Lijst van punten

Er zijn 5 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is Eerste christenen .

We hebben geprobeerd enkele kenmerken samen te vatten van deze gezinnen die het licht van Christus weerspiegelen en die — ik herhaal het nog eens — daarom zo aantrekkelijk zijn en blijdschap uitstralen. In zo”n gezin wordt de harmonie van de ouders overgedragen op de kinderen, op verdere familie en op de omgeving. Zo wordt in elk echt christelijk gezin in zekere zin het mysterie van de Kerk weergegeven; het is door God gekozen en gezonden om een licht in de wereld te zijn.

Op iedere christen, ongeacht zijn levensstaat — priester of leek, getrouwd of alleenstaand —zijn de woorden van de apostel van toepassing, die op het feest van de heilige Familie voor een van de lezingen worden genomen: Gods heilige en geliefde uitverkorenen (Kol 3, 12). Dat zijn wij allemaal, ieder op zijn eigen plaats in de wereld. Wij allen, mannen en vrouwen, zijn door God uitgekozen om van Christus te getuigen en de mensen om ons heen in de vreugde te laten delen dat we ons kinderen van God weten, ondanks de fouten en gebreken die we hebben en die we proberen te bestrijden.

Zowel in de catechese en de prediking als in het bewustzijn van de mensen die God langs de weg van het huwelijk wil leiden, is het heel belangrijk dat de betekenis van het huwelijk als een echte roeping van God leeft. Zij zijn echt geroepen om in het plan van God te delen die alle mensen wil verlossen.

Daarom is er voor een christelijk echtpaar geen beter voorbeeld dan de christelijke gezinnen uit de tijd van de apostelen: de honderdman Cornelius, die gehoorzaamde aan de wil van God en in wiens huis de Kerk toegankelijk werd voor de heidenen; (zie Hand 10, 24-48) Aquila en Priscilla, die het christendom verspreidden in Korinte en Efese en meewerkten met het apostolaat van de heilige Paulus; (zie Hand 18, 1-26) Tabita, die vol overgave zorg droeg voor de noden van de christenen in Joppe (zie Hand 9, 36) En ook in veel andere woningen van Joden en heidenen, Grieken en Romeinen, kon de prediking van de eerste leerlingen van de Heer wortel schieten.

Het waren gezinnen die leefden vanuit Christus en die Hem bij anderen bekend maakten. Kleine christelijke gemeenschappen die de boodschap van het evangelie uitstraalden. Gezinnen zoals vele andere in die tijd, maar bezield door een nieuwe geest die aanstekelijk werkte op hun omgeving. Dit waren de eerste christenen en wij, christenen van vandaag, moeten ook zo zijn: zaaiers van vrede en vreugde, van de vrede en de vreugde die Christus ons heeft gebracht.

De dood van Christus roept ons tot de volheid van het christelijk leven

Wij hebben zojuist het drama van Calvarië weer beleefd. Ik zou dat de eerste Mis willen noemen, de “oermis” die door Jezus is opgedragen. God de Vader geeft zijn Zoon over aan de dood. Jezus, de eniggeboren Zoon, omhelst het kruishout, het werktuig voor de terechtstelling, en zijn offer wordt door de Vader aanvaard. Als vrucht van het kruis stort de heilige Geest zich uit over de mensheid (zie Rom 3, 24 e.v.; Heb 10, 5 e.v.; Joh 7, 39).

In de tragedie van de passie komen ook ons eigen leven en de geschiedenis van de hele mensheid tot vervulling. We kunnen van de Goede Week niet louter een herdenking maken, want we overwegen deze week het mysterie van Jezus Christus dat in onze ziel zijn voortzetting heeft: de christen is verplicht een alter Christus, ipse Christus te zijn, een andere Christus, Christus zelf. Door het doopsel zijn we aangesteld tot priester over ons eigen leven om geestelijke offers op te dragen die door Jezus Christus welgevallig zijn aan God, (1 Pe 2, 5) om te handelen in een geest van gehoorzaamheid aan de wil van God en zo de zending van de Godmens voort te zetten.

Tegen deze achtergrond wordt de ernst van onze persoonlijke fouten duidelijk. Toch mag die gedachte ons niet ontmoedigen en we kunnen ook niet vervallen in de sceptische houding van mensen die hun grote idealen hebben laten varen. Want de Heer wil ons zoals we zijn, Hij wil dat we aan zijn leven deelnemen en strijden om heilig te worden. Heiligheid! Hoe vaak is dat woord niet meer dan een lege klank! Voor velen klinkt het als een onbereikbaar ideaal, een ascetisch cliché, maar niet als een concreet doel, als een levende werkelijkheid. De eerste christenen dachten daar anders over. Zij noemden elkaar heel vaak en in alle natuurlijkheid “heiligen”: Alle heiligen groeten u (Rom 16, 15). Groet alle heiligen in Christus Jezus (Fil 4, 21).

Nu we onze ogen richten op de Calvarieberg waar Jezus gestorven is en de heerlijkheid van zijn triomf zich nog niet heeft gemanifesteerd, hebben we een uitstekende gelegenheid ons verlangen naar een christelijk leven, naar heiligheid, te onderzoeken. Het is een geschikt moment om met een akte van geloof te reageren op onze zwakheden en met vertrouwen in de macht van God het voornemen te maken om liefde te leggen in onze dagelijkse bezigheden. De ervaring van de zonde moet ons verdriet doen en ons ook helpen om een rijper en dieper besluit te nemen om trouw te zijn, ons echt met Christus te identificeren, om hoe dan ook te volharden in de priesterlijke zending die Hij al zijn leerlingen zonder uitzondering heeft toevertrouwd en die ons motiveert om het zout en het licht van de wereld te zijn (Mt 5, 13-14).

Het gebedsleven

Een gebed tot de God van mijn leven (Ps 41, 9) Als God voor ons het leven is, dan zal het ons niet verbazen dat ons christelijk leven met gebed verweven moet zijn. Maar beschouw het gebed niet als een handeling die je verricht en die je meteen weer achter je laat. De rechtvaardige vindt zijn welbehagen in de wet van Jahwe en over zijn wet peinst hij dag en nacht (Ps 1, 2). In de ochtend denk ik aan U (zie Ps 62, 7) en in de avond stijgt mijn gebed als wierook naar U op (zie Ps 140, 2). De hele dag kan een tijd van gebed zijn: van de avond tot de morgen en van de morgen tot de avond. Het gaat nog verder: de Schrift herinnert ons eraan dat zelfs slapen gebed moet zijn (zie Deut 6, 6 en 7).

Denk aan wat het evangelie ons over Jezus vertelt. Soms bracht Hij de hele nacht door in een intens gesprek met zijn Vader. Wat een indruk zal de gestalte van de biddende Christus op de eerste leerlingen hebben gemaakt! Toen ze die houding van voortdurend gebed gadesloegen vroegen ze Hem: Domine, doce nos orareLc 11, 1), Heer, leer ons zo te bidden.

De heilige Paulus verkondigt overal het levend voorbeeld van Christus: Orationi instantes, weest volhardend in het gebed (Rom 12, 12), schrijft hij. En de heilige Lucas schetst in een paar woorden de houding van de eerste gelovigen: Zij allen bleven eensgezind volharden in het gebed (Hand 1, 14).

Het karakter van een goed christen wordt met de hulp van de genade gevormd in de smidse van het gebed. Het gebedsleven kan verschillende vormen aannemen. Meestal uiten we onze gevoelens met woorden, met de mondgebeden die God ons heeft geleerd, het Onze Vader, of de woorden van zijn engel, het Wees gegroet. Bij andere gelegenheden gebruiken we gebeden die in de loop der jaren gerijpt zijn en waarin de vroomheid van miljoenen broeders en zusters in het geloof zich steeds heeft uitgedrukt: die van de liturgie — lex orandi –, of de gebeden die zijn voortgekomen uit een liefhebbend hart, zoals veel Maria—antifonen: Sub tuum praesidium…, Memorare…, Salve Regina…, Onder uw bescherming…, Gedenk…, Wees gegroet, koningin…

Op andere momenten volstaan twee of drie uitdrukkingen die we als liefdespijltjes op de Heer afschieten: iaculata, schietgebeden, die we door het aandachtig lezen van het leven van Christus kunnen leren: Domine, si vis, potes me mundare, Heer, als Gij wilt, kunt Gij mij reinigen; (Mt 8, 2) Domine, tu omnia nosti, tu scis quia amo te, Heer, Gij weet alles, Gij weet dat ik U bemin; (Joh 21, 17). Credo, Domine, sed adiuva incredulitatem meam, Heer, ik geloof, maar kom mijn ongeloof te hulp (Mc 9, 23), versterk mijn geloof; Domine, non sum dignus, Heer, ik ben niet waardig! (Mc 8, 8) Dominus meus et Deus meus, Mijn Heer en mijn God! (Joh 20, 28). Of andere korte, liefdevolle zinnetjes die bij een concrete situatie uit het diepst van ons hart naar boven komen.

Het gebedsleven moet overigens kunnen steunen op de momenten die wij iedere dag uitsluitend bestemmen voor een ontmoeting met God. Tijd voor een gesprek, zonder het lawaai van woorden, als het kan bij het tabernakel, om Onze Lieve Heer ervoor te bedanken dat Hij al twintig eeuwen — zó alleen! — op ons wacht. Deze dialoog met God is mentaal gebed, van hart tot hart, waar heel onze ziel bij betrokken is: het verstand en de verbeeldingskracht, het geheugen en de wil. Zo”n gesprek draagt eraan bij dat we aan ons armzalig menselijk leven, ons gewone dagelijkse leven, een bovennatuurlijke waarde geven.

Door deze tijden van gebed, door de mondelinge gebeden en de schietgebeden, kunnen we van onze dag op een natuurlijke en onopvallende manier een voortdurende lofprijzing van God maken. We zullen Hem bij ons aanwezig hebben zoals verliefden voortdurend in elkaars gedachten zijn, en al onze handelingen — ook de kleinste — zullen een grote bovennatuurlijke uitwerking hebben.

Als een christen de weg van een voortdurende vertrouwelijkheid met de Heer gaat — een weg voor iedereen, en niet een smal pad voor bevoorrechte mensen — dan zal het geestelijk leven groeien en zeker en sterk worden. Dan gaat de mens de mooie en tegelijk veeleisende strijd aan om de wil van God tot het einde te vervullen.

Vanuit het gebedsleven kunnen we ook een ander punt begrijpen dat bij het feest van vandaag naar voren komt: het apostolaat, het in praktijk brengen van de leer die Jezus kort voordat Hij naar de hemel ging aan de zijnen gaf: Gij zult mijn getuigen zijn in Jeruzalem, in geheel Judea en Samaria en tot het uiteinde der aarde (Hand 1, 8).

Vriendschap met de heilige Geest

Leven volgens de heilige Geest is leven uit het geloof, de hoop en de liefde. Dat wil zeggen dat we God bezit van ons laten nemen, zodat Hij ons hart radicaal kan veranderen en het naar zijn maat kan maken. Een rijp, diep en sterk christelijk leven kun je niet improviseren, want het is de vrucht van de genade van God die in ons groeit. In de Handelingen van de apostelen wordt de situatie van de primitieve christelijke gemeenschap met een korte, maar betekenisvolle zin beschreven: Zij legden zich ernstig toe op de leer der apostelen, bleven trouw aan het gemeenschappelijk leven en ijverig in het breken van het brood en het gebed (Hand 2, 42).

Zo leefden de eerste christenen en zo moeten wij leven: het overwegen van de geloofsleer tot we ons die eigen maken, de ontmoeting met Christus in de Eucharistie, het persoonlijk gebed — door uit de anonimiteit te treden — voor het aangezicht van God, dit moet de diepe essentie van ons leven zijn. Als dat ontbreekt, is er misschien nog wel sprake van verstandelijke reflectie of vrome devoties en praktijken, maar er is geen echt christelijk leven omdat het vergroeid zijn met Christus, de reële en geleefde deelname aan het goddelijke verlossingswerk ontbreekt.

Deze leer geldt voor iedere christen, want we zijn allen in gelijke mate tot heiligheid geroepen. Er zijn geen tweederangs christenen voor wie alleen maar een verwaterde versie van het evangelie zou gelden. We hebben allemaal hetzelfde doopsel ontvangen; en hoewel er een grote verscheidenheid is aan charisma”s en persoonlijke omstandigheden, deelt de éne Geest zijn gaven uit: één is het geloof, één is de hoop, één is de liefde (zie 1 Kor 12, 4-6; 13, 1-13).

Wij kunnen de vraag van de apostel dus opvatten als een vraag die hij tot ons richt als een uitnodiging tot een meer persoonlijke en rechtstreekse omgang met God: Weet gij niet dat gij Gods tempel zijt en dat de Geest van God in u woont?(1 Kor 3, 16). Jammer genoeg is de Helper voor sommige christenen de Grote Onbekende, een naam die je uitspreekt, maar niet Iemand met wie je spreekt en uit wie je leeft, één van de drie Personen van de enige God.

Toch is het onontbeerlijk om in alle eenvoud en vol vertrouwen met Hem om te gaan, zoals de Kerk ons in de liturgie leert. Dan zullen we Onze Lieve Heer beter leren kennen en ons bewuster zijn van het geweldige voorrecht christen te zijn; we zullen zien hoe groots en waarachtig de vergoddelijking is, de deelname aan het goddelijk leven waarover ik het zojuist had.

Want de heilige Geest is geen kunstenaar die het goddelijke in ons tekent alsof het Hem vreemd zou zijn; dit is niet de manier waarop Hij ons naar de goddelijke gelijkvormigheid leidt. Hijzelf, die God is en uit God voortkomt, drukt veeleer zijn eigen wezen in de harten die Hem ontvangen, zoals het zegel zich in de was drukt. Door die mededeling van zichzelf en door die gelijkvormigheid herstelt Hij in de natuur de schoonheid van het goddelijke oerbeeld en geeft Hij de mens het beeld van God weer terug [H. Cyrillus van Alexandrië, Thesaurus de sancta et consubstantiali Trinitate, 34 (PG 75, 609)].

Omgaan met Jezus in het Woord en het Brood

Opdat wij het aandurven contact met Hem te zoeken gaat Jezus verborgen in het heilig altaarsacrament; Hij wil ons dagelijks voedsel zijn, zodat wij één kunnen worden met Hem. Toen Hij zei los van Mij kunt gij niets( Joh 15, 5) veroordeelde Hij de christen niet tot inefficiëntie en heeft Hij hem ook niet gedwongen tot een moeizaam zoeken naar zijn Persoon. Hij is, volledig beschikbaar, onder ons gebleven.

Wanneer wij ons bij het opdragen van het heilig Misoffer rond het altaar verenigen, wanneer we de heilige hostie aanbidden die uitgesteld is in de monstrans of in het tabernakel wordt bewaard, dan kunnen we ons geloof levendiger maken door te denken aan dat nieuwe bestaan dat voor ons is weggelegd en we kunnen ons door de warmte en liefde van God laten raken.

Zij legden zich ernstig toe op de leer der apostelen, bleven trouw aan het gemeenschappelijk leven en ijverig in het breken van het brood en het gebed (Hand 2, 42). Zo beschrijft de Schrift ons het leven van de eerste christenen: door het geloof van de apostelen in een volmaakte eenheid verenigd bij de deelname aan de Eucharistie, eensgezind in het gebed. Geloof, Brood, Woord.

Jezus in de Eucharistie is een garantie voor zijn aanwezigheid in onze ziel, voor zijn macht die de wereld in stand houdt, voor zijn heilsbeloften waardoor de mensenfamilie als het einde der tijden gekomen is geholpen wordt om voor altijd in het huis van de hemel te kunnen wonen, bij God de Vader, God de Zoon en God de heilige Geest: de allerheiligste Drie-eenheid, de Ene God. Heel ons geloof is erbij betrokken als we in Jezus geloven, in zijn reële aanwezigheid onder de gedaanten van brood en wijn.