Lijst van punten

Er zijn 2 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Doel van de mens → gewetensvrijheid.

Vrijheid van de gewetens

Gedurende alle jaren van mijn priesterschap heb ik altijd mijn liefde voor de persoonlijke vrijheid gepreekt, of meer nog uitgeschreeuwd. En bij sommigen bemerk ik een blik van wantrouwen, alsof ze vrezen, dat er in de verdediging van de vrijheid een gevaar voor het geloof verborgen zou zitten. Laten die kleinmoedigen met een gerust hart ademhalen. Alleen een valse uitleg van vrijheid is in tegenspraak met het geloof. Een vrijheid die ontbloot is van al haar doeleinden, van elke objectieve vorm, van elke wet, van elke verantwoordelijkheid, in één woord de losbandigheid: die is in tegenspraak met het geloof. Ongelukkigerwijs wordt die juist door sommigen verdedigd. Die eis juist is een aanslag op het geloof.

Daarom is het niet helemaal juist om te spreken over 'vrijheid van geweten', want dat komt erop neer, dat de afwijzing van God door de mens als een moreel gezien billijke keuze wordt beschouwd. We hebben al aan de orde gesteld, dat we ons kunnen verzetten tegen de verlossingsplannen van de Heer. We kunnen het, maar we mogen het niet. En als iemand weloverwogen die stelling betrekt, zondigt hij, omdat hij het voornaamste gebod overtreedt: Gij moet Jahwe uw God beminnen met heel uw hart (Deut 6, 5).

Ik verdedig met alle kracht de “vrijheid van de gewetens” (Leo XIII, Encycliek Libertas praestantissimum, 20 juni 1888, ASS 201888, p. 606) volgens welke niemand een ander schepsel mag verhinderen God die eer te brengen die Hem toekomt. De rechtmatige zucht naar waarheid moet geëerbiedigd worden. De mens heeft de zware plicht de Heer te zoeken, Hem te kennen en Hem te aanbidden. Maar niemand op aarde kan zich veroorloven zijn naaste te dwingen een geloof te praktizeren dat hij niet heeft. Evenmin mag iemand zich het recht aanmatigen degeen die het geloof van God gekregen heeft, kwaad te doen.

De ene slavernij voor de andere slavernij. Als we nu toch slaaf moeten zijn, omdat het menszijn daar nu eenmaal uit bestaat, dan kunnen we ons maar beter slaven van God weten, uit liefde. Want op hetzelfde moment verkeren we niet meer in slavernij, maar worden we vrienden, kinderen. En dan blijkt het verschil. We treden fatsoenlijke wereldse bezigheden tegemoet met dezelfde hartstocht en volharding als anderen, maar met vrede in het diepst van onze ziel; met vreugde en hemelse rust ook te midden van strijdigheden, want we stellen ons vertrouwen niet in wat er gebeurt, maar in wat voor altijd blijft. Wij zijn dus geen kinderen van een slavin, maar van de vrije vrouw (Gal 4, 31).

Waar komt die vrijheid voor ons vandaan? Van Christus, onze Heer. Het is de vrijheid waarmee Hij ons vrijgekocht heeft (vgl. Gal 4, 31). En daarom leert Hij: Als de Zoon u vrijmaakt, zult gij werkelijk vrij zijn (Joh 8, 36). Wij, christenen, hoeven aan niemand de werkelijke betekenis van dit geschenk te vragen, want de enige vrijheid die de mens redt, is de vrijheid van Christus.

Ik spreek graag over het avontuur van de vrijheid, want zo verlopen uw en mijn leven. Vrij —als kinderen en niet als slaven, excuseer dat ik er op blijf hameren— volgen we het pad dat de Heer voor ieder van ons heeft uitgestippeld. Wij ervaren die bewegingsvrijheid als een Godsgeschenk.

In vrijheid, zonder enige dwang, omdat ik het wil, kies ik voor God. En ik leg me erop toe te dienen, mijn bestaan te veranderen in een geschenk aan anderen, uit liefde voor Christus, mijn Heer. Die vrijheid laat me uitroepen, dat niets op aarde mij kan scheiden van de liefde Gods (vgl. Rom 8, 39).

Verwijzingen naar de H. Schrift