Lijst van punten

Er zijn 2 punten in «Gesprekken met mgr. Escrivá» waarvan het onderwerp is Wereld → roeping voor een beroep, deel van de christelijke roeping .

Welke taak heeft het Opus Dei in dit verband tot nu toe vervuld en vervult het vandaag de dag? In welke vorm werken de leden met andere organisaties op dat terrein samen?

Het is niet aan mij een historisch oordeel te geven over wat het Opus Dei tot nu toe met Gods genade tot stand heeft gebracht. Ik wil er alleen de nadruk op leggen dat alle inspanningen van het Opus Dei erop gericht zijn om het streven naar heiligheid en het uitoefenen van het apostolaat door de christenen die in de wereld leven te bevorderen, tot welke stand ze ook behoren en welk beroep ze ook hebben. Deze christenen staan met hun familiebanden, vriendschappen, beroepswerk en al hun edele aspiraties midden in de maatschappij.

Welnu, het Opus Dei is ontstaan om ertoe bij te dragen dat zij begrijpen dat hun leven, juist zoals het is, een gelegenheid kan zijn voor een ontmoeting met Christus, dat wil zeggen, een weg van heiligheid en apostolaat. Christus is in elke rechtschapen menselijke activiteit aanwezig: het leven van een gewone christen, dat sommigen maar te eenvoudig en te kleinzielig vinden, kan en moet een heilig en heiligmakend leven zijn.

Met andere woorden: om Christus na te volgen, om de Kerk te dienen, om andere mensen te helpen hun eeuwige bestemming te erkennen, hoef je de wereld niet te verlaten of je ervan te verwijderen. Ook is het niet nodig om zich aan een kerkelijke taak te wijden. Noodzakelijk en tevens voldoende is dat je de taak vervult die God aan ieder afzonderlijk heeft toegewezen op de door Hem gewilde plaats en in de door Hem bepaalde omgeving.

Omdat het merendeel van de christenen van God de opdracht ontvangt om de wereld van binnenuit te heiligen, midden in de tijdelijke structuren, helpt het Opus Dei hen om deze goddelijke opdracht te ontdekken. Het laat hen zien dat de menselijke roeping - in het beroep, in het gezin en in de maatschappij - niet tegengesteld is aan de bovennatuurlijke roeping maar er integendeel een integrerend bestanddeel van is.

De taak van het Opus Dei is enkel en alleen deze boodschap van het evangelie te verspreiden onder alle mensen die in de wereld leven en werken, in welke omgeving of beroep dan ook. Aan allen die dit ideaal van heiligheid begrijpen, geeft het Werk de geestelijke middelen en de leerstellige, ascetische en apostolische vorming die nodig is, om dat ideaal dan in het eigen leven te verwezenlijken.

De leden van het Opus Dei handelen niet als groep maar als individu met persoonlijke vrijheid en verantwoordelijkheid. Juist om die reden is het Werk geen gesloten organisatie of brengt het zijn leden beslist niet samen om ze van andere mensen te isoleren. De gemeenschappelijke apostolaatswerken, die de enige initiatieven zijn die het Opus Dei leidt, staan open voor alle mensen, zonder onderscheid van maatschappelijke, culturele of religieuze aard. En juist omdat de leden zich in de wereld moeten heiligen, werken ze met alle mensen samen met wie ze door hun werk of door hun deelname aan het maatschappelijk leven verbonden zijn.

Een essentieel bestanddeel van de christelijke geest is niet alleen de eenheid met de hiërarchie - Paus en bisschoppen - maar ook de verbondenheid met de andere broeders in het geloof. Al lang ben ik van mening dat een van de grootste kwalen van de Kerk van onze tijd is dat veel katholieken niet weten wat de katholieken van andere landen en van andere rangen en standen denken en doen. Het is nodig dat men deze broederlijkheid die het leven van de eerste christenen zo diep beïnvloedde, opnieuw in praktijk brengt. Op die wijze zullen wij ons verenigd weten en tegelijk de verscheidenheid van persoonlijke roepingen liefhebben. Dan zullen veel onrechtvaardige en beledigende oordelen vermeden worden, die bepaalde kleine groepen in naam van het katholicisme verspreiden en die gericht zijn tegen andere geloofsgenoten, die in werkelijkheid rechtschapen en met offergeest werken, zich richtend op de bijzondere omstandigheden van hun land.

Het is belangrijk dat ieder trouw probeert te zijn aan zijn eigen goddelijke roeping en de Kerk dus niet berooft van de vruchten van zijn van God ontvangen charisma. De eigen taak van de leden van het Opus Dei, die normale christenen zijn, bestaat in het heiligen van de wereld van binnenuit door de meest uiteenlopende menselijke werkzaamheden te verrichten. Daar hun lidmaatschap van het Werk hun positie in de wereld niet verandert, nemen ze deel aan gemeenschappelijke religieuze diensten, aan het leven van de parochie enzovoort, op een wijze die overeenstemt met de omstandigheden van ieder geval. Ook in dit opzicht zijn het normale burgers die goede katholieken willen zijn.

Maar in de regel leggen de leden van het Werk zich niet toe op werk dat confessioneel van karakter is. Alleen in uitzonderingsgevallen, op uitdrukkelijk verzoek van het kerkelijk gezag, werkt deze of gene van het Werk in kerkelijke instellingen. Achter die houding steekt niet de wens om anders te zijn en nog veel minder is het een teken van geringschatting van confessionele activiteiten. Het is niets anders dan de beslissing om zich aan datgene te wijden dat tot de eigen roeping van het Opus Dei behoort. Er zijn al veel religieuzen en clerici en ook veel leken die op dat gebied vol ijver actief zijn en die daaraan al hun krachten geven.

De speciale taak van de leden van het Opus Dei, waartoe ze zich door God geroepen voelen is van andere aard. Binnen de algemene roeping om heilig te zijn ontvangen de leden van het Opus Dei nog een speciale roeping om in vrijheid en verantwoordelijkheid naar heiligheid te streven en apostolaat te doen midden in de wereld waarbij ze dan de plicht op zich nemen om volgens een specifieke geest te leven en gedurende hun leven een bijzondere vorming te ontvangen. Als de leden hun werk in de wereld zouden verwaarlozen om kerkelijk werk te doen, zouden ze hun door God ontvangen gaven braak laten liggen. En door hun wens om direct pastoraal werk te doen zouden ze de Kerk in feite schade berokkenen, want dan zouden er minder christenen zijn die bezig zijn met zichzelf te heiligen in alle beroepen en taken van de burgermaatschappij en op het immense gebied van de wereldlijke arbeid.

Bovendien eist de noodzaak om zich in beroep en geloof voortdurend verder te ontwikkelen, naast de tijd die men nodig heeft voor het geestelijk leven, het gebed en het offervaardig vervullen van zijn plichten van staat, het hele leven op: er blijft geen vrije tijd over.