Lijst van punten

Er zijn 4 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is Vrede → zaaien van vrede.

Vrede en vreugde zaaien

Wat kunnen we doen? Ik zei al dat ik geen sociale of politieke crisis, noch een verziekte cultuur aan de orde wil stellen. Vanuit het christelijk geloof heb ik het over het kwaad in de betekenis van een belediging van God. Christelijk apostolaat is geen politiek programma of een cultureel alternatief: het betekent de verbreiding van het goede, het wordt gedragen door het verlangen om lief te hebben, het wil vrede en vreugde verbreiden. Dat apostolaat zal ongetwijfeld een geestelijke verademing voor iedereen zijn: meer rechtvaardigheid, meer begrip, meer respect voor elkaar.

We mogen geen hindernis zijn voor de mensen op hun weg naar het eeuwig geluk. We zijn verplicht voor honderd procent christen te zijn, heilig te worden, God niet teleur te stellen, noch al die mensen die van ons een voorbeeld en onderricht verwachten.

De basis voor ons apostolaat moet het begrip zijn. Ik benadruk nog eens dat naastenliefde meer een kwestie van begrijpen dan van geven is. Ik maak er geen geheim van dat ik uit eigen ondervinding heb moeten leren hoe hard het is als je niet begrepen wordt. Ik heb altijd geprobeerd dat men mij zou verstaan, maar er zijn mensen die mij met opzet verkeerd begrepen. Ook dát is voor mij een praktische en veelzeggende reden om ernaar te streven iedereen te begrijpen. Maar we krijgen geen ruim, universeel, katholiek hart door een spontane impuls. De geest van begrip is een uiting van de christelijke naastenliefde van een goed kind van God. De Heer wil immers dat wij aanwezig zijn op alle wegen van de aarde om het zaad van de broederlijkheid — niet van het onkruid — om ons heen te strooien, het zaad van de verontschuldiging, van de vergiffenis, van de naastenliefde, van de vrede. Voel je nooit iemands vijand.

Een christen moet laten zien dat hij altijd bereid is om met iedereen om te gaan, en dat hij door dit contact iedereen de mogelijkheid wil geven dichter bij Christus te komen. Hij moet zich van harte opofferen voor iedereen, zonder onderscheid te maken, zonder de zielen in hokjes in te delen of hen etiketten op te plakken, alsof ze handelswaar zijn of geprepareerde insecten. Een christen mag zich niet van anderen afzonderen, want hij zou dan een betreurenswaardig en egoïstisch leven leiden: hij moet alles voor allen worden, om allen te redden (1 Kor 9, 22).

Wat zou het mooi zijn als wij zo zouden leven, als wij ons zouden voornemen ons gedrag te doordrenken met dit zaaien van edelmoedigheid, met dit verlangen om in vrede met elkaar te leven! Dan zou de legitieme persoonlijke vrijheid van de mensen kunnen gedijen, dan zou iedereen de verantwoordelijkheid voor alles wat onder zijn competentie valt op zich nemen. De christen zou in de eerste plaats de vrijheid van anderen weten te verdedigen en dat vervolgens met zijn eigen vrijheid doen. Dan zou hij de anderen uit naastenliefde nemen zoals ze zijn, want iedereen, zonder uitzondering, heeft zijn zwakheden en fouten. Hij zou hen met de genade van God en met menselijke fijngevoeligheid helpen om het kwaad te overwinnen, het onkruid uit te trekken, zodat allen elkaar kunnen steunen en het mens-zijn en christen-zijn waardig kunnen beleven.

De liefde van Christus naar anderen brengen

God zegt niet: in plaats van een hart geef Ik je een wil als die van een zuivere geest. Nee, Hij geeft ons een hart, een hart van vlees, zoals dat van Christus. Ik heb niet een hart om God lief te hebben en een ander om de mensen lief te hebben. Met hetzelfde hart waarmee ik van mijn ouders heb gehouden en waarmee ik van mijn vrienden houd, met datzelfde hart houd ik van Christus, van God de Vader, van de heilige Geest en van de Maagd Maria. We kunnen er niet vaak genoeg bij stilstaan dat wij heel menselijk moeten zijn, anders kunnen we niet goddelijk zijn.

Als onze menselijke liefde, onze liefde hier op aarde, echt is dan helpt dat ons iets van de goddelijke liefde te proeven en enig idee te hebben van de liefde waarmee we van God zullen genieten en die er in de hemel onder ons zal heersen, wanneer Onze Lieve Heer alles in allen (I Kor 15, 28) zal zijn. En als we eenmaal beginnen te begrijpen wat de goddelijke liefde is, zal dat een stimulans voor ons zijn om meer begrip te hebben, edelmoediger te zijn, en ons meer te geven.

We moeten geven wat we hebben ontvangen, anderen leren wat we zelf hebben geleerd, anderen zonder hoogmoed en in alle eenvoud laten delen in de kennis van de liefde van Christus. Van jullie werk, van jullie beroep, kunnen en moeten jullie een dienst maken. Werk dat goed gedaan wordt, waar vooruitgang in zit en dat ook bijdraagt aan de vooruitgang, dat gebruik maakt van de ontwikkelingen in de cultuur en de techniek, heeft een belangrijke functie en komt de hele mensheid ten goede, mits we het doen uit edelmoedigheid en niet uit egoïsme, uit liefde voor allen en niet in ons eigen voordeel. Kortom: als we het doen vanuit de christelijke levensvisie.

Als je zo werkt kun je in je contacten de liefde van Christus tastbaar maken door vriendschap, begrip, vrede en menselijke warmte. Net zoals Christus weldoende rondgingHand 10, 38) over alle wegen van Palestina, moeten ook jullie over alle menselijke wegen gaan en — in het gezin, in de maatschappij, in je beroep, in de cultuur en in je vrije tijd — overvloedig vrede zaaien. Dat zal het beste bewijs zijn dat het Rijk van God in je hart is. Wij zijn overgegaan van de dood naar het leven, schrijft de heilige apostel Johannes, omdat wij onze broeders liefhebben (1 Joh 3, 14).

Maar iemand kan alleen met deze liefde in het leven staan als hij in de school van het hart van Jezus wordt gevormd. Alleen als wij naar het hart van Jezus kijken en erover mediteren, zal het lukken om ons eigen hart te bevrijden van haat en onverschilligheid. Alleen dan kunnen we christelijk reageren op het lijden van anderen, op hun verdriet.

Denk aan de scène die de heilige Lucas ons vertelt, toen Jezus in de omgeving van de stad Naïn kwam (zie Lc 7, 11-17). Hij ziet het verdriet van de mensen die Hij daar tegenkomt. Hij had hen voorbij kunnen gaan of kunnen afwachten of ze Hem een verzoek zouden doen. Maar Hij loopt niet door en neemt ook geen afwachtende houding aan. Hij neemt het initiatief, bewogen door het verdriet van een weduwe die het enige wat ze nog had, verloren had: haar zoon.

De evangelist vertelt dat Jezus medelijden kreeg. Misschien was zijn ontroering ook zichtbaar, zoals bij de dood van Lazarus. Hij was en is niet ongevoelig voor het lijden uit liefde, en Hij vindt het erg dat ouders van hun kinderen gescheiden worden. Hij overwint de dood om leven te geven, zodat degenen die van elkaar houden bij elkaar kunnen zijn. Maar Hij eist in de eerste plaats en tegelijkertijd dat de liefde voor God, die vorm moet geven aan een echt christelijk leven, voorrang krijgt.

Christus weet dat er een grote menigte om Hem heen staat en dat die stomverbaasd door het wonder overal zal rondvertellen wat er gebeurd is. Maar Hij maakt geen ophef over wat hij gaat doen. Hij is buitengewoon getroffen door het leed van deze vrouw en wil niet anders dan haar troosten. Hij gaat naar haar toe en zegt: Huil maar niet (Lc 7, 13). Alsof Hij haar wil zei: Ik wil je niet in tranen zien, want Ik ben vreugde en vrede op aarde komen brengen. En dan gebeurt het wonder, de manifestatie van de macht van Jezus, die God is. Maar voordat Hij dit deed was Hij in zijn ziel geraakt, wat een duidelijk teken is van de zachtmoedigheid van het Hart van de mens Jezus Christus.

Christus, Heer van de wereld

Ik wil graag met jullie overwegen op welke wijze Christus die wij als een lieflijk, pasgeboren kindje in Betlehem zagen, de Heer van de wereld is. Want alles in de hemel en op aarde is door Hem geschapen; Hij heeft alles met de Vader verzoend en de vrede tussen hemel en aarde hersteld door het bloed dat Hij op het kruis heeft vergoten (zie Kol 1, 11-16). Nu heerst Christus aan de rechterhand van de Vader. Twee in het wit geklede engelen vertellen het aan de leerlingen die na de hemelvaart van de Heer verwonderd naar de wolken staan te kijken: Mannen van Galilea, wat staat ge naar de hemel te kijken? Deze Jezus die van u is weggenomen naar de hemel, zal op dezelfde wijze wederkeren als gij Hem naar de hemel hebt zien gaan (Hand 1, 11).

Door Hem heersen de koningen (zie Spr 8, 15), met het verschil dat koningen, de menselijke autoriteiten, weer verdwijnen en het koninkrijk van Christus voor altijd en eeuwigEx 15, 18) zal duren. Zijn koninkrijk is een eeuwig koninkrijk en zijn heerschappij blijft van geslacht tot geslacht (Dan 3, 100).

Het rijk van Christus is niet zomaar een uitdrukking, noch retoriek. Christus leeft, ook als mens, met hetzelfde lichaam dat Hij bij de menswording heeft aangenomen, dat verrezen is na de dood aan het kruis en dat nu met zijn menselijke ziel verenigd in de Persoon van het Woord verheerlijkt wordt. Christus, waarlijk God en waarlijk mens, leeft en heerst en is de Heer van de wereld. Alles wat leeft wordt alleen door Hem in leven gehouden.

Maar waarom verschijnt Hij nu niet in al zijn heerlijkheid? Omdat zijn koninkrijk, ook al is het in de wereld, niet van deze wereld is (Joh 18, 36). Jezus heeft Pilatus geantwoord: Ja, koning ben Ik. Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen om getuigenis af te leggen van de waarheid. Ieder die uit de waarheid is, luistert naar Mijn stem (Joh 18, 37). Allen die van de Messias een zichtbare tijdelijke macht verwachtten, hebben zich vergist: het koninkrijk van God is geen zaak van eten en drinken, maar van gerechtigheid, van vrede en vreugde door de heilige Geest (Rom 14, 17).

Waarheid en gerechtigheid, vrede en vreugde in de heilige Geest, dat is het rijk van Christus. Het goddelijk handelen waardoor de mens wordt gered zal zijn hoogtepunt krijgen aan het einde van de geschiedenis, wanneer de Heer, die hoog in het paradijs is gezeteld, zal komen om de mensen definitief te oordelen.

Christus begint zijn prediking op aarde niet met een politiek programma, maar Hij zegt: Bekeert u, want het Rijk der hemelen is nabij (Mt 3, 2; 4, 17). Hij draagt zijn leerlingen op dit goede nieuws te verkondigen (zie Lc 10, 9) en Hij leert ons dat we in ons gebed om de komst van het koninkrijk moeten vragen (zie Mt 6, 10). Dat is het rijk van God en zijn gerechtigheid, een heilig leven; dat is wat we in de eerste plaats moeten zoeken, (zie Mt 6, 33) alleen dit is wat werkelijk noodzakelijk is (zie Lc 10, 42).

De verlossing die Christus verkondigt is een uitnodiging die Hij tot iedereen richt: Het Rijk der hemelen gelijkt op een koning die een bruiloftsfeest gaf voor zijn zoon. Hij stuurde zijn dienaars uit om allen te roepen die hij tot de bruiloft had uitgenodigd (Mt 22, 2). Daarom openbaart de Heer dat het Koninkrijk Gods midden onder u is (Lc 17, 21).

Niemand die uit eigen beweging de liefdevolle eisen van Christus aanvaardt, wordt uitgesloten van de verlossing: opnieuw geboren worden (zie Joh 3, 5); worden als een kind, in eenvoud van geest (zie Mc 10, 15; Mt 18, 3;5, 3) zijn hart verre houden van alles wat ons van God verwijdert [“Voorwaar, Ik zeg u: Voor een rijke is het moeilijk het Rijk der hemelen binnen te gaan” (Mt 19, 23)]. Jezus wil daden en niet alleen maar woorden (zie Mt 7, 21). Hij verlangt een volledige inzet want alleen degenen die strijden, zullen het eeuwig erfdeel verdienen (“Het Rijk der hemelen wordt geweld aangedaan en geweldenaars maken het buit” (Mt 11, 12).

De voltooiing van het koninkrijk — het definitieve oordeel waardoor we gered of verdoemd worden — zal niet hier op aarde plaatsvinden. Het koninkrijk is nu als een zaadje, (zie Mt 13, 24) als het groeien van het mosterdzaadje (zie Mt 13, 31-32). De voltooiing is te vergelijken met de visvangst waarbij een sleepnet op het land wordt getrokken, waarna degenen die gerechtigheid hebben beoefend en degenen die onrecht hebben bedreven er met een verschillende bestemming uit worden gehaald (zie Mt 13, 47-48). Maar zolang we hier op aarde leven, lijkt het koninkrijk op zuurdesem dat een vrouw nam en met drie maten meel mengde, totdat de hele massa was gegist (zie Mt 13, 33).

Wie begrijpt over welk rijk Christus spreekt, die begrijpt ook dat het de moeite waard is om alles op het spel te zetten om het te verwerven: het is de parel die de koopman krijgt door alles te verkopen wat hij bezit; het is de schat die op de akker wordt gevonden (zie Mt 13, 44-46). Het koninkrijk der hemelen is moeilijk te veroveren en niemand heeft de zekerheid dat hij het zal bereiken (zie Mt 21, 43; 8, 12), hoewel zijn poorten wagenwijd opengaan bij het nederig roepen van de rouwmoedige mens. Een van de misdadigers die met Jezus waren gekruisigd smeekt Hem: Heer, denk aan mij, wanneer Gij in uw koninkrijk gekomen zijt. En Jezus sprak tot hem: Voorwaar, Ik zeg u: Vandaag nog zult gij met Mij zijn in het paradijs (Lc 23, 42-43).

Heersen door te dienen

Als wij Christus in onze ziel laten heersen zullen wij geen heersers worden, maar dienaars van alle mensen. Dienen. Ik houd veel van dat woord! Mijn koning dienen, en door Hem alle mensen die door zijn bloed zijn verlost. Wisten wij christenen maar hoe we moeten dienen! We kunnen de Heer zeggen dat we willen leren hoe we die opdracht moeten uitvoeren, want alleen door te dienen kunnen we Christus leren kennen en liefhebben; alleen dan zullen we anderen met Hem in contact kunnen brengen en bereiken dat ook zij van Hem gaan houden.

Hoe kunnen wij Hem aan de mensen laten zien? Door ons voorbeeld: laten we van Christus getuigen door Hem te dienen bij alles wat we doen, uit vrije wil, omdat Hij de Heer van alles in ons leven is, omdat Hij de enige en uiteindelijke reden is van ons bestaan. Als wij dit getuigenis van ons voorbeeld hebben gegeven, zullen wij de leer van Christus ook door onze woorden kunnen doorgeven. Zo is Christus te werk gegaan: Coepit facere et docereHand 1, 1), Hij begon met zijn voorbeeld en pas daarna met zijn goddelijke prediking.

De ander omwille van Christus dienen veronderstelt dat we heel menselijk zijn. Als ons leven niet menselijk is kan God er niet op bouwen, want Hij heeft niet de gewoonte om te bouwen op wanorde, egoïsme en heerszucht. Wij moeten voor iedereen begrip hebben, met iedereen overweg kunnen, iedereen verontschuldigen, iedereen vergeven. We zullen niet zeggen dat onrecht rechtvaardig is, dat kwaad goed is, dat een belediging van God geen belediging van God is. We zullen het kwaad echter niet met kwaad vergelden, maar met de duidelijke leer en met goede daden, we zullen het verstikken in een overvloed van het goede (zie Rom 12, 21). Dan zal Christus heersen in onze ziel en in die van de mensen om ons heen.

Sommigen willen vrede in de wereld brengen zonder liefde voor God in hun eigen hart te hebben, zonder dat ze de mensen dienen uit liefde tot God. Hoe kan men zo vrede stichten? De vrede van Christus is de vrede van het koninkrijk van Christus; en het rijk van onze Heer moet verankerd zijn in het verlangen naar heiligheid, in het nederig openstaan voor de genade, in een moedige inzet voor gerechtigheid, in een overlopen van de goddelijke liefde.