Lijst van punten

Er zijn 3 punten in «Gesprekken met mgr. Escrivá» waarvan het onderwerp is Wereld → de wereld beminnen.

U hebt het vaak gehad over de arbeid, het werk. Kunt u ons zeggen welke plaats dit in de spiritualiteit van het Opus Dei heeft?

De roeping tot het Opus Dei verandert of wijzigt de levensomstandigheden en de levensstaat van de betreffende persoon op geen enkele wijze. Omdat werken een levensvoorwaarde voor de mens vormt, wordt de menselijke roeping tot de arbeid juist bevestigd door de bovennatuurlijke roeping tot heiligheid en apostolaat in de geest van het Opus Dei. Verreweg de meeste leden van het Werk zijn leken, gewone christenen, mensen dus, van wie de arbeid een deel van hun bestaan vormt; een werkzaamheid die hen vaak volledig in beslag neemt, waarmee ze in hun levensonderhoud voorzien, hun gezin onderhouden, bijdragen tot het algemeen welzijn en hun persoonlijkheid ontplooien.

De roeping tot het Opus Dei bevestigt dit allemaal, zodat een van de essentiële kenmerken van die roeping is, dat je menselijk en bovennatuurlijk zo volmaakt mogelijk - ondanks de menselijke tekortkomingen - in de wereld leeft en dat je daar werkzaam bent. Het dient werk te zijn dat doeltreffend tot de opbouw van de aardse stad bijdraagt - en daarom gedaan met beroepscompetentie en in een geest van dienstbaarheid - en tot de heiliging van de wereld. Zo wordt het werk iets wat heilig maakt en zelf geheiligd is.

Wie geheel en al volgens zijn geloof wil leven en een apostolaat in de geest van het Opus Dei wil beoefenen moet zichzelf door zijn beroep heiligen, zijn beroep heiligen en de anderen door zijn beroep heiligen. Door zo te leven, zonder zich dus van zijn medeburgers, zijn gelijken, te onderscheiden, streeft hij ernaar om aan Christus gelijkvormig te worden en om het voorbeeld dat Hij ons dertig jaar in de werkplaats in Nazaret gegeven heeft, na te volgen.

Want die dagelijkse taak is niet alleen het kader waarin men zichzelf moet heiligen, maar is de materie zelf van zijn heiligheid: in de drukte van elke dag ontdekt hij de hand van God en vindt hij impulsen voor zijn leven van gebed. Zijn beroepsmatige bezigheid brengt hem in contact met andere mensen - familieleden, vrienden, collega's - en met de grote problemen van zijn omgeving en de hele wereld. Daarmee wordt hem de gelegenheid geboden om met overgave in dienstbaarheid voor anderen te leven, en dat is voor een christen het meest belangrijke. Zo moet hij een waarachtig en geloofwaardig getuigenis voor Christus proberen af te leggen, opdat alle mensen de Heer leren kennen en beminnen, en ontdekken dat het normale leven in de wereld, het werk van elke dag, een ontmoeting met God kan zijn.

Met andere woorden: heiligheid en apostolaat vormen met het leven van de leden van het Werk een eenheid. Daarom is de arbeid de spil van hun geestelijk leven. Hun overgave aan God is geënt op het werk dat ze deden voordat ze bij het Opus Dei kwamen en dat ze ook daarna blijven doen.

Toen ik in de eerste jaren van mijn werkzaamheid als priester dat begon te verkondigen, begrepen sommigen me niet. Anderen namen er aanstoot aan, want ze waren gewend om over de wereld alleen maar in negatieve zin te horen spreken. De Heer had mij laten inzien - en ik wilde het aan anderen doorgeven - dat de wereld goed is, omdat de werken van God altijd volmaakt zijn. Alleen wij mensen maken de wereld slecht door onze zonden.

Ik zei toen al en ik herhaal het steeds dat wij de wereld moeten liefhebben omdat wij in de wereld God ontmoeten. In alles immers wat in de wereld gebeurt en plaatsvindt verschijnt en openbaart zich God.

Het goede vermengt zich met het kwade in de geschiedenis van de mensheid. Daarom moet de christen een goed onderscheidingsvermogen bezitten. Maar dat mag hem er nooit toe verleiden om te ontkennen dat de werken van God goed zijn. Het moet integendeel voor hem aanleiding zijn om het goddelijke te ontdekken dat zich in het menselijke manifesteert, zelfs achter onze eigen zwakheden. Een goed motto voor het christelijk leven kunnen wij in de woorden van de apostel vinden: Alle dingen zijn van jullie, jullie zijn van Christus en Christus is van God (1 Kor 3, 22-23). Zo kun je de bedoelingen verwezenlijken van God die de wereld wil redden.

Voortdurend heb ik het onderwezen met woorden uit de heilige Schrift: de wereld is niet slecht, want zij is voortgekomen uit de handen van God, want zij is zijn scheppingswerk, want Jahweh keek ernaar en zag dat het goed was (vgl. Gen 1,7 e.v.). Wij mensen zijn het die met onze zonden en ontrouw de wereld slecht en lelijk maken. Jullie hoeven er niet aan te twijfelen: voor jullie, mannen en vrouwen van de wereld, staat elke vlucht uit de eerlijke werkelijkheid van het leven van alledag haaks op de wil van God.

Jullie moeten je er nu opnieuw goed van bewust zijn, dat God jullie roept om Hem juist in en vanuit de burgerlijke, materiële, wereldlijke taken van het menselijke leven te dienen: in het laboratorium, in de operatiekamer, in de kazerne of op de leerstoel van een universiteit, in de fabriek, in de werkplaats, op het land, in de huishouding, in heel dit immense panorama van het dagelijks werk wacht God elke dag weer op ons. Beseft het goed: in elke situatie, hoe alledaags ook, is iets heiligs, iets goddelijks te vinden. Aan jullie de taak dat te ontdekken.

Aan studenten en arbeiders die ik in de jaren dertig om me heen verzamelde, zei ik altijd dat ze moesten leren het geestelijke leven te materialiseren. Ik wilde ze daarmee beschermen tegen de toen en ook nu nog zo vaak voorkomende verleiding om een soort dubbelleven te leiden: aan de ene kant het innerlijke leven, de omgang met God, en aan de andere kant, goed onderscheiden, het leven in gezin, beroep en maatschappij, een leven vol kleine aardse dingen.

Nee, mijn kinderen! Jullie mogen geen dubbelleven leiden. Als wij christenen willen zijn, kunnen wij met dat soort schizofrenie niet meedoen. Want er is maar één leven, dat uit vlees en geest bestaat, en dat ene leven moet naar lichaam en ziel geheiligd en door God vervuld worden: door deze onzichtbare God, die wij in heel zichtbare en materiële dingen ontmoeten.

Een andere weg is er niet. Of we leren de Heer in ons dagelijks leven ontdekken of we zullen Hem nooit vinden. Onze tijd heeft het nodig dat aan de materie en aan heel gewoon lijkende situaties hun edele en oorspronkelijke zin teruggegeven wordt, dat ze in dienst van Gods rijk gesteld worden en dat ze vergeestelijkt worden door er een middel en een gelegenheid van te maken om Christus voortdurend te ontmoeten.

Deze leer van de heilige Schrift - en zoals jullie weten behoort die tot de kern van de spiritualiteit van het Opus Dei - moet jullie ertoe brengen jullie werk zo volmaakt mogelijk te doen, God en jullie medemensen zo lief te hebben dat jullie juist in de kleine dingen van elke dag je liefde legt. Dan zullen jullie dit goddelijk iets ontdekken dat in die kleinigheden besloten ligt. Hoe goed passen hier die verzen van de dichter van Castilla!: Despacito, y buena letra: / el hacer las cosas bien / importa más que el hacerlas (Schrijf rustig en met mooie letters, want belangrijker dan het doen, is de dingen goed te doen. A. Machado, Poesias completas, CLXI).

Ik verzeker jullie dat, als een christen de onbenulligste kleinigheid van elke dag met liefde doet, die kleinigheid met de grootheid van God vervuld wordt. Dat is de reden waarom ik er steeds maar weer op hamer, dat de christelijke roeping erin bestaat van het proza van elke dag heldendichten te maken. Hemel en aarde lijken aan de horizon een te worden. Maar in werkelijkheid gebeurt dat in jullie harten, wanneer jullie je dagelijks leven op heilige wijze leiden.

Het gewone van elke dag heilig beleven, zei ik zojuist. Met die woorden bedoel ik het hele programma van jullie christelijk handelen. Geef je dus niet over aan vals idealisme, aan dromen en fantasieën, aan wat ik pleeg te noemen ach-was-ik-maar-mystiek: Was ik maar ongetrouwd gebleven, had ik maar een ander beroep gekozen, was ik maar gezonder, was ik nog maar jong, was ik toch maar ouder …! Houd je liever nuchter aan de heel materiële en directe realiteit, want daar is de Heer: Kijk naar mijn handen en voeten; Ik ben het, zegt Jezus na zijn verrijzenis. Raak me aan en overtuig jezelf. Een geest heeft toch geen vlees en bloed, zoals jullie zien dat Ik heb? (Luc 24,39)

Vele aspecten van de omgeving waarin jullie je bewegen zullen verlicht worden vanuit deze waarheden. Denk, bijvoorbeeld, aan jullie handelen als burgers in het openbare leven. Wie ervan overtuigd is dat de wereld, en niet alleen het kerkgebouw, de plaats is waar je Christus ontmoet, heeft de wereld echt lief. Hij doet moeite om een goede wetenschappelijke en professionele vorming te ontvangen, hij vormt - in volle vrijheid - zijn eigen mening over de problemen waarmee hij in zijn omgeving te maken heeft, en neemt in overeenstemming daarmee zijn persoonlijke beslissingen. Als christen zal hij aan zijn beslissing een persoonlijke bezinning laten voorafgaan, waarin hij er nederig naar streeft om de wil van God in de grote en kleine gebeurtenissen van zijn leven te leren zien.