Lijst van punten

Er zijn 6 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is Gewone leven  → menselijke waarden .

Geloof en verstand

Door een leven van gebed en boete en door het besef van ons goddelijk kindschap worden wij omgevormd tot diepgelovige christenen en zijn we als kinderen tegenover God. De vroomheid is een deugd van kinderen. Als een kind zich wil toevertrouwen aan de armen van zijn vader, dan moet het zich klein en hulpbehoevend weten. Ik heb dikwijls gemediteerd over dit leven van geestelijk kind zijn. Het is niet de tegenpool van sterkte, want er is een sterke wil, rijpheid en een vastberaden en open karakter voor nodig.

We moeten dus vroom zijn als kinderen, maar niet onwetend. Ieder van ons moet naar best vermogen het geloof serieus en wetenschappelijk bestuderen. En wat is dat anders dan theologie? En het resultaat daarvan is de vroomheid van kinderen en de grondige leer van theologen.

Onze inspanning om ons die theologische kennis — de goede en grondige christelijke leer — eigen te maken, komt allereerst voort uit het verlangen om God te kennen en lief te hebben, maar ook uit de belangstelling om de wereld, die het werk van de Schepper is, diepgaand te begrijpen. Steeds weer zijn er mensen die met het zo vaak gebruikte argument aankomen dat geloof en wetenschap, menselijke intelligentie en goddelijke openbaring, onverenigbaar zouden zijn. Ze kunnen alleen maar schijnbaar onverenigbaar zijn; dat gebeurt wanneer men de werkelijke inhoud van het vraagstuk niet begrijpt.

Als de wereld uit de handen van God is voortgekomen, als Hij de mens naar zijn beeld en gelijkenis heeft geschapen (zie Gen 1, 26) en als Hij hem een vonkje van zijn licht heeft geschonken, dan is het aan de mens om — al kan dat nog zo moeilijk zijn — met zijn verstand de goddelijke zin (Noot van de vertaler: de uitdrukking “goddelijke zin” duidt op de bedoeling die God heeft met de realiteit van het menselijk leven — met de gebeurtenissen etc. — voor het eeuwige heil van de ziel) te achterhalen die de dingen van nature hebben. En in het licht van het geloof kunnen we door de werking van de genade ook hun goddelijke zin begrijpen. We hebben geen enkele reden om bang te zijn voor de wetenschap aangezien ieder wetenschappelijk onderzoek, als het echt wetenschappelijk is, in de richting van de waarheid gaat. En Christus heeft gezegd: Ego sum veritas (Joh 14, 6), Ik ben de waarheid.

De christen moet honger naar kennis hebben. Alles, van de meest abstracte wetenschap tot het vakmanschap, kan en moet naar God voeren. Er is geen bezigheid die niet geheiligd kan worden, die geen drijfveer kan zijn voor onze eigen heiliging, en geen gelegenheid is om met God mee te werken bij de heiliging van de mensen om ons heen. Het licht van de volgelingen van Jezus mag niet verscholen zijn in de diepte van het dal, maar hoort op de top van de berg te schijnen, zodat zij uw goede werken zien en uw Vader verheerlijken die in de hemel is (Mt 5, 16).

Op die manier werken is bidden. Op die manier studeren is bidden. Op die manier onderzoek doen is bidden. Uiteindelijk komt het daar altijd op neer: alles is gebed, alles kan en moet ons naar God brengen en onze innige verbondenheid met Hem voeden, van ”s morgens vroeg tot ”s avonds laat. Elk edel werk kan gebed zijn en elk werk dat gebed is, is apostolaat. Op die manier groeit er in de ziel een eenvoudige, sterke eenheid van leven.

De heiligheid van de menselijke liefde

De zuivere en mooie liefde van het echtpaar is heilig, en als priester zegen ik die met beide handen. De christelijke traditie heeft in Christus” aanwezigheid op de bruiloft van Kana dikwijls een bevestiging gezien van de goddelijke waarde van het huwelijk: Onze Verlosser is naar de bruiloft gegaan, schrijft de heilige Cyrillus van Alexandrië, om de oorsprong van het menselijk leven heilig te maken [In Ioannem commentarius, 2, I (PG 73, 223)].

Het huwelijk is een sacrament dat van twee lichamen één vlees maakt, zoals dat in de theologie krachtig wordt uitgedrukt. De lichamen van man en vrouw zijn de materie van het sacrament. De Heer heiligt en zegent de liefde van de man voor zijn vrouw, en van de vrouw voor haar man. Hij heeft niet alleen gewild dat hun zielen zich zouden verenigen, maar ook hun lichamen. Geen christen, of hij geroepen is tot het huwelijk of niet, mag daar licht over denken.

De Schepper heeft ons het verstand gegeven dat als een vonkje van het goddelijk intellect is en ons in staat stelt om — in samenwerking met onze vrije wil, die ook een gave van God is — te kennen en lief te hebben; en Hij heeft ons lichaam het vermogen gegeven om leven te verwekken waardoor we deelnemen aan zijn scheppingsmacht. God heeft zich van de echtelijke liefde willen bedienen om nieuwe schepselen ter wereld te brengen en het Lichaam van zijn Kerk te laten groeien. Seksualiteit is niet iets om zich voor te schamen, het is een geschenk van God dat in haar zuiverheid is gericht op leven, liefde en vruchtbaarheid.

Tegen deze achtergrond moet de christelijke leer over seksualiteit worden gezien. Ons geloof veracht niets van wat hier op aarde mooi, nobel en echt menselijk is. Het leert ons dat het najagen van egoïstisch genot niet de leidraad in ons leven mag zijn, omdat alleen zelfverloochening en offer tot ware liefde leiden. God houdt van ons en Hij vraagt ons om van Hem en van de mensen te houden, zoals Hij van ons houdt. Wie zijn leven tracht te winnen, zal het verliezen. Maar wie zijn leven om Mijnentwil verliest, zal het winnen (Mt 10, 39), heet het schijnbaar paradoxaal bij de heilige Matteüs.

Wie alleen maar om zichzelf draait en in de eerste plaats de eigen behoeften wil bevredigen, zet zijn eeuwige redding op het spel en is zonder enige twijfel ook nu ongelukkig. Alleen wie zichzelf vergeet en zich aan God en zijn naasten geeft, ook in het huwelijk, kan gelukkig zijn op aarde, met een geluk dat een voorproef van de hemel is.

Op onze aardse weg is lijden de toetssteen van de liefde. Je zou kort en bondig kunnen zeggen dat het huwelijk licht- en schaduwzijden kent. Aan de ene kant is er de vreugde zich geliefd te weten, het verlangen een gezin te stichten en het vooruit te brengen, de echtelijke liefde, en de voldoening de kinderen te zien opgroeien. Aan de andere kant is er verdriet en tegenslag, de tijd die zijn tol eist van het lichaam en het karakter dreigt te verzuren, de schijnbare grauwheid van de dagen die steeds hetzelfde lijken.

Wie echter denkt dat het met de liefde en het geluk gedaan is als er moeilijkheden komen, heeft een armzalige voorstelling van het huwelijk en van de menselijke liefde. Juist dan komen we bij de kern van de menselijke gevoelens, juist dan wordt de overgave en tederheid sterker en blijkt er een echte en diepe liefde te zijn die sterker is dan de dood (zie Hoogl 8, 6).

Respect en liefde

We waren aanvankelijk verbaasd over de houding van Jezus” leerlingen tegenover de blindgeborene. Ze dachten in de lijn van die ongelukkige zegswijze dat je het wel bij het goede eind zult hebben, als je kwaad denkt over de ander. Later, als ze de meester beter hebben leren kennen en beseffen wat het betekent om christen te zijn, laten ze zich leiden door begrip.

In ieder mens — schrijft de heilige Thomas van Aquino — is er wel iets waarin anderen hem als superieur kunnen beschouwen, naar de woorden van de apostel: “Acht in ootmoed de ander hoger dan uzelf”(Filippenzen 2, 3).. En daarom moeten alle mensen elkaar eer bewijzen (Summa theologiae, II-II, q. 103, a. 2-3). Door de nederigheid ontdekken wij dat respect voor de persoon — voor zijn eer, zijn geloof, zijn privacy — geen conventionele uiterlijke houding is, maar een primaire uiting van naastenliefde en rechtvaardigheid.

Christelijke naastenliefde is meer dan mensen helpen die in materiële nood zitten; ze richt zich in de eerste plaats op respect en begrip voor iedere persoon als zodanig, gezien de wezenlijke waardigheid die hij als mens en als kind van de Schepper heeft. Daarom verraden aanslagen op de persoon — op zijn goede naam, op zijn eer — dat degene die zich daaraan schuldig maakt enkele waarheden van ons christelijk geloof niet belijdt of er niet naar leeft; in ieder geval dat hem de echte liefde voor God ontbreekt. De liefde waarmee wij God en de naaste beminnen is één en dezelfde deugd, want de reden waarom wij de naaste beminnen is God, en in de naaste beminnen wij niemand anders dan God (Ibid).

Ik hoop dat het ons lukt om heel concrete conclusies te trekken uit dit korte gesprek in de tegenwoordigheid van de Heer. We zouden vooral het voornemen moeten maken om anderen niet te veroordelen of te kwetsen, zelfs niet bij twijfel; we zouden het kwaad moeten verstikken in een overvloed van het goede en moeten bevorderen dat er om ons heen op een loyale manier met elkaar wordt omgegaan, in vrede en rechtvaardigheid.

Ik hoop verder dat we het vaste voornemen maken om nooit bedroefd te worden als onze oprechte bedoelingen in twijfel worden getrokken, en als het goede dat wij met de hulp van God proberen te doen, door een willekeurige interpretatie van onze intenties wordt bestempeld als sluwheid en huichelarij. Laten we altijd vergeven, met een glimlach op onze lippen, en duidelijk en zonder wrok spreken als we in geweten menen dat we dat moeten doen. En als het om persoonlijke aanvallen gaat, kunnen we alles in de handen van God, onze Vader, laten door het goddelijk stilzwijgen te imiteren — Iesus autem tacebat, Jezus bleef echter zwijgenMt 26, 63)— hoe brutaal en schaamteloos ze ook zijn. Laten we ons er alleen op richten het goede te doen, want Hij zal er wel voor zorgen dat onze werken stralen voor het oog van de mensen (Mt 5, 16).

Apostel van apostelen zijn

De wereld vullen met licht, zout en licht zijn (zie Mt 5, 13-14), zo heeft de Heer de zending van zijn leerlingen omschreven. Het blijde nieuws van de liefde van God verspreiden tot aan het uiteinde van de aarde. Daaraan moeten alle christenen op een of andere manier hun leven wijden.

Meer nog. Wij moeten hierin niet alleen willen staan, maar anderen stimuleren hun bijdrage te leveren aan deze goddelijke opdracht om vreugde en vrede naar het hart van de mensen te brengen. Neem anderen mee, naarmate jullie zelf voortgang maken, schrijft de heilige Gregorius de Grote, heb de wens metgezellen te hebben op de weg naar de Heer [In Evangelia homiliae, 6, 6 (PL 76, 1098)].

Maar, zegt de Heer in een parabel, denk eraan dat de onkruidzaaier kwam cum dormirent homines, terwijl de mensen sliepen (Mt 13, 25). Wij lopen het gevaar ons te laten meeslepen door de slaap van het egoïsme, van de oppervlakkigheid. Wij lopen het risico ons hart te verliezen in duizend en één vluchtige ervaringen, en het dieper nadenken over de werkelijke zin van de aardse werkelijkheid uit de weg te gaan. Een trieste zaak is dat, die slaap die de waardigheid van de mens verstikt en hem een slaaf maakt van iets bedroevends!

Wij zouden het buitengewoon triest moeten vinden dat christenen die meer kunnen geven, niet kunnen besluiten dat te doen; dat christenen die zich volledig kunnen geven en alle consequenties van hun roeping als kinderen van God zouden kunnen beleven, zich tegen edelmoedigheid verzetten. Dat moet ons pijn doen, want de genade van het geloof krijgen we niet om in het donker te blijven, maar om te stralen voor het oog van de mensen (zie Mt 5, 15-16). Bovendien staat het tijdelijke en eeuwige geluk van wie zo doet op het spel. Het christelijk leven is een goddelijk wonder dat met vrede en geluk beloond wordt, op voorwaarde dat we de gave van God weten te waarderen (zie Joh 4, 10) en geen grenzen stellen aan onze edelmoedigheid.

Het is hard nodig om iedereen wakker te maken die in slaap is gevallen — in die kwalijke slaap — en we moeten hen eraan herinneren dat het leven geen spelletje is, maar een goddelijke schat die vrucht moet dragen. Het is ook noodzakelijk de weg te wijzen aan mensen van goede wil die vol goede intenties zitten, maar niet weten hoe ze die in praktijk moeten brengen. Christus dringt er bij ons op aan. Ieder van jullie moet niet alleen een apostel zijn, maar een apostel van apostelen die anderen met zich meesleept, anderen ertoe aanzet om ook zelf Christus aan de mensen bekend te maken.

De liefde van Christus naar anderen brengen

God zegt niet: in plaats van een hart geef Ik je een wil als die van een zuivere geest. Nee, Hij geeft ons een hart, een hart van vlees, zoals dat van Christus. Ik heb niet een hart om God lief te hebben en een ander om de mensen lief te hebben. Met hetzelfde hart waarmee ik van mijn ouders heb gehouden en waarmee ik van mijn vrienden houd, met datzelfde hart houd ik van Christus, van God de Vader, van de heilige Geest en van de Maagd Maria. We kunnen er niet vaak genoeg bij stilstaan dat wij heel menselijk moeten zijn, anders kunnen we niet goddelijk zijn.

Als onze menselijke liefde, onze liefde hier op aarde, echt is dan helpt dat ons iets van de goddelijke liefde te proeven en enig idee te hebben van de liefde waarmee we van God zullen genieten en die er in de hemel onder ons zal heersen, wanneer Onze Lieve Heer alles in allen (I Kor 15, 28) zal zijn. En als we eenmaal beginnen te begrijpen wat de goddelijke liefde is, zal dat een stimulans voor ons zijn om meer begrip te hebben, edelmoediger te zijn, en ons meer te geven.

We moeten geven wat we hebben ontvangen, anderen leren wat we zelf hebben geleerd, anderen zonder hoogmoed en in alle eenvoud laten delen in de kennis van de liefde van Christus. Van jullie werk, van jullie beroep, kunnen en moeten jullie een dienst maken. Werk dat goed gedaan wordt, waar vooruitgang in zit en dat ook bijdraagt aan de vooruitgang, dat gebruik maakt van de ontwikkelingen in de cultuur en de techniek, heeft een belangrijke functie en komt de hele mensheid ten goede, mits we het doen uit edelmoedigheid en niet uit egoïsme, uit liefde voor allen en niet in ons eigen voordeel. Kortom: als we het doen vanuit de christelijke levensvisie.

Als je zo werkt kun je in je contacten de liefde van Christus tastbaar maken door vriendschap, begrip, vrede en menselijke warmte. Net zoals Christus weldoende rondgingHand 10, 38) over alle wegen van Palestina, moeten ook jullie over alle menselijke wegen gaan en — in het gezin, in de maatschappij, in je beroep, in de cultuur en in je vrije tijd — overvloedig vrede zaaien. Dat zal het beste bewijs zijn dat het Rijk van God in je hart is. Wij zijn overgegaan van de dood naar het leven, schrijft de heilige apostel Johannes, omdat wij onze broeders liefhebben (1 Joh 3, 14).

Maar iemand kan alleen met deze liefde in het leven staan als hij in de school van het hart van Jezus wordt gevormd. Alleen als wij naar het hart van Jezus kijken en erover mediteren, zal het lukken om ons eigen hart te bevrijden van haat en onverschilligheid. Alleen dan kunnen we christelijk reageren op het lijden van anderen, op hun verdriet.

Denk aan de scène die de heilige Lucas ons vertelt, toen Jezus in de omgeving van de stad Naïn kwam (zie Lc 7, 11-17). Hij ziet het verdriet van de mensen die Hij daar tegenkomt. Hij had hen voorbij kunnen gaan of kunnen afwachten of ze Hem een verzoek zouden doen. Maar Hij loopt niet door en neemt ook geen afwachtende houding aan. Hij neemt het initiatief, bewogen door het verdriet van een weduwe die het enige wat ze nog had, verloren had: haar zoon.

De evangelist vertelt dat Jezus medelijden kreeg. Misschien was zijn ontroering ook zichtbaar, zoals bij de dood van Lazarus. Hij was en is niet ongevoelig voor het lijden uit liefde, en Hij vindt het erg dat ouders van hun kinderen gescheiden worden. Hij overwint de dood om leven te geven, zodat degenen die van elkaar houden bij elkaar kunnen zijn. Maar Hij eist in de eerste plaats en tegelijkertijd dat de liefde voor God, die vorm moet geven aan een echt christelijk leven, voorrang krijgt.

Christus weet dat er een grote menigte om Hem heen staat en dat die stomverbaasd door het wonder overal zal rondvertellen wat er gebeurd is. Maar Hij maakt geen ophef over wat hij gaat doen. Hij is buitengewoon getroffen door het leed van deze vrouw en wil niet anders dan haar troosten. Hij gaat naar haar toe en zegt: Huil maar niet (Lc 7, 13). Alsof Hij haar wil zei: Ik wil je niet in tranen zien, want Ik ben vreugde en vrede op aarde komen brengen. En dan gebeurt het wonder, de manifestatie van de macht van Jezus, die God is. Maar voordat Hij dit deed was Hij in zijn ziel geraakt, wat een duidelijk teken is van de zachtmoedigheid van het Hart van de mens Jezus Christus.

De vrede van Christus

Ik wil jullie nog iets voorleggen: dat we geen rust mogen nemen bij onze strijd om het goede te doen, juist omdat we weten hoe moeilijk het voor de mens is om in alle ernst de rechtvaardigheid te beoefenen. Er moet nog heel veel gebeuren voordat de samenleving zich laat leiden door de liefde, en niet langer door haat en onverschilligheid. Zelfs als we erin zouden slagen een redelijke verdeling van goederen en een harmonieuze samenleving te bereiken, moeten we niet vergeten dat het leed door ziekte, onbegrip, eenzaamheid, de dood van geliefden en ook door onze eigen beperkingen, er altijd zal zijn.

Voor deze noden vindt de christen maar één authentiek en definitief antwoord: Christus aan het kruis, God die lijdt en sterft, God die ons zijn Hart geeft dat uit liefde voor allen door een lans is doorstoken. Onze Heer verafschuwt het onrecht en veroordeelt degene die het bedrijft, maar omdat Hij de vrijheid van de mensen respecteert, laat Hij het toe. God veroorzaakt het leed van de schepselen niet maar tolereert het, want sinds de zondeval hoort het bij het leven van de mens. En toch heeft zijn Hart, dat vol liefde voor de mensen is, Hem ertoe gebracht om met het kruis ook al ons lijden, ons verdriet, onze zorgen, onze honger en dorst naar gerechtigheid op zijn schouders te nemen.

De christelijke leer over het lijden is geen goedkope troost. Het is in de eerste plaats de aanvaarding van het lijden als iets dat onafscheidelijk met het leven van de mens verbonden is. Maar waar het kruis is, daar is ook Christus, de liefde. Omdat ik geprobeerd heb daarnaar te leven, zeg ik jullie niet zonder vreugde dat het ook in mijn leven niet aan lijden ontbroken heeft, en meer dan eens kon ik wel huilen. Ook ik heb vaak een groeiende afkeer gevoeld bij het onrecht en het kwaad. En ik weet uit ervaring hoe erg het is als je niets kunt doen en ondanks alle inzet en alle goede wil machteloos staat.

Als ik over het lijden spreek, spreek ik niet alleen over de theorie. En ik vertel niet alleen de ervaring van anderen als ik je verzeker dat je naar Christus moet kijken, als je bij de confrontatie met de hardheid van het lijden gaat wankelen. Dat is het geneesmiddel, want de gebeurtenis van Calvarië verkondigt aan alle mensen dat het lijden geheiligd moet worden als wij verenigd willen leven met het kruis.

Want de beproevingen die wij in christelijke zin beleven worden omgezet in eerherstel, in genoegdoening, in deelname aan het lot en het leven van Jezus. Hij heeft vrijwillig, uit liefde voor de mensen, alle denkbare vormen van lijden, alle soorten kwellingen meegemaakt. Hij is arm geboren, heeft arm geleefd en is arm gestorven. Hij werd aangevallen, beledigd, versmaad, belasterd en onrechtvaardig veroordeeld. Hij heeft ervaren wat verraad is en wat het betekent door zijn leerlingen in de steek te worden gelaten. Hij heeft eenzaamheid ondervonden en de bitterheid van de marteling en de dood. Christus lijdt nu nog steeds in zijn ledematen, in de hele mensheid die de aarde bevolkt en waarvan Hij het Hoofd is, de eerstgeborene en de Verlosser.

Het lijden heeft een plaats in de plannen van God. Ook als we het maar moeilijk kunnen begrijpen, is dat de realiteit. Ook Jezus als mens had er moeite mee: Vader, als Gij wilt, laat dan deze beker aan Mij voorbijgaan. Maar toch: niet mijn wil, maar uw wil geschiede (Lc 22, 42). In deze spanning tussen folterende angst en aanvaarding van de wil van de Vader gaat Jezus de dood kalm tegemoet en Hij vergeeft degenen die Hem kruisigen.

Deze bovennatuurlijke aanvaarding van het lijden is juist de grootste overwinning. Jezus heeft de dood overwonnen door te sterven aan het kruis. God haalt leven uit de dood. De houding van een kind van God is niet die van iemand die in zijn tragische lot berust, maar de voldoening van iemand die zeker is van de overwinning. In de naam van deze zegevierende liefde van Christus moeten wij christenen op alle wegen van de aarde, door onze woorden en daden, zaaiers van vrede en vreugde te zijn. We moeten een strijd van vrede strijden tegen het kwaad, tegen het onrecht, tegen de zonde, en op die manier verkondigen wij dat de huidige toestand van de mens niet de definitieve is, dat de liefde van God die zich in het hart van Christus openbaart ook onder de mensen de glorierijke geestelijke triomf zal behalen.