Lijst van punten

Er zijn 6 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is Opus Dei  → heiligheid in het gewone leven .

Het antwoord van de mens

Het leven van de christen speelt zich af in dit klimaat van de goddelijke barmhartigheid en in deze context doet hij zijn best om zich als een kind van zijn Vader te gedragen. Welke zijn nu de belangrijkste middelen om diepgang te geven aan de roeping? Ik zal je er vandaag twee noemen die als het ware de levende assen zijn waar ons christelijk gedrag om draait: geestelijk leven en leerstellige vorming, een grondige kennis van ons geloof.

Op de eerste plaats het geestelijk leven. Er zijn weinig mensen die begrijpen wat dat is! Ze denken daarbij al gauw aan de duisternis van een tempel, of zelfs aan de bedompte sfeer van sommige sacristieën. Al meer dan een kwart eeuw zeg ik dat het niet zo is. Ik heb het over het geestelijk leven van gewone christenen, die frisse lucht inademen in een open wereld en die Jezus voor ogen hebben op straat, op hun werk, in hun gezin en in hun vrije tijd. Dat is toch een leven van voortdurend gebed? Voel je de behoefte niet om een mens van gebed te zijn waardoor het contact met God jou kan vergoddelijken? Dat is het christelijk geloof en zo hebben mensen van gebed het altijd begrepen. Een mens wordt God, schrijft Clemens van Alexandrië, omdat hij bemint wat God bemint [Paedagogus, 3, 1, 1, 5 (PG 8, 556)].

In het begin zal het moeite kosten. Je zult je moeten inspannen om je tot de Heer te richten en Hem te bedanken voor zijn vaderlijke en concrete goedheid. Maar geleidelijk wordt de liefde van God tastbaar — hoewel het niet om gevoelens moet gaan — en is zij een aanmoediging voor de ziel. Het is Christus die ons vol liefde achtervolgt: Zie, ik sta aan de deur en klop (Apok 3, 20). Hoe staat het met jouw gebedsleven? Voel je in de loop van de dag het verlangen om rustig met Hem te spreken? Zeg je Hem dan niet: straks zal ik U dit of dat vertellen, straks ga ik er met U over praten?

In de tijd die wij voor het gesprek met onze Heer reserveren spreekt het hart zich uit, wordt onze wil gesterkt en ziet ons verstand met de hulp van de genade ons leven in een bovennatuurlijk licht. De vruchten daarvan zijn duidelijke, praktische voornemens om je te beteren, om attent te zijn en iedereen met liefde te behandelen, om je met het vuur van een goede sporter volledig in te zetten voor deze christelijke strijd van liefde en vrede.

Het gebed zal constant worden als het kloppen van het hart, als de polsslag. Zonder deze aanwezigheid van God is er geen sprake van contemplatief leven. En zonder contemplatief leven is onze inzet voor Christus weinig waard, want het zwoegen van de bouwlieden is tevergeefs als God het huis niet ondersteunt (zie Ps 126, 1).

Hij deed de wil van God, zijn Vader

Ik doe de waarheid geen geweld aan als ik jullie zeg dat Jezus ook vandaag op zoek is, op zoek naar een rustplaats in ons hart. Laten we Hem vergiffenis vragen voor onze blindheid en ondankbaarheid, en om de genade smeken ons hart nooit meer voor Hem te sluiten.

Onze Lieve Heer maakt er geen geheim van dat de onderwerping aan de wil van God zelfverloochening en overgave vereist, want liefde vraagt geen rechten: zij wil dienen. Hij is ons op die weg voorgegaan. Jezus, hoe was Uw gehoorzaamheid? Usque ad mortem, mortem autem crucis, tot aan de dood, de dood aan het kruis (Fil 2, 8). Wij moeten loskomen van onszelf, ons het leven moeilijk maken, het verliezen uit liefde voor God en de zielen. Je wilde een rustig leven, maar God wilde anders. Er bestaan twee willen: jouw wil moet worden bijgesteld om één te worden met de wil van God; de wil van God hoeft zich niet aan die van jou aan te passen [H. Augustinus, Enarrationes in psalmos, 31, 2, 26 (PL 36, 274)].

Ik heb gezien hoeveel mensen zich hun leven lang hebben ingezet om te doen wat God van hen vroeg; zoals U, Heer, tot de dood toe. Dat geeft reden tot blijdschap. Ze hebben zich, ook in hun beroepswerk, met hart en ziel ingezet voor de Kerk en voor het welzijn van alle mensen.

We willen leren gehoorzamen, leren dienen. Er bestaat niets waardevollers dan de vrijwillige overgave ten bate van andere mensen. Als de trots de kop opsteekt en de hoogmoed ons doet denken dat we supermensen zijn, dan wordt het tijd dat we nee zeggen en we onze triomf enkel en alleen in de nederigheid zoeken. Op die manier zullen we ons vereenzelvigen met Christus aan het kruis, niet met tegenzin, bang of onwillig, maar blij, want de blijdschap die in de zelfverloochening ligt is het beste bewijs van onze liefde.

Ik zou nog eens willen terugkomen op de natuurlijkheid en eenvoud van het leven van Jezus, waarbij we al zo vaak hebben stilgestaan. De verborgen jaren in het leven van de Heer zijn niet zonder betekenis, en ze zijn ook meer dan een voorbereiding op de jaren die daarna zouden komen, de jaren van zijn openbaar leven. In 1928 heb ik duidelijk gezien dat God wil dat de christenen een voorbeeld nemen aan het hele leven van onze Heer. Ik ben in het bijzonder bij zijn verborgen leven blijven stilstaan, zijn leven van gewoon werken onder de mensen. Hij wil dat veel mensen de weg bewandelen die Hij ging in deze onopvallende, weinig spectaculaire jaren. Gehoorzaamheid aan de wil van God betekent dat we moeten loskomen van ons egoïsme, maar niet dat we ons moeten terugtrekken uit het gewone leven onder mensen met wie we door het beroep en de positie in de samenleving zijn verbonden.

Ik droom — en de droom is werkelijkheid geworden — van talloze kinderen van God die zich heiligen in het gewone leven, en die de idealen, verlangens en inspanningen van andere mensen delen. We moeten hen de goddelijke waarheid toeroepen: als je in de wereld blijft, wil dat niet zeggen dat God je vergeten is, of dat Hij je niet heeft geroepen. Hij heeft je uitgenodigd de bezigheden en zorgen van de wereld als de jouwe te beschouwen, want Hij laat je zien dat je menselijke roeping, je beroep, je talenten, niet buiten zijn goddelijke plannen vallen, want Hij heeft ze zelf geheiligd als een zeer welgevallig offer aan zijn Vader.

Als we een christen eraan herinneren dat zijn leven geen ander doel heeft dan aan de wil van God te gehoorzamen, dan betekent dat niet dat hij zich van andere mensen moet afzonderen. Integendeel, het gebod van Christus om elkaar lief te hebben zoals Hij ons heeft liefgehad (zie Joh 13, 34-35) wordt meestal nagekomen door onder de mensen te zijn en te leven zoals zij, door ons in de wereld in dienst te stellen van God, zodat we de liefde van God beter bekend kunnen maken aan alle mensen en we ze kunnen vertellen dat de goddelijke wegen op aarde zijn geopend.

Christus heeft niet alleen gezegd dat Hij van ons houdt, Hij heeft het ook laten zien. We mogen niet vergeten dat Jezus mens werd om ons te leren hoe we kunnen leven als kinderen van God. Denk aan de inleiding van de evangelist Lucas bij de Handelingen van de apostelen: Primum quidem sermonem feci de omnibus, O Theophile, quae coepit Iesus facere et docere, Ik heb verslag gedaan, Theophilus, over alles wat Jezus gedaan en onderricht heeft (Hand 1, 1) Hij kwam om te onderrichten, door het zelf te doen; Hij kwam om te onderrichten, door ons het voorbeeld te geven.

Nu we bij het Kindje in de kribbe zijn, kunnen wij verder gaan met ons gewetensonderzoek. Zijn wij vastbesloten om van ons leven een voorbeeld en een leerschool te maken voor onze medemensen? Zijn we bereid als Christus te zijn? Het is niet genoeg dat we het met de mond belijden. Jij — ik stel de vraag aan ieder van jullie en ook aan mijzelf — jij, die geroepen bent als Christus te zijn omdat je christen bent: kan men van jou zeggen dat je gekomen bent om facere et docere, om alles te doen als een kind van God, om open te staan voor de wil van zijn Vader en daardoor alle zielen te laten delen in de goede, edele, goddelijke en menselijke waarden van de verlossing? Leef je het leven van Christus in je leven van iedere dag, midden in de wereld?

De werken van God willen doen is geen kwestie van mooie woorden, maar een uitnodiging om onszelf uit liefde op te gebruiken. We moeten sterven aan onszelf om herboren te worden tot een nieuw leven. Want zo heeft Jezus gehoorzaamd, tot de dood aan het kruis; mortem autem crucis. Propter quod et Deus exaltavit illum. Daarom heeft God Hem verheven (Fil 2, 8). Als we aan de wil van God gehoorzamen, zal het kruis ook voor ons verrijzenis, verheffing zijn. Christus’ leven zal stap voor stap in ons worden verwezenlijkt en ons eigen leven zal de inspanning worden van goede kinderen van God, die ondanks hun vele zwakheden en persoonlijke fouten weldoende rondgaan zoals Christus.

En als de dood komt — en die zal onverbiddelijk komen — dan zullen we die met vreugde opwachten, zoals ik dat heb gezien bij veel mensen die in de gewone omstandigheden van iedere dag als heiligen hebben geleefd. Met vreugde, want als we Christus hebben nagevolgd in het doen van het goede — en we ondanks onze ellende hebben gehoorzaamd en het kruis hebben gedragen — dan zullen we zoals Christus verrijzen: surrexit Dominus vere, want Hij is waarlijk verrezen (Lc 24, 34).

Bedenk dat Jezus, die een kind wilde worden, de dood heeft overwonnen. Door zo klein te worden, door zijn eenvoud en gehoorzaamheid, door het gewone, alledaagse leven van de mensen te vergoddelijken, werd de Zoon van God overwinnaar.

Dat was de triomf van Jezus. Hij heeft ons op zijn niveau gebracht, op het niveau van kinderen van God, door naar beneden te komen, naar ons niveau, naar de wereld van de kinderen van de mensen.

Instaurare omnia in Christo, alles in Christus onder één Hoofd brengen (Ef 1, 10), dit is het motto dat de heilige Paulus aan de christenen van Efeze geeft. De hele wereld in de geest van Jezus vorm geven, Christus in het centrum van alles plaatsen. Si exaltatus fuero a terra, omnia traham ad meipsum, wanneer Ik van de aarde zal zijn omhooggeheven, zal Ik allen tot Mij trekken (Joh 12, 32). Door zijn menswording en zijn arbeidzaam leven in Nazareth, door zijn prediking en zijn wonderen in het land van Judea en Galilea, door zijn dood aan het kruis en zijn verrijzenis, is Christus het centrum van de schepping, de eerstgeborene en Heer van alle schepselen.

Wij hebben als christenen de taak om dit koningschap van Christus door onze woorden en daden uit te dragen. De Heer wil de zijnen op alle kruispunten van de aarde. Sommigen roept Hij tot de afzondering, en doordat zij zich niet mengen in de bedrijvigheid van de samenleving worden de mensen door hun getuigenis aan het bestaan van God herinnerd. Aan anderen vertrouwt Hij het priesterambt toe. De meesten wil Hij midden in de wereld en in de aardse bezigheden. Daarom moeten deze christenen Hem overal uitdragen waar mensen werken: in de fabriek en op het laboratorium, op het land, in de werkplaats, in de drukke straten van de wereldsteden en op de eenzame bergpaden.

In dit verband denk ik graag terug aan het gesprek van Jezus met de leerlingen van Emmaüs. Hij is onderweg met twee mensen die bijna alle hoop verloren hebben en het leven zinloos beginnen te vinden. Hij begrijpt hun verdriet, dringt binnen in hun hart en laat hen delen in iets van het leven dat in Hem is.

Als ze bij het dorp aankomen doet Jezus alsof Hij verder wil gaan. De beide leerlingen houden Hem tegen en dringen aan om bij hen te blijven. Later herkennen ze Hem aan het breken van het brood. Ze roepen uit: de Heer was bij ons! Toen zeiden ze tot elkaar: brandde ons hart niet in ons, zoals Hij onderweg met ons sprak en ons de Schriften ontsloot? (Lc 24, 32). Iedere christen moet Christus bij de mensen bekend maken; hij moet zo leven dat allen die met hem in contact komen de bonus odor Christi, de goede geur van Christus (zie 2 Kor 2, 15) opmerken, en zo handelen dat men door de daden van de leerling heen het gelaat van de Meester kan ontdekken.

Misschien vraagt iemand zich af hoe deze kennis aan de mensen is over te brengen. Mijn antwoord is: op een natuurlijke manier, in alle eenvoud, door te leven zoals je doet, midden in de wereld, met een grote inzet voor je beroep en je gezin, door te delen in de zorgen van de mensen, met respect voor de rechtmatige vrijheid van iedereen.

Bijna dertig jaar geleden heeft God het verlangen in mijn hart gelegd om deze leer aan de mensen door te geven, wat hun levensstaat, positie of functie ook mag zijn: het dagelijks leven kan heilig zijn en vol van God. De Heer roept ons om het dagelijks werk te heiligen, want ook daarin ligt de christelijke volmaaktheid. We kunnen dat nog eens bekijken door ons te bezinnen op het leven van Maria.

Laten we niet vergeten dat bijna al haar dagen op aarde verliepen zoals die van miljoenen vrouwen die zich aan hun gezin wijden, hun kinderen opvoeden, hun huishouden doen. Maria heiligt de kleinste dingen die velen ten onrechte beschouwen als weinig zinvol en zonder waarde: het werk van elke dag, de kleine attenties voor de mensen van wie we houden, gesprekken en bezoeken aan familie en vrienden. De gezegende normaliteit die vol kan zijn van liefde voor God!

Er is maar één verklaring voor het leven van Maria: de liefde. Een liefde die tot het uiterste gaat, tot het volledig wegcijferen van zichzelf, blij op de plaats waar God haar wil hebben en daar vervult ze fijngevoelig de goddelijke wil. Daardoor is ook haar kleinste gebaar niet leeg, maar juist vol inhoud. Onze Lieve Vrouw is voor ons een voorbeeld en een weg. We moeten proberen zoals Maria te zijn in de concrete omstandigheden waarin God heeft gewild dat wij leven.

Als we dat doen, zullen wij onze medemensen een getuigenis geven van een eenvoudig en normaal leven, met de beperkingen en gebreken die horen bij de menselijke conditie, maar een leven dat integer is. En als anderen zien dat wij in alles op hen lijken, dan zullen ze ons bij gelegenheid vragen: Waardoor komt het dat je zo blij bent? Waar haal je de kracht vandaan om je egoïsme en je gemakzucht te overwinnen? Wie leert je begrip op te brengen, belangeloos met anderen mee te leven, je te geven, dienstbaar te zijn?

Dat is het moment om het goddelijk geheim van het christelijk leven bekend te maken, om met hen over God te spreken, over Christus, over de heilige Geest, over Maria. Dat is het moment om door middel van onze armzalige woorden de dwaasheid van de liefde van God, die door de genade in ons hart is uitgestort, aan hen over te brengen.