Lijst van punten

Er zijn 5 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Doel van de mens → Hemel.

Als ik mij tot u richt en samen met u tot God onze Heer spreek, is dat gewoon hardop mijn persoonlijk gebed. Ik herinner u daar graag aan. Ook u moet uw best doen om in uw ziel een sfeer van gebed te onderhouden, ook als wij om een of andere reden —zoals vandaag— een onderwerp moeten behandelen dat op het eerste gezicht niet helemaal geschikt lijkt voor de samenspraak in liefde die ons gesprek met de Heer toch is. Ik zeg 'op het eerste gezicht', immers alles wat ons overkomt, alles wat er om ons heen gebeurt, kan en moet aanleiding tot meditatie zijn.

Ik zal het vandaag over de tijd hebben, over de tijd die vervliegt. Het gaat mij daarbij niet om de bekende idee: “elk jaar erbij, is een jaartje eraf”. En ik raad u ook niet aan om de mensen te vragen wat zij vinden van het voorbijgaan der dagen. Waarschijnlijk antwoordt men u iets in de trant van: “jeugd, o godenschat, waarom ga je om niet terug te keren…“. Hoewel het niet is uitgesloten dat u ook antwoorden krijgt die wat meer op het bovennatuurlijke gericht zijn.

Ik wil ook niet stilstaan bij een nostalgisch getinte beschouwing over de korte duur van het leven. De vluchtigheid van het aardse leven zou voor christenen eerder een aansporing moeten zijn hun tijd beter te besteden dan om Onze Heer te vrezen en zeker geen aansporing om de dood te zien als een rampzalig einde. Hoe vaak heeft men niet op meer of minder poëtische toon herhaald dat met Gods genade en barmhartigheid het einde van een jaar ons een stap dichter bij de Hemel, ons uiteindelijke Vaderland, brengt.

Realiseer ik me dit goed, dan doorzie ik de betekenis van de woorden van de heilige Paulus in de eerste brief aan de Korintiërs: Tempus breve est! (1 Kor 7, 29), hoe kort duurt ons verblijf op aarde! Deze woorden weerklinken in het diepst van het hart van elke ware christen, als een verwijtend antwoord op zijn gebrek aan grootmoedigheid en als een niet aflatende aansporing om trouw te blijven. Er is ons echt maar weinig tijd gegeven om offers en eerherstel te brengen. Die kostbare gave mogen we dus niet verknoeien, noch onachtzaam verspillen: dit stukje geschiedenis dat God aan ieder van ons toevertrouwt, mogen we niet achteloos voorbij laten gaan.

Om dit doel te bereiken moet ons handelen door de Liefde geïnspireerd zijn en moeten we ons nooit gedragen, alsof we gebukt gaan onder een straf of een vervloeking: En al wat gij doet in woord of werk, doet alles in de naam van Jezus, de Heer, en breng door Hem dank aan God de Vader (Kol 3, 17). Zo brengen we onze werkzaamheid tot een volmaakt einde, zo benutten we onze tijd volledig, want we zijn instrumenten die verliefd zijn op God en die zich volledig bewust zijn van de verantwoordelijkheid en het vertrouwen die de Heer ons schenkt ondanks onze eigen zwakheid. Treedt bij elk van uw activiteiten —omdat u rekent op de kracht van God— op als iemand die uitsluitend gedreven wordt door de Liefde. Maar laten we onze ogen niet sluiten voor de werkelijkheid. Laten we ons niet vergenoegen met de onschuldige en oppervlakkige visie die ons laat denken, dat ons een gemakkelijke weg wacht en dat een paar oprechte voornemens en een vurig verlangen God te dienen voldoende zijn om die af te leggen. Een ding staat vast: in de loop van de jaren —misschien eerder dan we denken— zullen zich buitengewoon lastige situaties voordoen die een grote opofferingsgezindheid en nog meer zelfverloochening vergen. Koester dan de deugd van de hoop en maak dan onverschrokken de kreet van de Apostel tot de uwe: Ik ben er zelfs van overtuigd, dat het lijden van deze tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid waarvan ons de openbaring te wachten staat (Rom 8, 18). Overweeg dit overtuigd en vredig: hoe zal de oneindige Liefde van God zijn als die wordt uitgestort over dit armzalige schepsel. Het uur is gekomen om, midden onder uw gewone bezigheden, uw geloof in praktijk te brengen, uw hoop op te wekken en uw liefde aan te wakkeren. Dat betekent het activeren van de drie theologale deugden, die ons aanzetten onmiddellijk, zonder bijgedachten, onomwonden, zonder omwegen, de dubbelzinnigheden uit te bannen uit onze beroepsactiviteiten en ons innerlijk leven.

Soms, als alles nog erger misgaat dan we hadden kunnen denken, komen ons spontaan de woorden op de lippen: Heer, het is me te veel, veel te veel… Dan is precies het moment gekomen om de koers aan te passen: ik zal, met U samen, zelfverzekerd doorgaan, want Gij zijt juist mijn kracht, quia tu es, Deus, fortitudo mea (Ps 43, 2).

Ik heb u gevraagd er aan te denken, midden onder uw bezigheden, uw ogen voortdurend op te slaan naar de hemel, want de hoop zal ons aanzetten die sterke hand te grijpen die God ons zonder onderbreking reikt, opdat wij het bovennatuurlijk perspectief nooit uit het oog verliezen. Hij reikt ons ook zijn hand als onze passies zich roeren en ons belagen om ons op te sluiten in de miezerige wijkplaats van ons eigen ik, of als wij —met kinderachtige ijdelheid— vinden dat wij het middelpunt van de wereld zijn. Ik leef in de overtuiging dat ik niets zal presteren zonder mijn blik naar boven, zonder Jezus. Ik weet dat mijn sterkte, om te overwinnen en mijzelf te overwinnen, voortkomt uit het herhalen van deze leus: alles vermag ik in Hem die mij kracht geeft (Fil 4, 13), die herinnert aan de zekere belofte van God zijn kinderen niet in de steek te laten, als zijn kinderen Hem niet in de steek laten.

Meng u vaak onder de personen van het Nieuwe Testament. Geniet met volle teugen van die roerende taferelen waarin de Meester met goddelijke en menselijke gebaren handelt, of met menselijke en goddelijke wendingen het prachtige verhaal van de vergeving vertelt, het verhaal van zijn ononderbroken Liefde voor zijn kinderen. Deze flitsen van de hemel kunnen wij ook nu zien, op het huidige moment, in de eeuwigheid van het evangelie: de goddelijke bescherming wordt tastbaar, waarneembaar, men zou niet beter kunnen stellen dan dat zij met de handen aangeraakt wordt. Een steun die aan kracht wint, wanneer wij vooruitgaan ondanks ons struikelen, wanneer wij beginnen en opnieuw beginnen. Dat is innerlijk leven, geleefd met de hoop op God.

Zonder dit verlangen de innerlijke en uitwendige hindernissen te overwinnen, zal ons geen beloning gegeven worden. Een atleet zal geen prijs winnen, als hij er niet werkelijk voor strijdt (2 Tim 2, 5), “en een wedstrijd is geen echte wedstrijd, als er geen tegenstander is om tegen te strijden. Dus, als er geen tegenstander is, is er geen lauwerkrans, want er kan geen overwinnaar zijn als er geen overwonnene is” (H. Gregorius van Nissa, De perfecta christiani forma (PG 46, 286)).

In plaats van ons te ontmoedigen zal tegenspoed ons juist dienen als prikkel om te groeien als gelovigen: in deze strijd worden wij geheiligd en onze inspanningen in het apostolaat zullen meer succes hebben. Bij het overwegen van die momenten, waarin Christus —in de Hof van Olijven en later in de verlatenheid en de hoon van het Kruis— de Wil van de Vader aanvaardt en omhelst, terwijl Hij de onvoorstelbare last van het lijden voelt, zullen wij overtuigd raken, dat om Christus na te volgen en een goede leerling van Hem te zijn, het een vereiste is zijn raad aan te nemen: Wie mijn volgeling wil zijn, moet Mij volgen door zichzelf te verloochenen en zijn kruis op te nemen (Mat 16, 24). Om die reden vraag ik graag voor mijzelf: Heer, geen dag zonder kruis! Zo zal ons karakter, met hulp van de goddelijke genade, gesterkt worden en zullen wij onze God tot steun dienen, ondanks onze persoonlijke ellende.

Het is toch duidelijk: als u bij het slaan van een spijker in de muur geen weerstand ondervindt, kunt u er niets aan ophangen. Als wij ons, met goddelijke hulp en door middel van het offer, niet harden, zullen wij nooit de status van werktuigen van God bereiken. Als wij daarentegen besluiten tegenspoed uit liefde tot God met blijdschap te benutten, zal het ons geen moeite kosten tegenover wat moeilijk, onaangenaam, hard en ongemakkelijk is, samen met de apostelen Jacobus en Johannes uit te roepen: Wij kunnen het (Mar 10, 39).

De strijd van het kind van God gaat niet gepaard met verdriet om een gemis, met doffe gelatenheid, gebrek aan blijdschap. Deze strijd is de reactie van de verliefde minnaar, die als hij werkt en als hij uitrust, als hij geniet en als hij lijdt, zijn gedachten op zijn geliefde richt en omwille van haar de diverse problemen het hoofd biedt. In ons geval geldt bovendien: God verliest —nogmaals— geen veldslagen en wij zullen dus, aan zijn zijde, overwinnaars genoemd worden. Hij leidt mij, als ik zijn verlangens volg —ik spreek uit ervaring— naar grazige weiden. Hij voert mij naar wateren van rust. Hij verkwikt mijn ziel. Hij leidt mij in sporen van waarheid, getrouw aan zijn naam. Moest ik gaan door het dal van de schaduw des doods, kwaad zou ik niet vrezen. Want naast mij gaat Gij. Uw stok en uw staf zijn mijn troost (Ps 23, 2­4).

In de gevechten van de ziel is strategie vaak een kwestie van tijd, van het toepassen van het juiste hulpmiddel, met geduld, koppig. Vermeerder uw akten van hoop. Denk er aan dat u nederlagen zult lijden of in uw innerlijk leven ups en downs —God geve, dat ze minimaal zijn— zult ondergaan, want niemand blijft van dergelijke tegenvallers gevrijwaard. Maar de Heer, die almachtig en barmhartig is, heeft ons de juiste middelen ter beschikking gesteld om te overwinnen. We hoeven ze alleen maar toe te passen, zoals ik al eerder zei, met de vaste bedoeling te beginnen en elk moment, als het nodig is, opnieuw te beginnen.

Neem wekelijks —en altijd als het nodig is, zonder scrupuleus te zijn— uw toevlucht tot het sacrament van de boetvaardigheid, het sacrament van de goddelijke vergeving. Bekleed met de goddelijke genade zullen wij de bergen doorkruisen (vgl. Ps 103, 10), en wij zullen de steile helling beklimmen —de vervulling van onze christenplicht— zonder te stoppen. Als wij, vol goede wil, deze hulpmiddelen gebruiken en als wij de Heer vragen of Hij ons hoop verleent die elke dag groter is, zullen wij de aanstekelijke blijdschap bezitten van hen die zich kinderen van God weten: Indien God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn? (Rom 8, 31). Optimisme dus. Gedreven door de kracht van de hoop zullen we strijden de kleverige vlek uit te wissen die de zaaiers van de haat hebben achtergelaten en de wereld met een vreugdevol perspectief herontdekken, omdat die mooi en zuiver uit Gods handen is voortgekomen. Wij zullen Hem haar even mooi teruggeven, als wij leren echt berouw te hebben.