Lijst van punten

Er zijn 4 punten in «Gesprekken met mgr. Escrivá» waarvan het onderwerp is Heiligheid → persoonlijke heiligheid .

Hoe is volgens u het grote succes van het Opus Dei te verklaren? Welke maatstaven legt u daarbij aan?

Als een onderneming een bovennatuurlijk doel nastreeft, betekent succes of mislukking, althans in de gewone betekenis van het woord, erg weinig. De heilige Paulus zei reeds tegen de christenen van Korinte dat in het geestelijk leven niet het oordeel van anderen, ook niet het eigen oordeel, maar alleen het oordeel van God van belang is.

Zeker, het Werk is vandaag de dag over de hele wereld verspreid. Mannen en vrouwen van ongeveer 70 nationaliteiten maken er deel van uit. Als ik aan dit feit denk, ben ik zelf verrast. Ik vind er geen menselijke verklaring voor. De enige verklaring is voor mij de wil van God, want de Geest waait waar Hij wil en bedient zich van wie Hij wil om de mensen te heiligen. Dat alles is voor mij een reden om God te danken, om nederig te zijn en om tot Hem te bidden en te vragen dat ik Hem altijd op de juiste wijze mag dienen.

U vraagt mij ook welke maatstaf ik daarbij aanleg? Het antwoord is heel eenvoudig: de maatstaf van de heiligheid, van de vruchten van heiligheid.

Het belangrijkste apostolaat van het Opus Dei is dat wat elk lid uitoefent door het getuigenis van zijn leven en door zijn woord in de dagelijkse omgang met zijn vrienden, kennissen en collega's. Wie zou de bovennatuurlijke uitwerking van dat stille en nederige apostolaat durven meten? Het voorbeeld van een trouwe en oprechte vriend of de invloed van een goede moeder in het gezin, dergelijke dingen kunnen als resultaat amper gemeten worden.

Maar misschien heeft uw vraag meer betrekking op de gemeenschappelijke apostolaatsactiviteiten van het Opus Dei, waarbij men de resultaten vanuit een zuiver menselijk, als het ware technisch standpunt zou kunnen beoordelen. Dient bijvoorbeeld een vakopleiding voor arbeiders inderdaad de sociale vooruitgang van de mensen die zo'n opleiding volgen, of geeft een universiteit aan de studenten inderdaad een adequate beroepsopleiding en culturele vorming? Als ik uw vraag in die zin mag interpreteren dan zou ik willen zeggen dat het succes ervan voor een deel ligt in het feit dat zij, die in die apostolische instellingen werken, daar hun beroep van maken. Overeenkomstig de gestelde eisen hebben ze zich daarop voorbereid als mensen, die serieus werk willen leveren. Dat wil onder andere zeggen dat die projecten niet volgens een vast schema gepland worden. Integendeel, men houdt in ieder concreet geval rekening met de specifieke maatschappelijke behoeften van het land of de streek, waar men een bepaalde activiteit wil ontplooien, zodat ze beantwoordt aan de eisen van de praktijk.

Maar ik leg er nog eens de nadruk op dat het Opus Dei zich niet in eerste instantie voor het zuiver menselijke resultaat interesseert. Het echte, doorslaggevende succes of het falen van die gemeenschappelijke werken hangt, ervan uitgaande dat ze menselijkerwijs goed gedaan zijn, af van de vraag of zowel degenen die er werkzaam zijn als die er de vruchten van plukken daar inderdaad een hulp en een aansporing vinden om God meer te beminnen, om zich er steeds meer van bewust te worden dat ze broeders zijn van hun medemensen en dat ze daarvan getuigen door een onbaatzuchtige dienst aan de mensheid.

Mogelijk zijn er mensen die denken dat het Opus Dei het tot nu toe van de geestdrift van zijn eerste leden moest hebben, al zijn er intussen al duizenden. Wat garandeert het voortbestaan van het Werk en hoe is het risico, waarmee trouwens iedere instelling te maken heeft, te voorkomen dat de ijver en het elan van het eerste uur verslappen?

Het Werk is niet op enthousiasme gebaseerd maar op geloof. De jaren van het begin - lange jaren - waren erg hard, er waren alleen maar moeilijkheden. Het Opus Dei ging vooruit door de genade Gods en door het gebed en het offer van de eerste leden, zonder dat het over menselijke middelen beschikte. Het enige dat wij bezaten was jeugd, een goed humeur en de wens om de wil van God te doen.

Vanaf het begin waren de wapens van het Opus Dei het gebed, een leven van overgave, het in stilte opgeven van alles wat egoïsme is, om zo de mensen te dienen. Zoals ik u al zei, komt men bij het Opus Dei alleen maar om een geest te ontvangen die juist leidt naar een volledige zelfverloochening, terwijl de beroepsarbeid uit liefde tot God, en om Hem tot zijn schepselen gewoon doorgaat.

De garantie tegen een verslapping bestaat alleen maar hierin dat mijn kinderen van het Opus Dei de geest ervan nooit verliezen. Ik weet dat de werken van de mensen na verloop van tijd verslijten. Met de werken van God gebeurt dit niet, of het moet zijn dat ze door de mensen omlaag gehaald worden. Alleen als de goddelijke drijfveer verloren gaat, treden verval en ondergang op. In ons geval ziet men duidelijk de Voorzienigheid van de Heer die er in die korte tijd van maar veertig jaar voor zorgde, dat in zo verschillende landen gewone burgers die zich in niets van de andere mensen onderscheiden, die specifieke roeping ontvangen en ernaar leven.

Het doel van het Opus Dei is, ik herhaal het, de heiligheid van elk van zijn leden, van mannen en vrouwen, die blijven op de plaats die ze in de wereld hadden. Als iemand niet met de bedoeling bij het Werk komt om, ondanks alles - dat wil zeggen, ondanks de eigen ellende, de eigen persoonlijke fouten - heilig te worden, zal hij al gauw weer gaan. Ik ben van mening dat heiligheid heiligheid oproept en ik bid tot God dat in het Opus Dei die vaste overtuiging en dat leven uit het geloof nooit zullen ontbreken. U ziet, wij bouwen niet alleen maar op menselijke of juridische zekerheden. De werken waartoe God opwekt, bewegen zich op het ritme van de genade van God. Mijn enige recept is: heilig zijn, heilig willen worden, met persoonlijke heiligheid.

U had het net over de grote waarde van de eenheid van het gezin. Daar zou ik de vraag aan vast willen knopen, waarom het Opus Dei geen geestelijke vormingsactiviteiten organiseert waaraan echtgenoten samen deelnemen.

Zoals in zoveel dingen zijn wij christenen hierin vrij om naar eigen goeddunken uit een verscheidenheid aan mogelijkheden te kiezen, zonder dat iemand anders het recht heeft om ons tot een bepaalde methode te verplichten. Je moet in de zielzorg, zoals trouwens in alle apostolaat, al die benaderingswijzen absoluut vermijden, die niets anders lijken dan een nieuwe verbeterde en vermeerderde druk van de eenheidspartij in het religieuze leven.

Ik weet dat er katholieke groeperingen zijn die retraites en andere vormingsactiviteiten voor echtparen organiseren. Ik vind het uitstekend dat zij van hun vrijheid gebruik maken en doen wat volgens hen juist is en ook, dat alle mensen eraan deelnemen, die daarin een middel vinden om hun christelijke roeping beter te kunnen vervullen. Maar voor mij is dat niet de enige mogelijkheid, noch is het vanzelfsprekend dat ze de beste is.

Bij veel gelegenheden kunnen en zouden de echtgenoten en eigenlijk het hele gezin samen aan het kerkelijk leven moeten deelnemen, zoals bijvoorbeeld aan de heilige Eucharistie en aan andere liturgische plechtigheden. Ik ben er echter van overtuigd dat bepaalde geestelijke vormingsactiviteiten meer effect hebben als de echtgenoten er gescheiden aan deelnemen. Aan de ene kant wordt op die manier het fundamenteel persoonlijke karakter van de eigen heiliging, van de ascetische strijd en van de vereniging met Christus onderstreept. Dit alles vindt uiteraard zijn weerslag in de anderen, maar het eigen geweten van de mens kan hierin nooit vervangen worden. Aan de andere kant is het zo makkelijker om bij dat soort activiteiten rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden en eisen van een ieder, zelfs met de specifieke psychologie van de betreffende groep. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat men het feit dat de deelnemers gehuwd zijn buiten beschouwing laat. Niets zou meer met de geest van het Opus Dei in strijd zijn!

Al veertig jaar lang zeg en schrijf ik steeds weer dat iedere man en iedere vrouw zich moet heiligen in het gewone leven, in de concrete omstandigheden van elke dag en dat de echtgenoten hun heiligheid dus moeten zoeken in de volmaakte vervulling van hun plichten in het gezin. De bezinningsdagen en de andere vormingsactiviteiten die het Opus Dei voor gehuwde mensen organiseert, zijn bedoeld om hen een duidelijk besef van de waarde van hun roeping als echtgenoot bij te brengen, om ze zo met de hulp van God beter in staat te stellen om volgens die roeping te leven.

Maar de eisen en de praktische consequenties van de echtelijke liefde zijn in veel opzichten voor man en vrouw verschillend. De activiteiten die daarmee rekening houden, kunnen er op een doeltreffende wijze toe bijdragen dat ze die concrete eisen in de realiteit van hun dagelijkse leven ontdekken. Zo heeft de scheiding voor een paar uur of dagen tot gevolg dat de echtgenoten zich in het dagelijkse leven meer een voelen en meer van elkaar gaan houden, met een liefde die ook de persoonlijkheid van de ander eerbiedigt.

Ik herhaal het dat wij onze manier van doen niet als de enig juiste beschouwen, die allen maar moeten volgen. Ik heb, zonder tegengestelde opvattingen te willen bestrijden, de indruk dat onze manier van werken goede resultaten oplevert en dat er, behalve de jarenlange ervaring, gedegen argumenten zijn om zo te handelen.

Afgezien van bepaalde activiteiten voor geestelijke vorming, waarbij wij in het Opus Dei volgens dit criterium te werk gaan, zijn er trouwens een groot aantal activiteiten van andere aard waaraan de echtgenoten samen deelnemen en meewerken. Ik denk hier bijvoorbeeld aan de samenwerking met de ouders van de leerlingen die scholen bezoeken die door leden van het Opus Dei geleid worden, of ook aan bijeenkomsten, lezingen en gemeenschappelijke vieringen, die in onze studentenhuizen voor de ouders van de studenten georganiseerd worden.

Als de aard van de activiteit de aanwezigheid van beide ouders nodig maakt, nemen ze er beiden aan deel. Maar dergelijke activiteiten onderscheiden zich van die andere activiteiten, die direct gericht zijn op de persoonlijke geestelijke vorming.

De echt christelijke geest die de verrijzenis van het vlees belijdt, heeft zich logischerwijze altijd verzet tegen een valse vergeestelijking zonder bang te zijn van materialisme beschuldigd te worden. Integendeel, het is geoorloofd van een christelijk materialisme te spreken dat zich dapper te weer stelt tegen materialistische stromingen die zich afsluiten voor de geest.

Wat zijn de sacramenten - sporen van de Menswording van het Woord, zoals de ouden zeiden - anders dan de meest duidelijke uiting van de weg, die God gekozen heeft om ons te heiligen en naar de hemel te leiden? Zien jullie niet dat elk sacrament de liefde van God is - met al haar scheppende en verlossende kracht - die ons gegeven wordt met behulp van stoffelijke middelen? Wat is de Eucharistie, die wij over enige ogenblikken zullen vieren, anders dan het hoogverheven Lichaam en Bloed van onze Verlosser die zich voor ons offert door middel van de nederige materie van deze wereld, wijn en brood, door middel van de elementen van de natuur die door de mens gecultiveerd zijn (vgl. Gaudium et Spes, 38), zoals het laatste oecumenisch concilie in herinnering heeft willen brengen?

In dit licht is het goed te begrijpen dat de heilige Paulus schrijft: Alles behoort jullie toe, maar jullie behoren aan Christus toe en Christus aan God (1 Kor 3,22-23). Het gaat om een opwaartse beweging die de heilige Geest, uitgestort in onze harten, in de wereld wil veroorzaken: een beweging die van de aarde opstijgt tot aan de heerlijkheid van God. En om voor altijd duidelijk te maken dat die beweging zelfs de meest prozaïsch lijkende realiteiten omvat, schrijft de heilige Paulus ook: Of jullie nu eten of drinken, doet alles ter ere van God (1 Kor 10,31).