Lijst van punten

Er zijn 3 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Doel van de mens → uitverkiezing van de mens.

Het leven kiezen

We hebben geleerd, en daar zijn wij dankbaar voor, omdat we ons bewust zijn van het geluk waartoe wij geroepen zijn, dat alle schepsels door God en voor God uit het niets te voorschijn zijn gebracht. Redelijke wezens, mensen, hoewel wij zo vaak tot redeloosheid vervallen; en redeloze schepsels die over de aardbol krioelen, in de schoot van moeder aarde verblijven, het hemelblauw doorklieven en soms opvliegen tot ze oog in oog met de zon zijn. Midden in die wonderbare verscheidenheid echter verenigen alleen wij, mensen —ik laat hier de engelen buiten beschouwing— ons met de Schepper door het gebruik van onze vrijheid: wij kunnen al dan niet aan de Heer de eer brengen die Hem als Schepper van al wat bestaat, toekomt.

Die mogelijkheid vormt het clair-obscur van de menselijke vrijheid. Omdat de Heer ons met de allergrootste tederheid liefheeft, vraagt Hij ons, dwingt Hij ons te kiezen wat goed is. Ik houd u vandaag het leven en het geluk voor. Als gij luistert naar de geboden van Jahwe uw God, die ik u heden geef, als gij Jahwe uw God bemint, zijn wegen gaat en zijn geboden, voorschriften en bepalingen nakomt, dan zult gij leven… Kies dan het leven, dan zult gij… het leven bezitten (Deut 30, 15-16 en 19).

Vraagt u zich wel eens af —samen met mij, ik doe immers hetzelfde onderzoek— of u onwrikbaar en standvastig trouw bent aan de keuze van uw levensweg? Of u, als u de zeer lieflijke stem van God u tot heiligheid hoort aansporen, in vrijheid antwoordt: <ja>? Laten we onze blik opnieuw richten op de Jezus die in Palestina in stad en land tot de menigten sprak. Hij probeert niet zich op te dringen. Wilt ge volmaakt zijn (Mat 19, 21)…, zegt hij tot de rijke jongeling. Die laatste wees het voorstel af en het evangelie zegt ons —abiit tristis— dat hij bedroefd heenging (Mat 19, 22). Daarom heb ik die rijke jongeling die de vreugde verloor omdat hij weigerde zijn vrijheid te geven, wel eens de bijnaam 'avis tristis', droeve vogel, gegeven.

De zin van de vrijheid

Christus' vrijheid, net zo onmeetbaar en onbegrensd als zijn liefde, zullen wij nooit genoeg kunnen begrijpen. Maar de uiterst kostbare schat die zijn edelmoedig zoenoffer is, moet ons tot nadenken stemmen. Waaraan, Heer, heb ik het voorrecht te danken, waardoor ik in uw voetsporen kan treden, maar ook U kan krenken? Zo kunnen we vaststellen dat de vrijheid goed gebruikt wordt, als ze gericht is op het goede; en misbruikt, als de mens die gave benut om de Liefde bij uitstek te vergeten en zich ervan te verwijderen. De persoonlijke vrijheid —die ik met al mijn krachten verdedig en zal verdedigen— doet mij in een volledig vertrouwen en mij bewust van mijn eigen zwakte de vraag stellen: wat verwacht U van me, Heer, dat ik doe, opdat ik het vrijwillig doe?

Christus zelf geeft ons het antwoord: veritas liberabit vos (Joh 8, 32), de waarheid zal u vrijmaken. Wat is die waarheid die ons hele leven lang begin- en eindpunt van de weg der vrijheid aangeeft? Ik zal het u met de vreugde en de zekerheid, die voortvloeien uit de verhouding tussen God en zijn schepsels, in het kort uiteenzetten. Wij zijn voortgekomen uit de handen van God, wij zijn door de Heilige Drie-eenheid uitverkozen, wij zijn de kinderen van die verheven Vader. Ik vraag mijn Heer, dat wij ons voornemen ons daar rekenschap van te geven en daar dag in dag uit verheugd over te zijn. Dan handelen we als vrije individuen. Vergeet het niet: wie niet weet dat hij of zij een kind van God is, kent zijn meest innerlijke waarheid niet en hij ontbeert het gezag en de beheerstheid in optreden van degene die God boven alles bemint.

Weest ervan overtuigd: om de hemel te winnen moeten we ons met een volstrekte, ononderbroken en bewuste vastberadenheid vrijwillig engageren. De vrijheid staat echter niet op zichzelf: zij vraagt om een richting, een gids. “Het is onmogelijk dat de ziel vooruitgaat zonder iemand die haar leiding geeft; daarom juist is zij vrijgekocht: opdat Christus, wiens juk zacht en last licht is (Mat 11, 30), over haar heerst en de duivel, wiens rijk zwaar drukt, in genen dele” (Origenes, Commentarii in Epistolam ad Romanos, 5, 6 (PG 14, 1034-1035)).

Wijs de dwaling af van mensen die genoeg hebben aan het droeve geschreeuw: vrijheid! vrijheid! Vaak verbergt zich achter die roep juist een tragische onderworpenheid. Want kiezen voor de dwaling, werkt niet bevrijdend. Christus alleen brengt bevrijding (vgl. Gal 4, 31), want Hij alleen is de Weg, de Waarheid en het Leven (vgl. Joh 14, 6).

Door die zielen worden barricaden opgeworpen met de vrijheid. Vrijheid, mijn vrijheid! Ze hebben vrijheid en maken er geen gebruik van. Ze bekijken haar. Maken er in hun kleine verstand een afgodsbeeld van klei van. Is dat wel vrijheid? Welk voordeel halen ze uit die rijkdom, als ze zich niet oprecht engageren op een manier die hun hele bestaan richting geeft? Wie een dergelijke gedragslijn kiest, doet afstand van de waardigheid, van de adeldom van de menselijke persoon. Er is geen marsroute, geen gebaande weg die richting geeft aan onze stappen op aarde. En die zielen —u kent ze net zo goed als ik— laten zich, vervolgens, meeslepen door kinderlijke ijdelheid, door op zichzelf gerichte verwaandheid, door zingenot.

Hun vrijheid blijft vruchteloos, of ze brengt belachelijke vruchten voort, zelfs menselijkerwijs bezien. Wie niet, in volle vrijheid, kiest voor een juiste gedragsregel, zal zich uiteindelijk vroeg of laat laten leiden door anderen. Hij zal passief verder leven —als een parasiet— afhankelijk van wat anderen besluiten. Hij neemt het risico met alle winden mee te zullen waaien. En alle beslissingen worden door anderen voor hem genomen. Die mensen zijn… wolken…, door de wind voorbijgejaagd, die geen regen geven; bomen zonder vruchten in de herfst, tweemaal gestorven, ontworteld (Judas, 12). Ook als ze zich achter hun eeuwige geklets verbergen of achter verzachtende omstandigheden waarmee ze trachten hun volledig gebrek aan karakter, moed en eer te verdoezelen.

Maar niemand dwingt me toch!, houden ze hardnekkig vol. Niemand? Alles dwingt die waanvrijheid, die het lef niet heeft met verantwoordelijkheid de gevolgen van vrije, persoonlijke daden te accepteren. Waar Gods liefde niet is, ontstaat een volstrekt gebrek aan de individuele en verantwoordelijke uitoefening van de persoonlijke vrijheid. En er is —ondanks de schijn van het tegendeel— niets dat die vrijheid niet dwingt. Vaagheid en besluiteloosheid zijn als kneedbaar materiaal dat is overgeleverd aan de gratie van de omstandigheden die het naar eigen goeddunken vormen. Het doet er dan niet meer toe wie of wat het materiaal naar eigen lust bewerkt, te beginnen met hartstocht en slechte neigingen die voortkomen uit de door de zonde verwonde natuur.