Lijst van punten

Er zijn 3 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Zuiverheid → blijde bevestiging .

Want dit is Gods wil, uw heiliging: dat ieder van u op een heilige en eervolle wijze gebruik weet te maken van zijn lichaam en zich niet overgeeft aan hartstochten, zoals de heidenen doen, die God niet kennen (1 Tess 4, 3-5). Wij behoren God geheel en al toe, met ziel en lichaam, met merg en been, met zintuigen en capaciteiten. Vraag Hem vol vertrouwen: Jezus, waak over ons hart, een groot en sterk en teder en toegenegen en fijnzinnig hart, een hart dat overvloeit voor U, voor de dienst aan alle zielen.

Ons lichaam is heilig, 'tempel van God', omschrijft de heilige Paulus nauwkeurig. Deze uitdrukking van de Apostel brengt mij de universele oproep tot heiligheid, die de Meester tot de mensen richt, in gedachten: estote vos perfecti sicut et Pater vester caelestis perfectus est (Mat 5, 48), en gij, weest volmaakt, zoals ook uw hemelse Vader volmaakt is. Aan allen, zonder enig onderscheid, vraagt de Heer te beantwoorden aan de genade; van iedereen eist Hij, overeenkomstig ieders persoonlijke omstandigheden, het beoefenen van de deugden die eigen zijn aan de kinderen van God.

Daarom richt ik me, nu ik u in herinnering breng dat de christen een volmaakte kuisheid moet bewaren, tot allemaal: tot de ongehuwden die in volledige onthouding moeten leven; en tot de gehuwden, die een kuis leven leiden in het vervullen van de plichten die hun staat eigen zijn.

Met de geest van God loopt kuisheid niet uit op een dodelijke en vernederende last. Zij is een vreugdevolle bevestiging: het verlangen, de zelfbeheersing en -overwinning zijn niet het produkt van lichaam of instinct, maar van de wil, vooral als die verenigd is met de Wil van de Heer. Om kuis te zijn —en dat is niet hetzelfde als fatsoenlijk en in onthouding leven— moeten wij onze hartstochten onderwerpen aan de rede, maar wel om een hoger doel, gedreven door de liefde.

Ik vergelijk deze deugd graag met vleugels die ons in staat stellen de geboden, de leer van God, te verbreiden in alle milieus van de wereld, zonder bang te hoeven zijn deze vleugels met modder te besmeuren. Vleugels —ook die van die majesteitelijke vogels die hoger stijgen dan de wolken reiken— zijn zwaar, heel zwaar. Zonder vleugels echter kan er niet gevlogen worden. Grif het in uw gedachten, wees vastbesloten niet toe te geven als u de uitgestoken klauw van de bekoring bemerkt die u influistert de zuiverheid te beschouwen als een ondraaglijke last: vooruit, omhoog, naar de zon, op jacht naar de liefde!

God dragen in ons lichaam

Dat sommigen —velen!— voortdurend de onzuiverheid als uitgangspunt voor hun onderricht nemen, heeft mij altijd veel pijn gedaan. Zij bereiken daarmee alleen maar —dat is in heel wat zielen gebleken— het tegendeel van wat zij nastreven, want wie met deze pek omgaat wordt ermee besmet, en zulk onderricht misvormt de gewetens met complexen en vrees alsof de reinheid van geest een nauwelijks minder dan onoverkomelijke belemmering zou zijn. Wij niet; wij moeten de heilige zuiverheid behandelen met positieve en reine redeneringen, in zedige en duidelijke bewoordingen.

Uitweiden over dit thema betekent spreken over de Liefde. Ik heb u zojuist aangegeven dat het me helpt hiervoor mijn toevlucht te nemen tot de Allerheiligste Mensheid van Onze Lieve Heer, tot dat onzegbare wonder van God die zich vernedert door mens te worden en die zich niet verlaagd voelt door een lichaam te hebben aangenomen gelijk aan het onze, met alle beperkingen en zwakheden van dien, afgezien van de zonde; en dat alles omdat Hij onpeilbaar veel van ons houdt. Hij verlaagt zich niet met zijn zelfvernedering; ons daarentegen, ons verheft en vergoddelijkt Hij naar lichaam en ziel. Het louter beamen van zijn liefde met een heldere, vurige en geordende genegenheid, dat is de deugd van kuisheid.

Over de hele wereld moeten wij het uitschreeuwen met onze mond en met het getuigenis van ons gedrag: laten wij ons lichaam niet vergiftigen, alsof wij arme beesten zijn, beheerst door de primitiefste instincten. Een christelijk auteur heeft het als volgt uitgelegd: “Zie, het hart van de mens is niet klein, het kan allerhande zaken bevatten. Meet de omvang niet naar de lichamelijke afmetingen ervan, maar naar de kracht van zijn denken, waardoor het kan komen tot de kennis van zoveel ware dingen. In het hart is het mogelijk de weg van de Heer te bereiden, een recht pad te banen, opdat daarlangs het Woord en de Wijsheid van God zullen gaan. Met eerbaar gedrag, met onberispelijke werken moet gij de weg van de Heer bereiden, het pad effenen opdat het Woord van God ongehinderd zijn weg naar u kan vinden en u de kennis geeft van zijn geheimen en zijn komst” (Origenes, In Lucam homiliae, 21 (PG 13, 1856)).

De Heilige Schrift openbaart ons, dat dit grootse werk van de heiliging, die verborgen en prachtige taak van de Vertrooster, plaatsheeft in de ziel en in het lichaam. Gij weet toch, dat uw lichamen ledematen zijn van Christus? roept de Apostel uit. Zou ik dan de leden aan Christus ontnemen en er de leden van een lichtekooi van maken? … Weet gij soms niet dat uw lichaam een tempel van de Heilige Geest is die in u woont, die gij van God hebt ontvangen. U bent niet van uzelf. U bent immers gekocht tegen een hoge prijs. Verheerlijk dus God en draag Hem in uw lichaam (1 Kor 6, 15 en 19-20).

Mij is wel eens opgevallen hoe de ogen van een sportman oplichten bij het zien van de hindernissen die hij moet nemen. Wat een overwinning! Kijk eens hoe hij die moeilijkheden overwint. Zo kijkt Onze Lieve Heer naar ons. Hij verheugt zich in onze strijd: wij zullen altijd overwinnaars zijn, want Hij weigert ons nooit de almacht van zijn genade. Dus is het niet van belang, dat er gevochten moet worden, want Hij laat ons niet in de steek.

Het is een gevecht, zonder verzaken. Laten wij ons er in storten met vreugdevolle instemming, met vrije en blijde overgave. U moet u in uw gedrag niet beperken tot het vermijden van de val, van de gelegenheid tot zonde. Ook mag het op geen enkele wijze teruggebracht worden tot een kille en mathematische ontkenning. Wees ervan overtuigd, dat kuisheid een deugd is en dat deze, als zodanig, moet groeien en toenemen in volmaaktheid. Het is niet voldoende, ik zeg het nog maar eens, dat iedereen volgens zijn eigen levensstaat in onthouding leeft: wij moeten kuis leven, met heldhaftige deugdbeoefening. Die houding omvat een positieve daad waardoor wij goedsmoeds ingaan op het goddelijk verzoek: praebe, fili mi, cor tuum mihi et oculi tui vias meas custodiant (Spr 23, 26), geef mij uw hart, mijn kind, en laat uw blik weiden over mijn velden vol vrede.

En dan vraag ik u nu: hoe bindt u dat gevecht aan? U weet heel goed, dat de eerste klap een daalder waard is. Zonder u onmiddellijk af van het gevaar, zodra u de eerste vonken van de hartstocht voelt overspringen, of zelfs nog eerder. Spreek bovendien onmiddellijk daarop met degeen die uw ziel leidt; liever nog tevoren, als dat mogelijk is, want als u uw hart wagenwijd opent, zult u niet overwonnen worden. Een daad en nog een daad en er ontstaat een gewoonte, een neiging, een gemak van handelen. Daarom is het nodig te strijden om de gewoonte van de deugd te verwerven, de gewoonte van de versterving om de Liefde bij uitstek niet af te wijzen.

Overweeg de raad van de heilige Paulus aan Timóteüs: te ipsum castum custodi (1 Tim 5, 22), bewaar uzelf in kuisheid. Zo zullen we er ook altijd op bedacht zijn deze schat, die God ons toevertrouwd heeft, welbesloten te behoeden. In de loop van mijn leven heb ik heel wat mensen horen uitroepen: was ik er maar van meet af aan mee gestopt! En dat zeggen ze vol verdriet en schaamte.