Lijst van punten

Er zijn 4 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is Kleine dingen .

Samen met de wijzen bieden wij Hem tenslotte mirre aan, een offer dat in het leven van de christen niet mag ontbreken. Mirre herinnert ons aan het lijden van de Heer: ze geven Hem aan het kruis mirre met wijn te drinken (zie Mc 15, 23) en met mirre zalven ze zijn lichaam voor ze Hem begraven (zie Joh 19, 39). Maar denk niet dat het een droevige noot op het blije feest van vandaag is, als nu we ook stilstaan bij de noodzaak van offer en versterving.

Versterving is geen uitdrukking van pessimisme of verbittering. Zonder naastenliefde heeft de versterving geen waarde. Daarom mogen de verstervingen die wij zoeken, en die ons innerlijk losmaken van de dingen van de wereld, geen bron van versterving zijn voor de mensen om ons heen. Een christen kan geen beul, noch een kniesoor zijn. Hij is een mens die liefheeft met daden, en het lijden is voor hem een toetssteen van de liefde.

Ik wil opnieuw benadrukken dat de versterving doorgaans niet bestaat uit grote daden van zelfverloochening, waarvoor de gelegenheid zich trouwens niet zo vaak voordoet, maar uit kleine overwinningen: een glimlach voor iemand die ongelegen komt, nee zeggen tegen de grillen waar ons lichaam om vraagt, zich de gewoonte eigen maken om naar anderen te luisteren, de tijd goed besteden die God ons ter beschikking stelt…, en zoveel andere schijnbaar onbelangrijke kleinigheden — tegenslagen, moeilijkheden en redenen tot verdriet — die we in de loop van de dag tegenkomen zonder dat we ze zoeken.

Wat uit Liefde gedaan wordt is altijd groot, ook dingen die van weinig belang lijken. God is ons, mensen, die niet meer dan arme schepselen zijn, tegemoet gekomen en heeft ons gezegd dat Hij van ons houdt: Deliciae meae esse cum filiis hominum, het is mijn vreugde om onder de mensenkinderen te zijn (Spr 8, 31). Hij laat ons zien dat alles belangrijk is: alles wat menselijk gezien buitengewoon is, maar ook wat in onze ogen van weinig betekenis is. Niets gaat verloren. Geen mens wordt door God veracht. Hij nodigt alle mensen uit voor het koninkrijk der hemelen, waarbij iedereen zijn eigen roeping volgt: thuis, in zijn beroep, in de verplichtingen die bij zijn levensstaat horen, in zijn burgerplichten en in het gebruik van zijn rechten.

Dit leren we van het leven van de heilige Jozef dat eenvoudig, normaal en onopvallend was, dat jaar in jaar uit bestond uit hetzelfde werk, in een eentonige opeenvolging van de dagen. Dat heb ik vaak overdacht als ik bij de figuur van de heilige Jozef stilstond en het is een van de redenen waarom ik een speciale devotie tot hem heb.

Toen paus Johannes XXIII vorig jaar op 8 december, in zijn afsluitingsrede van de eerste zitting van het Tweede Vaticaans Concilie, aankondigde dat de naam van de heilige Jozef in het eucharistisch gebed van de Mis zou worden opgenomen, werd ik door een hoge kerkelijke autoriteit gebeld die zei: Rallegramenti! Gefeliciteerd! Toen ik die aankondiging hoorde dacht ik meteen aan u, hoe blij u daarmee zou zijn. En dat was ook zo, want het concilie dat de hele Kerk die in de heilige Geest verenigd is vertegenwoordigt, heeft de onschatbare waarde van het leven van de heilige Jozef afgekondigd, de waarde van een eenvoudig arbeidzaam leven dat gericht is op God en waarin zijn goddelijke wil volledig werd vervuld.

Maar er ligt een machtige vijand op de loer die zich verzet tegen ons verlangen om de leer van Christus ten volle te beleven: de hoogmoed. Deze steekt de kop op als wij na mislukkingen en nederlagen niet proberen de helpende hand van God te zoeken. Dan wordt het donker in onze ziel — een trieste duisternis — en denkt zij dat ze verloren is. De fantasie gaat obstakels verzinnen die niet reëel zijn en die zouden verdwijnen als we ze met een beetje nederigheid onder ogen zouden zien. De ziel kan zich door haar hoogmoed en fantasie een smartvol Golgotha maken. Maar daar vindt ze Christus niet, want waar de Heer is, heerst vrede en blijdschap, zelfs als de ziel één open wonde is en door duisternis is omgeven.

Er is nog een hypocriete vijand van onze heiliging: denken dat we in onze geestelijke strijd tegen buitengewone obstakels moeten vechten, tegen vuurspuwende draken. Ook dat is een uiting van hoogmoed. We willen wel strijden, maar met pauken, trompetgeschal en vliegende vaandels.

Laten we niet vergeten dat noch het houweel of de bijl, noch enig ander werktuig, hoe scherp het ook is, de grootste vijand van het gesteente is, maar het water dat druppel voor druppel in de spleten van de rots dringt tot die uit elkaar barst. Het grootste gevaar voor een christen is dat hij de dagelijkse schermutselingen niet ernstig neemt, waardoor ze geleidelijk een spoor in de ziel achterlaten en deze uiteindelijk slap en broos wordt, onverschillig en ongevoelig voor de stem van God.

Laten we luisteren naar wat de Heer ons zegt: Wie betrouwbaar is in het kleinste, is ook betrouwbaar in het grote; en wie onrechtvaardig is in het kleinste, is ook onrechtvaardig in het grote (Lc 16, 10). Het is alsof Hij ons zegt: strijd steeds in die schijnbaar onbeduidende kleinigheden die groot zijn in mijn ogen; wees stipt in de vervulling van je plicht; glimlach tegen iemand die dat nodig heeft, ook als je daar geen zin in hebt; beknibbel niet op de tijd die je aan het gebed wijdt; ga iemand tegemoet die je hulp zoekt; beoefen de rechtvaardigheid en doe er met de genade van de liefde nog een schepje bovenop.

Dergelijke ingevingen zullen we elke dag in ons binnenste voelen als een stille aansporing om ons te trainen in de bovennatuurlijke sport onszelf te overwinnen. Moge het licht van God ons verlichten opdat we zijn aanwijzingen opmerken; moge Hij ons helpen bij de strijd en naast ons staan bij de overwinning; moge Hij bij ons blijven in het uur van de nederlaag, want dan zullen wij altijd in staat zijn om weer op te staan en door te gaan met de strijd.

Wij kunnen niet blijven stilstaan. Onze Lieve Heer vraagt van ons dat we de strijd steeds sneller, grondiger en op meer fronten voeren. We zijn verplicht onszelf te overtreffen, want ons enige doel in deze wedstrijd is dat wij aankomen bij de hemelse glorie. En als wij de hemel niet bereiken, is alles voor niets geweest.

Misschien vraagt iemand zich af hoe deze kennis aan de mensen is over te brengen. Mijn antwoord is: op een natuurlijke manier, in alle eenvoud, door te leven zoals je doet, midden in de wereld, met een grote inzet voor je beroep en je gezin, door te delen in de zorgen van de mensen, met respect voor de rechtmatige vrijheid van iedereen.

Bijna dertig jaar geleden heeft God het verlangen in mijn hart gelegd om deze leer aan de mensen door te geven, wat hun levensstaat, positie of functie ook mag zijn: het dagelijks leven kan heilig zijn en vol van God. De Heer roept ons om het dagelijks werk te heiligen, want ook daarin ligt de christelijke volmaaktheid. We kunnen dat nog eens bekijken door ons te bezinnen op het leven van Maria.

Laten we niet vergeten dat bijna al haar dagen op aarde verliepen zoals die van miljoenen vrouwen die zich aan hun gezin wijden, hun kinderen opvoeden, hun huishouden doen. Maria heiligt de kleinste dingen die velen ten onrechte beschouwen als weinig zinvol en zonder waarde: het werk van elke dag, de kleine attenties voor de mensen van wie we houden, gesprekken en bezoeken aan familie en vrienden. De gezegende normaliteit die vol kan zijn van liefde voor God!

Er is maar één verklaring voor het leven van Maria: de liefde. Een liefde die tot het uiterste gaat, tot het volledig wegcijferen van zichzelf, blij op de plaats waar God haar wil hebben en daar vervult ze fijngevoelig de goddelijke wil. Daardoor is ook haar kleinste gebaar niet leeg, maar juist vol inhoud. Onze Lieve Vrouw is voor ons een voorbeeld en een weg. We moeten proberen zoals Maria te zijn in de concrete omstandigheden waarin God heeft gewild dat wij leven.

Als we dat doen, zullen wij onze medemensen een getuigenis geven van een eenvoudig en normaal leven, met de beperkingen en gebreken die horen bij de menselijke conditie, maar een leven dat integer is. En als anderen zien dat wij in alles op hen lijken, dan zullen ze ons bij gelegenheid vragen: Waardoor komt het dat je zo blij bent? Waar haal je de kracht vandaan om je egoïsme en je gemakzucht te overwinnen? Wie leert je begrip op te brengen, belangeloos met anderen mee te leven, je te geven, dienstbaar te zijn?

Dat is het moment om het goddelijk geheim van het christelijk leven bekend te maken, om met hen over God te spreken, over Christus, over de heilige Geest, over Maria. Dat is het moment om door middel van onze armzalige woorden de dwaasheid van de liefde van God, die door de genade in ons hart is uitgestort, aan hen over te brengen.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift