

Nog een opmerking naar aanleiding van wat u als laatste geval noemde, namelijk de beslissing van het kind om zich geheel en al aan de dienst van de Kerk en de medemens te wijden. Als katholieke ouders zo'n roeping niet begrijpen betekent dat voor mij, dat ze in hun taak een christelijk gezin te stichten, gefaald hebben en niet eens de waardigheid beseffen die het christendom aan hun eigen echtelijke roeping verleent. Verder is de ervaring die ik in het Opus Dei heb, erg positief. Gewoonlijk zeg ik aan de leden van het Werk dat ze hun roeping voor negentig procent aan hun ouders te danken hebben, want van hen hebben ze hun opvoeding gekregen en van hen hebben ze geleerd edelmoedig te zijn. Ik kan zeggen dat de grote meerderheid, praktisch alle ouders zo'n beslissing van hun kinderen niet alleen respecteren,maar beminnen en het Werk al gauw als een uitbreiding van hun eigen gezin gaan zien. Ik ben daar erg blij om en het is voor mij een bewijs dat je, om bovennatuurlijk te zijn, ook erg menselijk moet zijn.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift