Lijst van punten

Er zijn 4 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Verantwoordelijkheid → verantwoordelijkheid en vrijheid.

Staat u mij een korte uitweiding toe die hier precies thuis hoort. Aan mensen die naar me toe kwamen heb ik nooit hun politieke mening gevraagd: die interesseert me niet! Met deze gedragsregel toon ik u een werkelijkheid die wezenlijk deel uitmaakt van het Opus Dei, waaraan ik me dank zij de genade en goedertierenheid van God helemaal heb toegewijd om de Heilige Kerk te dienen. Het onderwerp interesseert me niet omdat u, gelovigen, de meest volledige vrijheid geniet, met de persoonlijke verantwoordelijkheid die daarvan is afgeleid, om naar eigen goeddunken handelend op te treden in kwesties van politiek, maatschappij, cultuur, etcetera, zonder dat er andere grenzen gelden dan de grenzen gesteld door het leergezag van de Kerk. Het enige wat me, voor het heil van uw ziel, met zorg vervult, is dat u die grenzen zou overschrijden, dan zou u namelijk een tegenstelling oproepen tussen het geloof, dat u zegt te belijden, en uw daden, en ik zou u dat dan duchtig laten voelen. Het sacrosancte ontzag dat ik heb voor uw opvattingen, in de mate waarin ze u niet van God verwijderen, wordt niet begrepen door degenen die niet de ware idee van vrijheid hebben, die Christus voor ons aan het Kruis verworven heeft, qua libertate Christus nos liberavit (Gal 4, 31), en wordt niet begrepen door allerlei sectariërs. Noch door diegenen die hun tijdelijke meningen als een dogma voorschrijven. Of door degenen die de mens verlagen door de waarde te ontkennen van het geloof, dat ze ten prooi laten aan de allerergste dwalingen.

Vragen wij opnieuw in Gods aanwezigheid: Heer, waarom hebt U ons dit vermogen gegeven? Waarom hebt U ons die faculteit ingeschapen U te kiezen of U af te wijzen? U verlangt, dat wij dat vermogen van ons welbewust gebruiken. Heer, wat wilt Gij, dat ik doe? (vgl. Hand 9, 6). En het antwoord komt helder en duidelijk: Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, met geheel uw ziel en geheel uw verstand (Mat 22, 37).

Ziet u wat ik wil zeggen? De vrijheid krijgt haar authentieke betekenis, wanneer zij gebruikt wordt ten dienste van de waarheid, wanneer men er gebruik van maakt om de grenzeloze liefde te zoeken van een God die ons bevrijdt van alle onderworpenheid. Elke dag groeit mijn verlangen om naar alle windstreken die peilloze rijkdom van de christen bekend te maken: de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods! (Rom 8, 21). Daarin vinden we kort samengevat 'de goed gerichte wil' die ons voorhoudt “het goede na te streven na het van het kwade onderscheiden te hebben” (H. Maximus de Belijder, Capita de charitate, 2, 32 (PG 90, 995)).

Ik zou graag een wezenlijk punt ter overweging willen geven dat ons confronteert met de verantwoordelijkheid van ons geweten. Niemand kan in onze plaats keuzes maken: “dit is de hoogste graad van waardigheid van de mens: dat hij door zichzelf en niet door een ander naar het goede geleid wordt” (H. Thomas van Aquino, Super Epistolas Sancti Pauli lectura. Ad Romanos, Turijn 1953, pp. 38-39). Velen van ons hebben het katholieke geloof geërfd van hun ouders en door de genade van God is op het moment waarop we, kort na onze geboorte, het doopsel ontvingen, het bovennatuurlijk leven in onze ziel begonnen. Maar ons hele leven lang, en zelfs elke dag, moeten we telkens ons besluit om God boven alles te beminnen, vernieuwen. “Werkelijk christen is alleen hij die zich onderwerpt aan de macht van het éne Woord van God” (Origenes, Contra Celsum, 8, 36 (PG 11, 1571)), die geen voorwaarden stelt aan die ontzagwekkende onderwerping en die vastbesloten is om de duivelse bekoring te weerstaan door dezelfde levenshouding aan te nemen als Christus: De Heer uw God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen (Mat 4, 10).

Vrijheid van de gewetens

Gedurende alle jaren van mijn priesterschap heb ik altijd mijn liefde voor de persoonlijke vrijheid gepreekt, of meer nog uitgeschreeuwd. En bij sommigen bemerk ik een blik van wantrouwen, alsof ze vrezen, dat er in de verdediging van de vrijheid een gevaar voor het geloof verborgen zou zitten. Laten die kleinmoedigen met een gerust hart ademhalen. Alleen een valse uitleg van vrijheid is in tegenspraak met het geloof. Een vrijheid die ontbloot is van al haar doeleinden, van elke objectieve vorm, van elke wet, van elke verantwoordelijkheid, in één woord de losbandigheid: die is in tegenspraak met het geloof. Ongelukkigerwijs wordt die juist door sommigen verdedigd. Die eis juist is een aanslag op het geloof.

Daarom is het niet helemaal juist om te spreken over 'vrijheid van geweten', want dat komt erop neer, dat de afwijzing van God door de mens als een moreel gezien billijke keuze wordt beschouwd. We hebben al aan de orde gesteld, dat we ons kunnen verzetten tegen de verlossingsplannen van de Heer. We kunnen het, maar we mogen het niet. En als iemand weloverwogen die stelling betrekt, zondigt hij, omdat hij het voornaamste gebod overtreedt: Gij moet Jahwe uw God beminnen met heel uw hart (Deut 6, 5).

Ik verdedig met alle kracht de “vrijheid van de gewetens” (Leo XIII, Encycliek Libertas praestantissimum, 20 juni 1888, ASS 201888, p. 606) volgens welke niemand een ander schepsel mag verhinderen God die eer te brengen die Hem toekomt. De rechtmatige zucht naar waarheid moet geëerbiedigd worden. De mens heeft de zware plicht de Heer te zoeken, Hem te kennen en Hem te aanbidden. Maar niemand op aarde kan zich veroorloven zijn naaste te dwingen een geloof te praktizeren dat hij niet heeft. Evenmin mag iemand zich het recht aanmatigen degeen die het geloof van God gekregen heeft, kwaad te doen.

We moeten in het dagelijks leven tegenover onszelf veeleisend zijn, anders maken we problemen die er niet zijn, krijgen we quasi-behoeften die per slot van rekening het gevolg zijn van inbeelding, grilligheid, gemakzucht en luiheid. We moeten met rasse schreden naar God gaan, zonder dodelijke last en zonder belemmeringen waardoor de tocht bemoeilijkt wordt. Juist omdat de armoe van geest niet bestaat uit bezitloosheid, maar uit werkelijk onthecht zijn, moeten we op onze hoede blijven en ons niet laten misleiden door behoeften waarvan we denken dat er in ieder geval aan toegegeven moet worden. “Zoek wat toereikend is, zoek wat voldoende is. En koester verder geen verlangens. Al wat meer is, is een last en geen verlichting; het bedrukt ons in plaats van ons op te heffen” (H. Augustinus, Sermo LXXXV, 6 (PL 38, 523)).

Als ik dit alles als raad meegeef, heb ik geen vreemde, abnormale of ingewikkelde situaties voor ogen. Ik ken iemand die als bladwijzer stukjes papier gebruikte waarop hij een paar schietgebedjes schreef. Zo hielp hij zichzelf om Gods tegenwoordigheid niet te vergeten. En zo ontstond in hem het verlangen die schat liefdevol te bewaren. Tot hij op een dag merkte, dat hij zich ging hechten aan die papiertjes van niks. Dat is nog eens een voorbeeld van deugd! Het kan mij niets schelen u al mijn zwakheden te laten zien, als dat u ook maar iets zou helpen. Ik heb een tipje van de sluier opgelicht, want u zal misschien hetzelfde overkomen: uw boeken, uw kleren, uw tafel, uw… afgoden uit de snuisterijengalerij.

In dat soort gevallen adviseer ik u met uw geestelijk raadsman te gaan praten, maar niet als een klein kind en zonder scrupuleus te zijn. Vaak is een kleine versterving, het voor een korte tijd afzien van iets, al voldoende als medicijn. Soms kunt u heel goed een dag zonder het vervoermiddel dat u altijd gebruikt. Wat u zo bespaart, geeft u weg als aalmoes. Ook al is het maar weinig. Hoe dan ook, als u een geest van onthechting hebt, dan zult u voortdurend constante, stille en efficiënte gelegenheden vinden om die geest in praktijk te brengen.

Nu ik voor u mijn ziel heb blootgelegd, moet ik u ook bekennen, dat ik nog een gehechtheid heb waarvan ik nooit afstand zal doen: ik houd werkelijk van u allemaal. Ik heb dat van de beste Leermeester geleerd en zijn voorbeeld wil ik allertrouwst volgen door de zielen grenzeloos lief te hebben, te beginnen met de zielen om me heen. Bent u niet geroerd door die vurige naastenliefde, die tederheid van Jezus Christus die de evangelist ertoe bracht een van zijn leerlingen te beschrijven als quem diligebat Iesus (Joh 13, 23), degeen die door Jezus bemind werd?