Lijst van punten

Er zijn 4 punten in «Gesprekken met mgr. Escrivá» waarvan het onderwerp is Opvoeding → universitair onderwijs .

Monseigneur, kunt u ons zeggen wat u als de belangrijkste taak van de universiteit beschouwt. Welke plaats komt naar uw mening aan de religieuze vorming binnen de universitaire studie toe?

Dat de universiteit een bijdrage van de eerste orde moet leveren aan de menselijke vooruitgang weet u heel goed, omdat u vol ijver als student aan deze taak meewerkt. Daar het leven van de volkeren talloze vaak zeer complexe problemen van culturele, sociale, economische en geestelijke aard met zich meebrengt, zal ook de vorming die de universiteit biedt, met al die aspecten rekening moeten houden.

Het is niet voldoende de wens te koesteren om het algemeen welzijn te dienen. De wijze waarop die wens in de praktijk omgezet kan worden is bekwame mannen en vrouwen te vormen, die op hun beurt in staat zijn de vruchten van deze vorming aan anderen door te geven.

U had een vraag over de religieuze vorming. De godsdienst is de grootste rebellie van de mens die niet als een beest wil leven, die zich niet tevreden stelt en die niet tot rust komt alvorens zijn Schepper te kennen en omgang met Hem te hebben. De studie van de godsdienst is daarom een fundamentele noodzaak. Een mens die het aan godsdienstige vorming ontbreekt is niet echt ontwikkeld. De godsdienst moet daarom ook op de universiteit zijn plaats hebben, en onderwezen worden op hoog, wetenschappelijk niveau, van goede theologie. Een universiteit waar de godsdienst ontbreekt is onvolledig, want ze miskent een essentiële dimensie van de mens die de andere dimensies niet uitsluit, maar die eraan ten grondslag ligt.

Anderzijds mag nooit de vrijheid van de gewetens geschonden worden: het godsdienstonderwijs moet vrijwillig zijn. Maar wel zal een christen die conform zijn geloof wil leven zich bewust zijn van de zware verplichting die hij heeft om op dat terrein een grondige kennis te verkrijgen. Hij heeft beslist een uitgebreide kennis van de geloofsleer nodig om zijn leven daarnaar te kunnen inrichten en om door woord en voorbeeld een getuigenis van Christus te kunnen afleggen.

Er wordt tegenwoordig veel nagedacht over het probleem, hoe men de universiteit kan democratiseren en hoe men die voor alle rangen en standen van de maatschappij kan openstellen. Een universiteit die geen rekening houdt met haar sociale functie is tegenwoordig ondenkbaar. Hoe staat u tegenover deze democratisering en hoe kan volgens u de universiteit beantwoorden aan haar sociale taak?

De universiteit moet de studenten vormen in een geest van echte dienstbaarheid, dat wil zeggen, dienst aan de maatschappij door het algemeen belang te bevorderen met hun beroepswerk en hun burgerzin. De studenten moeten zich van hun verantwoordelijkheid bewust zijn. Ze dienen een gezonde onrust ten opzichte van de problemen van hun medemensen te hebben en de edelmoedige bereidheid om die problemen aan te pakken en zich voor een zo goed mogelijke oplossing ervan in te zetten. Dat alles moet de universiteit aan de studenten meegeven.

Ieder die de nodige capaciteiten bezit moet toegang tot het universitaire onderwijs hebben, onafhankelijk van sociale afkomst, economische omstandigheden, ras en godsdienst. Zolang dergelijke belemmeringen nog bestaan zal de democratisering van het onderwijs alleen maar een leeg woord blijven.

In een woord: de universiteit moet voor alle mensen openstaan en de studenten zo opleiden, dat het werk in hun toekomstige beroep alle mensen ten goede komt.

Gezien de materiële en geestelijke nood en de ellende van zovele mensen over de hele wereld voelen veel studenten zich gedwongen om hun solidariteit tot uitdrukking te brengen door actief stelling te nemen voor die mensen. Welke sociale idealen zou men de academische jeugd volgens u tegenwoordig voor ogen moeten houden?

Het ideale is vooral de realiteit van het goed gedane werk, een adequate wetenschappelijke opleiding tijdens de jaren op de universiteit. Is deze basis er eenmaal, dan zijn er talloze plaatsen op de wereld te vinden waar hulp nodig is en waar een persoonlijke, zware en opoffering vergende taak wacht. De universiteit is niet bedoeld om jongeren op te leiden die later de voordelen van hun studie egoïstisch, te eigen bate, aanwenden. Ze moet integendeel voorbereiden op de taak om de medemens in christelijke broederlijkheid en met edelmoedigheid te helpen.

Maar al te vaak blijft de door u genoemde solidariteit steken in gepraat of geschrijf of zelfs nutteloze of schadelijke demonstraties. Voor mij is de enige maatstaf van een echte solidariteit de dienstbaarheid aan de medemens. Ik ken duizenden studenten in Spanje en in andere landen, die afgezien hebben van het opbouwen van hun eigen kleine privé-wereld en zich in hun beroepswerk geven aan de anderen. Menselijk zo volmaakt mogelijk en met jeugdige geest en blijdschap werken zij in onderwijsinstellingen, ontwikkelingsprojecten, initiatieven op sociaal gebied enzovoort.

Welke verantwoordelijkheid dragen volgens u de universiteit als instelling en de afzonderlijke docenten en studenten ten aanzien van de huidige sociale en politieke situatie in ons land en in de rest van de wereld, en verder ten aanzien van oorlog, onrechtvaardigheid en onderdrukking in de wereld? Kan de universiteit het ontplooien van politieke activiteiten binnen haar muren door studenten en docenten onbeperkt toelaten?

Allereerst wil ik duidelijk maken dat wat ik in dit gesprek naar voren breng een mening is, de persoonlijke mening van een man die sinds zijn zestiende (nu ben ik vijfenzestig) nooit het contact met de universiteit heeft verloren. Het gaat hier dus om mijn eigen opvattingen en zeker niet om de opvattingen van het Opus Dei. Het Werk wil noch kan in tijdelijke en discutabele zaken positie kiezen, omdat zijn doelstelling uitsluitend van geestelijke aard is. Elk lid van het Opus Dei bezit en komt in volledige vrijheid op voor zijn eigen persoonlijke standpunt en neemt daarvan dan ook de persoonlijke verantwoordelijkheid op zich.

Om op uw vraag terug te komen, we moeten het, denk ik, eerst eens worden over wat we hier onder “politiek” verstaan. Als je onder politiek verstaat dat je je voor de vrede, de sociale rechtvaardigheid en de vrijheid van alle mensen moet interesseren en werken, dan hebben allen in de universiteit en de universiteit zelf als instelling de plicht om zich deze idealen eigen te maken en om elke inspanning te ondersteunen die erop gericht is de grote problemen van de mensheid op te lossen.

Maar als je onder “politiek” de concrete oplossing van een bepaald probleem verstaat, en wel als een naast andere mogelijke en rechtmatige oplossingen en als resultaat van eerlijke wedijver met anderen die een tegenovergestelde mening zijn toegedaan, dan ben ik van mening dat de universiteit niet de juiste plaats voor dergelijke beslissingen is.

De universiteit is de plaats om zich voor te bereiden op het oplossen van die problemen. De universiteit is een gemeenschappelijk huis; een plaats van studie en van vriendschap, van vreedzaam samenleven van mensen met verschillende zienswijzen, die steeds het legitieme pluralisme van de maatschappij tot uitdrukking brengen.