Lijst van punten

Er zijn 7 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Verantwoordelijkheid → resultaat leveren .

Resultaten voor God

Laten we nu onze gedachten richten op het verhaal van de man die naar het buitenland vertrok en zijn dienaren bij zich riep om hun zijn bezit toe te vertrouwen (Mat 25, 14). Hij gaf aan ieder een verschillend aantal talenten om tijdens zijn afwezigheid te beheren. Het lijkt me de moeite waard het gedrag te volgen van de man die één talent gekregen had. Hij probeert, lijkt me, slim te zijn. Hij denkt na, hij overlegt met het niet al te grote verstand dat hij heeft, dan neemt hij een besluit. Hij ging een gat in de grond graven en het geld van zijn heer verbergen (Mat 25, 18).

Waar zal die man zich mee bezighouden, nu hij zich ontdaan heeft van het instrument waarmee hij moet werken? Hij heeft een besluit genomen, zonder enig verantwoordelijkheidsbesef. Hij heeft gekozen voor het gemak, voor het enkel teruggeven van wat men hem heeft toevertrouwd. Hij zal zich tot taak stellen de tijd te doden: minuten, uren, dagen, maanden, jaren; zijn hele leven! De anderen proberen iets te bereiken, drijven handel en spannen zich eerlijk in aan hun meester meer terug te geven dan ze ontvangen hadden: de legitieme vrucht. De aanwijzing was immers heel concreet geweest: negotiamini dum venio (Luc 19, 13). Belast u met dat werk om winst te maken totdat de meester terugkomt. Maar hij? Hij doet er niets mee. Hij verbruikt zijn leven zonder nut.

Wat een vreselijk leven, dat als enige bezigheid heeft het doden van de tijd, die een schat van God is. Er bestaat geen enkel excuus om een dergelijk gedrag te rechtvaardigen. “Laat niemand zeggen: ik heb maar één talent, ik kan niets bereiken. Ook met een enkel talent kunt u op een profijtelijke manier handelen” (H. Johannes Chrysostomus, In Matthaeum homiliae, 78, 3 (PG 58, 714)). Wat een ellende als je geen voordeel trekt, geen echte winst maakt met alle vermogens, groot of klein, die God aan de mens geeft opdat deze zich ten dienste stelt van de mensen, de samenleving!

Als de christen in zijn egoïsme zich terugtrekt, zich verstopt en zijn belangstelling verliest, kortom als hij alleen maar zijn tijd doodt, dan loopt hij het risico 'zijn Hemel te doden'. Wie God liefheeft, geeft niet alleen wat hij heeft en is prijs voor de dienst aan Christus: hij geeft zichzelf. Hij ziet niet —met de neus vlak boven de grond— zijn ik in gezondheid, goede naam, loopbaan.

Jezus had de avond tevoren hard gewerkt en toen Hij op weg ging, voelde Hij de honger. Gedreven door de noodzaak die honger te stillen gaat Hij naar de vijgeboom die —in de verte— zijn prachtige bladertooi laat zien. De heilige Marcus verhaalt ons, dat het niet de tijd van de vijgen (Mar 11, 13) was. Maar onze Heer gaat naar de boom toe om vijgen te plukken, terwijl Hij heel goed weet, dat Hij er niet een zal vinden in dat seizoen. Desondanks gaat Hij naar de boom zonder vruchten die met zijn overvloed aan bladeren zo vruchtbaar schijnt en Hij beveelt: Niemand zal in eeuwigheid nog vruchten van je eten! (Mar 11, 14).

Dat is hard, ja! Je zult nooit meer vrucht dragen! Wat moet er toen in de apostelen omgegaan zijn, zeker als ze bedachten dat het de Wijsheid Gods was die sprak! Christus vervloekte die boom, omdat hij alleen maar de schijn van vruchtbaarheid vond, gebladerte. Zo leren we, dat we geen enkel excuus hebben als we niet iets voortbrengen. Misschien wordt er gezegd: ?Ik beschik niet over de benodigde kennis… Geen excuus! Of men geeft toe: ?het komt door ziekte, door mijn talent dat niet groot is, door de omstandigheden die niet meewerken, door de omgeving…!? Die smoesjes tellen evenmin! Wee degene, die zich tooit met het gebladerte van een vals apostolaat, die zich siert met de bladertooi van een leven vol schijnvruchten, zonder eerlijk streven vrucht voort te brengen. Hij schijnt zijn tijd goed te gebruiken: hij draaft heen en weer, organiseert, hij vindt een nieuwe methode uit om alles op te lossen… Maar er komt niets te voorschijn. Niemand zal zich kunnen voeden met zijn activiteiten, waaraan het bovennatuurlijk sap ontbreekt.

Laten we de Heer vragen, dat wij bereid mogen zijn met een heroïsche vruchtbaarheid te werken. Want bij heel wat mensen op aarde ontdekt men, als men dichterbij komt, alleen maar bladeren; grote, blinkende, glanzende bladeren. Enkel en alleen maar gebladerte, verder niets. En de zielen kijken ons aan in de hoop hun honger te stillen, hun honger naar God. We moeten niet vergeten, dat we over alle hulpmiddelen beschikken: voldoende kennis van de leer, de genade van God, ondanks al onze kleine gebreken.

Dat is de vrucht van ons gebed van vandaag. We moeten ervan overtuigd raken dat ons leven op aarde voor God is, onder alle omstandigheden, in alle seizoenen. Het is een schat van heerlijkheid, een afschaduwing van de hemel. Het is een wondere rijkdom in onze handen die we met verantwoordelijkheidsgevoel jegens de mensen en jegens God moeten beheren. We hoeven daarvoor geen andere levensstaat te kiezen. Juist midden in de wereld kunnen wij het eigen beroep, het gezinsleven, relaties en kennissen, en alle bezigheden die zuiver aards lijken te zijn, heiligen.

Ik was zesentwintig jaar toen ik de roeping om de Heer te dienen in het Opus Dei in zijn volle omvang gewaarwerd. Toen heb ik Hem vanuit het diepst van mijn hart gevraagd om de ernst van een tachtigjarige. Met de kinderlijke onschuld van een beginneling vroeg ik die extra jaren om te weten hoe ik mijn tijd zou moeten gebruiken, om te leren elke minuut in winst om te zetten, in zijn dienst. De Heer weet dat soort rijkdom toe te delen. U en ik zullen vast en zeker ooit kunnen zeggen: Inzicht win ik: méér dan wie vergrijsd zijn, doordat ik uw opdrachten nakom (Ps 119, 100). Jeugd staat niet noodzakelijkerwijs voor onbezonnenheid, net zo min als grijze haren vanzelfsprekend inzicht en wijsheid met zich brengen.

Laten we samen de hulp inroepen van de Moeder van Christus, van haar die Jezus heeft zien opgroeien, van haar die zag hoe Hij zijn tijd onder de mensen benutte: Leer mij mijn dagen nuttig te maken ten dienste van de Kerk en van de zielen. Leer mij te luisteren met de uiterste gevoeligheid van mijn hart naar uw liefdevol verwijt. Lieve Moeder, altijd als het nodig is: laat mijn tijd niet míjn tijd zijn. Mijn tijd is van Onze Vader die in de hemel is.

Het is natuurlijk niet mijn bedoeling u zover te krijgen, dat u uw plichten verzaakt en niet voor uw rechten opkomt. Integendeel, in de regel staat voor iedereen een terugtocht op dit front gelijk aan laffe desertie in de strijd om de heiligheid waartoe God ons geroepen heeft. Daarom moet u in alle gemoede ervoor zorgen —met name in uw werk— dat het u noch de uwen aan iets ontbreekt dat voor een waardig christelijk leven wel nodig is. Als je ooit eens aan den lijve de last voelt, dat je iets te kort komt, wees dan niet bedroefd, niet opstandig. Ik herhaal, probeer alle eerlijke middelen aan te wenden om een dergelijke situatie te boven te komen, want langs elke andere weg tart u uiteindelijk God. En vergeet in de strijd nooit: omnia in bonum, alles strekt tot heil! Alles —of het nu gebrek is of armoede— strekt tot het heil van wie God liefheeft (vgl. Rom 8, 28). Maak er van nu af aan een gewoonte van het hoofd te bieden aan kleine beperkingen, ongemakken, kou, warmte, het gemis van iets dat u denkt nodig te hebben, het niet kunnen uitrusten zoals u wilt en wanneer u wilt; honger, eenzaamheid, ondankbaarheid, onbegrip, smaad…

Vader… neem ze niet weg uit deze wereld

Wij zijn gewone mensen, doorsnee christenen, opgenomen in de bloedbaan van de maatschappij en de Heer wil, dat we juist te midden van ons werk en ons beroep heilig en apostolisch zijn. Dat betekent dat we onze heiliging moeten zoeken in ons werk, in het heiligen daarvan en in de hulp aan anderen zich te heiligen in hun werk. Wees ervan overtuigd, dat dit de plaats is waar God als een zorgzame Vader en Vriend op ons wacht. En bedenk, dat u, als u uw werk op verantwoorde wijze doet, niet alleen voorziet in uw financiële behoeften, maar ook de meest rechtstreekse bijdrage levert aan de vooruitgang van de maatschappij, de lasten van anderen verlicht en steun verleent aan hulpacties op plaatselijk of mondiaal niveau ten behoeve van minder bedeelde individuen of volkeren.

Als u voor de verleiding zou bezwijken u af te vragen ?wie zegt me, dat ik me daarmee moet bemoeien??, dan zou ik u zeggen ?Christus in eigen persoon beveelt het u? Hij vraagt het u: De oogst is groot, maar werklieden zijn er weinig. Bidt daarom de Heer van de oogst dat Hij werklieden zendt in zijn wijngaard (Mat 9, 37­38). Wees geen lafaard en denk niet: ?Wat kan ík daar nu voor een bijdrage leveren, er zijn al anderen die dat doen. Voor dat soort activiteiten ben ik niet in de wieg gelegd? Nee, er is niemand anders. Als u dat zou kunnen zeggen, zou iedereen dat met evenveel recht kunnen zeggen. Dit verzoek van Christus is aan alle christenen en aan elk van hen afzonderlijk gericht. Niemand is ervan vrijgesteld, noch door leeftijd, noch door gezondheid, noch door werk. Er is geen enkel excuus denkbaar. Ofwel ons apostolaat brengt vrucht voort, of ons geloof is onvruchtbaar.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift