Lijst van punten

Er zijn 4 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Zwakheid, menselijke  → de h. Maagd, Moeder .

Laten wij de Heer nu, aan het eind van dit gesprek met Hem, vragen dat Hij ons vergunt met Sint Paulus te herhalen dat wij zegevieren, dank zij Hem die ons heeft liefgehad. Ik ben ervan overtuigd, dat noch de dood noch het leven, noch de engelen noch de boze geesten, noch wat is noch wat zal zijn, en geen macht in den hoge of in de diepte, noch enig wezen in het heelal ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, die is in Christus Jezus onze Heer (Rom 8, 37­39).

Dit is de liefde die ook de Schrift in vurige bewoordingen bezingt: geen stortvloed van water kan de liefde blussen, geen rivier spoelt haar weg (Hoogl 8, 7). Van deze liefde is het Hart van Maria altijd zo vervuld geweest, dat het zelfs verrijkt werd met het Moederschap van de hele mensheid. Bij de heilige Maagd is de liefde tot God ook versmolten met haar zorg voor al haar kinderen. Wat zal haar allerzoetst Hart, dat voor de kleinste kleinigheden aandacht had —zij hebben geen wijn meer (Joh 2, 3)— veel hebben moeten lijden, toen zij getuige was van die collectieve wreedheid, die verbetenheid van de beulen, die het Lijden en Sterven van Jezus bewerkstelligden. Maria echter zegt geen woord. Evenals haar Zoon bemint, zwijgt en vergeeft zij. Dat is de kracht van de Liefde.

Het goddelijk moederschap van Maria is de wortel van alle volmaaktheden en voorrechten waarmee zij getooid is. Op die titel werd zij onbevlekt ontvangen en is zij, vol van genade, steeds maagd gebleven, met ziel en lichaam ten hemel opgenomen en gekroond tot koningin van de hele schepping, boven de engelen en heiligen. Alleen God staat boven haar. “Vanwege het feit dat zij de moeder van God is, bezit de heilige Maagd een waardigheid die in zeker opzicht oneindig is, afgeleid van het oneindige goed dat God is” (H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae, I q25 a6 ad4). Er bestaat geen gevaar voor overdrijving. Wij zullen dit onuitsprekelijke mysterie nooit voldoende doorgronden; wij kunnen onze Moeder nooit genoeg dankzeggen voor die innige omgang met de Drie-eenheid die zij ons heeft geschonken.

Wij waren zondaars en vijanden van God. De verlossing bevrijdt ons niet alleen van de zonde, verzoent ons niet alleen met de Heer: zij maakt ons tot kinderen, schenkt ons een Moeder, diezelfde die het Woord heeft voortgebracht in zijn Mensheid. Bestaat er een grotere overvloed, grotere overdaad aan liefde? God wenste vurig ons te verlossen. Hij beschikte over vele middelen om volgens zijn oneindige wijsheid zijn allerheiligste Wil ten uitvoer te brengen. Hij koos er een, waardoor elke twijfel aan ons heil en onze verheerlijking wordt weggevaagd. “Zoals de eerste Adam niet geboren is uit een man en een vrouw, maar gevormd uit de aarde, zo heeft ook de laatste Adam, die de kwetsuur van de eerste moest genezen, een lichaam aangenomen in de schoot van de Maagd, om naar het vlees gelijk te zijn aan het vlees van diegenen die hebben gezondigd” (H. Basilius, Commentarius in Isaiam, 7, 201 (PG 30, 466)).

Laten we alles, wat we over onze Moeder Maria hebben gehoord, in een rustig en kalm gebed regelmatig overwegen. Dan zal dit compendium, als bezinksel, geleidelijk aan in onze ziel gegrift worden, namelijk dat we zonder aarzelen onze toevlucht tot haar nemen, vooral als we geen ander houvast meer hebben. Is dit dan van onze kant geen eigenbelang? Jazeker is het dat. Maar moeders zijn er toevallig van op de hoogte, dat wij, kinderen, gewoonlijk enigszins op ons eigenbelang uit zijn en vaak op hen, als laatste redmiddel, een beroep doen. Daarover bestaat bij hen geen twijfel en het is van geen belang: want daar zijn ze moeders voor. Achter ons ogenschijnlijk egoïsme ziet de belangeloze moederliefde onze kinderlijke genegenheid en ons vaste vertrouwen.

Ik wil niet suggereren —noch wat mijzelf, noch wat u betreft— dat onze devotie voor Maria zich tot dergelijke dringende smeekbeden beperkt. Ik denk wel, dat we ons, als ons zoiets overkomt, niet beschaamd hoeven te voelen. Moeders houden geen boekhouding bij van de afzonderlijke details waarmee hun kinderen hun liefde tonen. Zij wegen noch meten met krenterige maten. Zij genieten van een klein bewijs van genegenheid als van zoete honing en zij geven graag meer terug dan zij ontvangen. Als goede aardse moeders al zo reageren, wat mogen we dan wel niet verwachten van onze heilige Moeder Maria!

Misschien denkt een van u dat het alledaagse, het gewone doen en laten in ons leven van alledag, zich niet erg leent om ons hart steeds gericht te houden op een zo zuiver schepsel als Maria. Ik vraag u even na te denken. Wat zoeken wij altijd, hoewel niet expliciet, bij alles wat wij doen? Als wij ons laten leiden door de liefde tot God en wij met de juiste intentie te werk gaan, zoeken wij het goede, het zuivere, datgene wat het geweten vrede brengt en de ziel geluk. En vergissen wij ons dan nooit? Ja zeker wel, maar juist het erkennen van die fouten betekent duidelijker inzien dat ons doel is: een niet kortstondig, maar diep, onverstoord, menselijk en bovennatuurlijk geluk.

Er bestaat een schepsel dat een dergelijk geluk op aarde verkregen heeft, omdat dit schepsel het meesterwerk van God is: onze Moeder, de heilige Maagd Maria. Zij leeft en beschermt ons; zij bevindt zich naast de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, met lichaam en ziel. Dezelfde Maria die werd geboren in Palestina, die zich vanaf haar vroegste jeugd in handen stelde van de Heer, die de boodschap van de aartsengel Gabriël ontving, die het levenslicht schonk aan onze Verlosser en die naast Hem aan de voet van zijn Kruis stond.

In haar zijn alle idealen verwerkelijkt, maar daaruit moeten we niet de conclusie trekken dat haar verhevenheid en grootheid haar voor ons ongenaakbaar en afstandelijk maken. Zij is vol van genade, de som van alle volmaaktheden: en zij is Moeder. Met haar macht bij God zal zij alles wat wij haar vragen voor ons verkrijgen; als Moeder wil zij ons dat graag geven. Bovendien begrijpt en doorziet zij als Moeder onze zwakheden, bemoedigt, verontschuldigt, vergemakkelijkt de weg en heeft het redmiddel steeds bij de hand, zelfs als er niets meer mogelijk lijkt.