Lijst van punten

Er zijn 4 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is Rechtvaardigheid → goddelijke rechtvaardigheid en barmhartigheid.

De barmhartigheid van God

Vandaag begint de Advent. Het is goed dat we hebben stilgestaan bij de hinderlagen van de vijanden van de ziel: de ongeordende zinnelijkheid, de oppervlakkigheid, de dwaasheid van het verstand dat zich tegen de Heer verzet, de hoogmoedige trots die zowel de liefde voor God als voor de schepselen steriel maakt. Deze houdingen vormen een duidelijke hindernis en ze hebben een buitengewoon verstorende invloed. De liturgie laat ons daarom smeken om de goddelijke barmhartigheid, zoals we in het openingsgebed hebben gedaan: mijn God, tot U richt ik mijn geest; op U vertrouw ik, beschaam mij niet. Laat niemand die tegen mij is de spot met mij drijven, want al wie naar U uitziet, zal niet worden teleurgesteld (Ps 24, 1-2). En in het gebed over de gaven zullen we opnieuw zeggen: al wie naar U uitziet, zal niet worden teleurgesteld!

Nu het ogenblik van onze redding nadert, is het troostend uit de mond van de heilige Paulus te horen dat de goedheid en mensenliefde van God onze Heiland op aarde is verschenen, en Hij ons gered heeft, niet omdat wij iets goeds gedaan zouden hebben, maar alleen omdat Hij barmhartig is (Tit 3, 4-5).

Als je de heilige Schrift leest zul je voortdurend de barmhartigheid van God ontdekken: zij vult de aarde (Ps 32, 5), zij strekt zich uit over al haar kinderen, super omnem carnem, (Sir 18, 12) ze is om ons heen (Ps 31, 10), zij gaat voor ons uit (Ps 58, 11), ze vermenigvuldigt zich (Ps 33, 8) om ons te helpen en wordt steeds weer bevestigd (Ps 116, 2). God die voor ons zorgt als een liefhebbende vader, ziet in barmhartigheid op ons neer (Ps 24, 7). Het is een milde barmhartigheid (Ps 108, 21), aangenaam als eenregenwolk in een tijd van droogte (Sir 35, 26).

Jezus vat de lange geschiedenis van de goddelijke barmhartigheid samen met de woorden: zalig de barmhartigen, want ze zullen barmhartigheid ondervinden (Mt 5, 7). En bij een andere gelegenheid: Wees barmhartig, zoals uw hemelse Vader barmhartig is (Lc 6, 36). Veel andere taferelen van het evangelie zullen ook een diepe indruk op ons hebben gemaakt, zoals Jezus” barmhartigheid voor de overspelige vrouw, de parabel van de verloren zoon, die van het verloren schaap, die van de schuldenaar die kwijtschelding krijgt, de opwekking van de zoon van de weduwe van Naïn. (zie Joh 8, 1-11; Lc 15, 11-32; Lc 15, 1-7; Mt 18, 21-35; Lc 7, 11-17). We hebben veel redenen om de verklaring voor dit grote wonder in de rechtvaardigheid te zoeken. De enige zoon van die arme weduwe is overleden, hij is degene die zin gaf aan haar leven en die haar op haar oude dag zou kunnen helpen! Maar Jezus doet het wonder niet uit rechtvaardigheid, Hij doet het uit medelijden, omdat Hij geraakt wordt door het menselijk leed.

We kunnen ons heel veilig voelen bij de barmhartigheid van de Heer! Hij zal Mij roepen en Ik zal hem horen, want Ik ben barmhartig (Ex 22, 27). Dat is een uitnodiging, een belofte die Hij zal nakomen. Laten we daarom vrijmoedig naderen tot de troon van Gods genade, om barmhartigheid en genade te verkrijgen en tijdige hulp (Hebr 4, 16). Omdat de barmhartigheid van God ons beschermt zullen de vijanden van onze heiliging niets kunnen doen. En als wij door onze eigen schuld en zwakheid mochten vallen, dan zal de Heer ons redden en ons weer overeind helpen. Je had geleerd je plichten niet te verwaarlozen, te vluchten voor aanmatiging, te groeien in vroomheid, om geen gevangene te zijn van wereldse zaken en het eeuwige te verkiezen boven het tijdelijke. Maar omdat de menselijke zwakte je belet om vastberaden voort te gaan in een onbetrouwbare wereld, heeft de goede geneesheer je middelen voorgeschreven om niet te verdwalen en heeft de barmhartige rechter jou de hoop op vergiffenis niet geweigerd [H. Ambrosius, Expositio Evangelii secundum Lucam, 7 (PL 15, 1540)].

Christus, Heer van de wereld

Ik wil graag met jullie overwegen op welke wijze Christus die wij als een lieflijk, pasgeboren kindje in Betlehem zagen, de Heer van de wereld is. Want alles in de hemel en op aarde is door Hem geschapen; Hij heeft alles met de Vader verzoend en de vrede tussen hemel en aarde hersteld door het bloed dat Hij op het kruis heeft vergoten (zie Kol 1, 11-16). Nu heerst Christus aan de rechterhand van de Vader. Twee in het wit geklede engelen vertellen het aan de leerlingen die na de hemelvaart van de Heer verwonderd naar de wolken staan te kijken: Mannen van Galilea, wat staat ge naar de hemel te kijken? Deze Jezus die van u is weggenomen naar de hemel, zal op dezelfde wijze wederkeren als gij Hem naar de hemel hebt zien gaan (Hand 1, 11).

Door Hem heersen de koningen (zie Spr 8, 15), met het verschil dat koningen, de menselijke autoriteiten, weer verdwijnen en het koninkrijk van Christus voor altijd en eeuwigEx 15, 18) zal duren. Zijn koninkrijk is een eeuwig koninkrijk en zijn heerschappij blijft van geslacht tot geslacht (Dan 3, 100).

Het rijk van Christus is niet zomaar een uitdrukking, noch retoriek. Christus leeft, ook als mens, met hetzelfde lichaam dat Hij bij de menswording heeft aangenomen, dat verrezen is na de dood aan het kruis en dat nu met zijn menselijke ziel verenigd in de Persoon van het Woord verheerlijkt wordt. Christus, waarlijk God en waarlijk mens, leeft en heerst en is de Heer van de wereld. Alles wat leeft wordt alleen door Hem in leven gehouden.

Maar waarom verschijnt Hij nu niet in al zijn heerlijkheid? Omdat zijn koninkrijk, ook al is het in de wereld, niet van deze wereld is (Joh 18, 36). Jezus heeft Pilatus geantwoord: Ja, koning ben Ik. Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen om getuigenis af te leggen van de waarheid. Ieder die uit de waarheid is, luistert naar Mijn stem (Joh 18, 37). Allen die van de Messias een zichtbare tijdelijke macht verwachtten, hebben zich vergist: het koninkrijk van God is geen zaak van eten en drinken, maar van gerechtigheid, van vrede en vreugde door de heilige Geest (Rom 14, 17).

Waarheid en gerechtigheid, vrede en vreugde in de heilige Geest, dat is het rijk van Christus. Het goddelijk handelen waardoor de mens wordt gered zal zijn hoogtepunt krijgen aan het einde van de geschiedenis, wanneer de Heer, die hoog in het paradijs is gezeteld, zal komen om de mensen definitief te oordelen.

Christus begint zijn prediking op aarde niet met een politiek programma, maar Hij zegt: Bekeert u, want het Rijk der hemelen is nabij (Mt 3, 2; 4, 17). Hij draagt zijn leerlingen op dit goede nieuws te verkondigen (zie Lc 10, 9) en Hij leert ons dat we in ons gebed om de komst van het koninkrijk moeten vragen (zie Mt 6, 10). Dat is het rijk van God en zijn gerechtigheid, een heilig leven; dat is wat we in de eerste plaats moeten zoeken, (zie Mt 6, 33) alleen dit is wat werkelijk noodzakelijk is (zie Lc 10, 42).

De verlossing die Christus verkondigt is een uitnodiging die Hij tot iedereen richt: Het Rijk der hemelen gelijkt op een koning die een bruiloftsfeest gaf voor zijn zoon. Hij stuurde zijn dienaars uit om allen te roepen die hij tot de bruiloft had uitgenodigd (Mt 22, 2). Daarom openbaart de Heer dat het Koninkrijk Gods midden onder u is (Lc 17, 21).

Niemand die uit eigen beweging de liefdevolle eisen van Christus aanvaardt, wordt uitgesloten van de verlossing: opnieuw geboren worden (zie Joh 3, 5); worden als een kind, in eenvoud van geest (zie Mc 10, 15; Mt 18, 3;5, 3) zijn hart verre houden van alles wat ons van God verwijdert [“Voorwaar, Ik zeg u: Voor een rijke is het moeilijk het Rijk der hemelen binnen te gaan” (Mt 19, 23)]. Jezus wil daden en niet alleen maar woorden (zie Mt 7, 21). Hij verlangt een volledige inzet want alleen degenen die strijden, zullen het eeuwig erfdeel verdienen (“Het Rijk der hemelen wordt geweld aangedaan en geweldenaars maken het buit” (Mt 11, 12).

De voltooiing van het koninkrijk — het definitieve oordeel waardoor we gered of verdoemd worden — zal niet hier op aarde plaatsvinden. Het koninkrijk is nu als een zaadje, (zie Mt 13, 24) als het groeien van het mosterdzaadje (zie Mt 13, 31-32). De voltooiing is te vergelijken met de visvangst waarbij een sleepnet op het land wordt getrokken, waarna degenen die gerechtigheid hebben beoefend en degenen die onrecht hebben bedreven er met een verschillende bestemming uit worden gehaald (zie Mt 13, 47-48). Maar zolang we hier op aarde leven, lijkt het koninkrijk op zuurdesem dat een vrouw nam en met drie maten meel mengde, totdat de hele massa was gegist (zie Mt 13, 33).

Wie begrijpt over welk rijk Christus spreekt, die begrijpt ook dat het de moeite waard is om alles op het spel te zetten om het te verwerven: het is de parel die de koopman krijgt door alles te verkopen wat hij bezit; het is de schat die op de akker wordt gevonden (zie Mt 13, 44-46). Het koninkrijk der hemelen is moeilijk te veroveren en niemand heeft de zekerheid dat hij het zal bereiken (zie Mt 21, 43; 8, 12), hoewel zijn poorten wagenwijd opengaan bij het nederig roepen van de rouwmoedige mens. Een van de misdadigers die met Jezus waren gekruisigd smeekt Hem: Heer, denk aan mij, wanneer Gij in uw koninkrijk gekomen zijt. En Jezus sprak tot hem: Voorwaar, Ik zeg u: Vandaag nog zult gij met Mij zijn in het paradijs (Lc 23, 42-43).

Sereen als kinderen van God

Misschien zeg je nu: maar er zijn weinig mensen die dat willen horen, laat staan in praktijk brengen. Dat weet ik: de vrijheid is een sterke en gezonde plant die het slecht doet tussen stenen en dorens of op door de mensen platgetrapte wegen (zie Lc 8, 5-7). Dat was ons al aangekondigd, zelfs voordat Christus op aarde kwam.

Denk aan de woorden van de psalm: Waarom razen de volken, bluffen de naties? De koningen der aarde staan op, de vorsten spannen samen tegen de Heer en zijn Gezalfde (Ps 2, 1-2). Zie je? Niets nieuws. Ze verzetten zich al tegen Christus voordat Hij geboren werd; ze hebben zich tegen Hem verzet toen zijn vredelievende voeten over de wegen van Palestina gingen; ze hebben Hem daarna en ook nu vervolgd door de leden van zijn mystiek Lichaam aan te vallen. Waarom zoveel haat, waarom dat woeden tegen onschuldige eenvoud, waarom dat universele onderdrukken van de gewetensvrijheid?

Laten wij hun ketenen verbreken, hun boeien werpen wij af (Ps 2, 3). Ze breken het zachte juk, gooien de last van zich af, die prachtige last van heiligheid en rechtvaardigheid, van genade, liefde en vrede. Ze worden razend op de liefde, lachen om de weerloze goedheid van een God die zijn legioenen engelen niet wil inzetten om zich te verdedigen (zie Joh 18, 36; Mt 26, 52-54). Misschien zouden ze nog proberen tot een vergelijk met deze God te komen, als Hij een compromis zou willen sluiten; als Hij enkele onschuldigen zou opofferen om het de meerderheid van de schuldigen naar de zin te maken. Maar dat is niet de logica van God. Onze Vader is echt een vader, en Hij is bereid duizenden mensen die kwaad doen te vergeven, als er maar tien rechtvaardigen zijn (zie Gen 18, 32). Degenen die door haat worden gedreven kunnen deze barmhartigheid niet begrijpen, en de schijnbare straffeloosheid op aarde sterkt hen in hun gedrag dat gevoed wordt met ongerechtigheid.

Die in de hemel woont, lacht om hen, de Heer lacht hen uit. Dan dreigt Hij hen toornig, doet hen beven voor zijn gramschap (Ps 2, 4-5). Hoe gegrond is de toorn van God en hoe terecht is zijn woede, maar ook: hoe groot is zijn genade!

Ik echter ben door Hem tot koning aangesteld op Sion, zijn heilige berg. Nu wil ik de beslissing van de Heer verkondigen. Hij heeft mij gezegd: Gij zijt mijn zoon, Ik heb u heden verwekt (Ps 2, 6-7). De barmhartigheid van God de Vader heeft ons zijn Zoon als koning gegeven. Wanneer Hij dreigt wordt Hij vertederd; wanneer Hij ons zijn woede aankondigt geeft Hij ons zijn liefde. Gij zijt mijn zoon: Hij richt zich tot Christus en Hij richt zich tot jou en tot mij, als wij maar het besluit nemen een alter Christus, ipse Christus te zijn, een andere Christus, Christus zelf.

Woorden kunnen niet weergeven wat er omgaat in een hart dat de goedheid van God ervaart. Hij zegt ons: Gij zijt mijn zoon! Geen vreemdeling, geen dienaar die welwillend wordt behandeld, geen vriend, en dat zou al veel zijn. Een zoon! Hij maakt de weg voor ons vrij om Hem met het liefdevolle respect van een zoon te benaderen en, durf ik te beweren, ook met het lef van de zoon van een Vader die het niet over zich kan verkrijgen hem ook maar iets te weigeren.

Er zijn veel mensen die volharden in onrechtvaardig gedrag? Ja, maar de Heer dringt aan: Vraag, dan geef Ik u de volkeren tot erfdeel, en de grenzen der aarde tot uw bezit. Gij zult ze besturen met ijzeren scepter en stuk slaan als een aarden pot (Ps 2, 8-9). Dat zijn harde woorden en ze komen van God: dit kunnen we niet verdoezelen. Niet voor niets is Christus de Verlosser van de wereld en heerst Hij aan de rechterhand van de Vader. Het is de verschrikkelijke aankondiging van wat iedereen te wachten staat wanneer het leven voorbij is, want het gaat voorbij; en wat allen te wachten staat wanneer de geschiedenis is afgelopen en het hart verhardt in het kwaad en in de wanhoop.

Toch geeft God, die altijd kan overwinnen, er de voorkeur aan te overtuigen: Vorsten, bedenkt u wel. Weest gewaarschuwd, wereldregeerders! Dient de Heer in vreze en juicht Hem toe met ontzag. Als Hij in toorn zou ontsteken, want zijn gramschap kan plotseling opkomen, zoudt ge omkomen (Ps 2, 10-13). Christus is de Heer, de koning. Wij dan verkondigen u de blijde boodschap, dat God de beloften aan de vaderen gedaan, voor ons, hun kinderen, vervuld heeft door Jezus te doen verrijzen, zoals ook geschreven staat in de tweede psalm: Gij zijt mijn Zoon, Ik heb U heden verwekt…

Weet dan, mannen broeders, dat aan u wordt verkondigd dat ge door Hem vergiffenis van zonden kunt verkrijgen. De volledige rechtvaardiging die ge in de Wet van Mozes niet hebt kunnen vinden, zal ieder die gelooft verwerven in Hem. Zorgt er dus voor dat op u niet van toepassing wordt wat in de profeten is gezegd: Ziet toe, hooghartigen, weest verbaasd en gaat te gronde, want in die dagen verricht Ik een werk, dat gij niet zoudt geloven als iemand het u vertelde (Hand 13, 32-33; 38-41).

Dat is het werk van de verlossing, het koninkrijk van Christus in de zielen, de manifestatie van de barmhartigheid van God. Gelukkig wie tot Hem hun toevlucht nemen! (Ps 2, 13). Wij christenen hebben het recht om het koningschap van Christus te verheerlijken, want hoewel het onrecht welig tiert en velen dit koninkrijk van liefde niet willen, wordt het werk van de eeuwige verlossing geleidelijk ingeweven in de menselijke geschiedenis, die het toneel is van het kwaad.