Lijst van punten

Er zijn 3 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Sterkte → magnanimidad.

Denk eraan: als u oprecht bent, als u zich laat zien zoals u bent, als u 'godgelijkend wordt' uit nederigheid en niet uit hoogmoed, dan zullen we ons zeker voelen, u en ik, in welke omgeving dan ook. We zullen steeds van overwinningen kunnen spreken en we zullen ons met recht overwinnaars kunnen noemen. Want we zullen ons kunnen beroemen op die innerlijke overwinningen van de liefde van God die de oorzaak zijn van serene vreugde, het geluk van de ziel, het begrip.

Nederigheid zal ons ertoe brengen grote ondernemingen aan te pakken; maar wel op voorwaarde, dat we niet het besef van onze geringheid uit het oog verliezen en met een elke dag groeiend overtuigd zijn van onze povere onwaardigheid. “Erken zonder aarzelingen dat u een dienaar bent en de plicht hebt heel wat diensten te verlenen. Pronk niet met het kindschap Gods als een pauw met zijn veren; erkennen we de genade, maar laten we onze natuur niet vergeten. Hebt u uw taak goed vervuld, laat u er dan niet op voorstaan, want u hebt alleen gedaan wat u doen moest. De zon heeft een functie, de maan gehoorzaamt; engelen vervullen hun opdracht. Het instrument door God gekozen voor de verkondiging aan de heidenen zegt: Ik ben niet waard apostel te heten, want ik heb de Kerk van God vervolgd (1 Kor 15, 9) … Zo maken wij ook geen aanspraak op eer om onszelfs wille” (H. Ambrosius, Expositio Evangelii secundum Lucam, 8, 32 (PL 15, 1774)): dat wil zeggen omwille van onze verdiensten die altijd magertjes zijn.

Jezus bleef staan en zei: roep hem eens hier. En sommige omstanders die het wel goed met hem voorhadden, zeiden: Heb goede moed! Sta op, Hij roept u (Mar 10, 49). Dat is de christelijke roeping! Maar Gods roeping blijft niet beperkt tot een enkel moment. God wendt zich op ieder moment tot ons. Sta op —zegt Hij ons— laat die lafheid, dat comfort, die egoïstische kleinzieligheden, die kleine onbelangrijke problemen voor wat ze zijn. Maak je los van de aarde waarop ik je futloos en vormloos zie liggen. Zorg dat je groeit in lengte, gewicht en volume en bovennatuurlijke visie.

Toen wierp die man zijn mantel af, sprong overeind en kwam naar Jezus toe (Mar 10, 50). Hij werpt zijn mantel af! Ik weet niet of u de oorlog gekend hebt. Heel wat jaren geleden liep ik over een slagveld, een paar uur na afloop van het gevecht. De bodem lag bezaaid met dekens, veldflessen, ransels gevuld met familiesouvenirs — brieven, foto's van geliefde personen. Die waren niet van de overwonnen partij, maar van de overwinnaars! Al die voorwerpen waren overtollig. Ze waren een belemmering om harder te lopen en hinderden bij het nemen van de vijandelijke verschansing. Net zoals bij Bartimeüs, toen hij naar Christus rende.

Vergeet niet: wie Christus wil bereiken, moet offers brengen. Weg met alles wat in de weg zit: deken, ransel, veldfles. Zo zult u voortgang boeken in uw strijd om de heerlijkheid Gods te bereiken, in die liefdevolle en vreedzame strijd voor de uitbreiding van Christus' koninkrijk. Om de Kerk, de paus en de zielen te kunnen dienen moet u bereid zijn alles wat overbodig is af te wijzen; bereid zijn zonder deken als bescherming tegen de koude nachten te zitten, zonder die souvenirs van uw familie die u zo dierbaar zijn, zonder die verfrissing van water. Een les in geloof, een les in liefde. Want zo moet Christus bemind worden.

Gebed, een tweegesprek

We zijn de weg van het gebed al ingeslagen. Hoe moeten we nu verder? Hebt u niet gezien hoeveel mensen —mannen en vrouwen— alleen maar met zichzelf lijken te praten, voldaan naar zichzelf luisteren? Het is een bijna onstuitbare woordenstroom, een monoloog die telkens onverdroten terugkeert naar de problemen die hen bezighouden zonder dat middelen worden aangedragen om ze op te lossen. Misschien is hun enig motief een ziekelijk verlangen naar medelijden of bewondering. Het lijkt wel alsof hun verlangens niet verder reiken.

Als we werkelijk ons hart willen uitstorten en daarbij eerlijk en eenvoudig blijven, zullen we de raad zoeken van mensen die van ons houden, die ons begrijpen. Dan praat men met zijn vader of moeder, man of vrouw, broer of zus, vriend of vriendin. Zo komt er meteen een gesprek op gang, hoewel het vaak voorkomt dat we eerder onszelf ter sprake brengen, vertellen wat ons overkomen is, dan dat we luisteren. Laten we ons op dezelfde manier tegenover God gaan gedragen, in de zekerheid dat Hij ons hoort en antwoord geeft. Wij moeten met gespitste oren naar Hem luisteren. We moeten ons geweten openstellen voor een nederige samenspraak met God. Vol vertrouwen doen we Hem verslag van alles wat er in ons hoofd en ons hart omgaat: vreugde, verdriet, hoop, pijn, succes, mislukkingen, tot en met de kleinste gebeurtenissen van de dag. Omdat wij beseffen dat onze Hemelse Vader belang stelt in al onze zaken.

Verwijzingen naar de H. Schrift