Lijst van punten

Er zijn 3 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Verantwoordelijkheid.

Vanaf het eerste uur

Met het Rijk der hemelen is het als met een landeigenaar die vroeg in de morgen uitging om arbeiders te huren voor zijn wijngaard (Mat 20, 1). U kent het verhaal wel: die man gaat verscheidene keren naar het marktplein om arbeiders te huren. Sommigen werden al bij zonsopgang geroepen, anderen bij het vallen van de avond.

Zij krijgen allemaal een denarie: “Het loon dat ik u beloofd had, dat wil zeggen, mijn beeld en mijn gelijkenis. In de denarie is de beeltenis van de Koning geslagen” (H. Hiëronymus, Commentarium in Matthaeum libri, 3, 20 (PL 26, 147)). Zo werkt de barmhartigheid van God die ieder een roeping geeft volgens zijn eigen persoonlijke omstandigheden, omdat Hij wil dat alle mensen gered worden (1 Tim 2, 4). Wat ons betreft, wij zijn christenen, wij zijn opgevoed in het geloof, wij zijn heel duidelijk door de Heer uitverkoren. Dat is de werkelijkheid. Als u uitgenodigd wordt te antwoorden, zelfs al is het op het allerlaatste moment, kunt u dan op het marktplein blijven genieten van de zon, zoals velen van die arbeiders deden als ze tijd te over hadden?

Wij hebben geen tijd in overvloed, we hebben geen seconde te verliezen. Ik overdrijf niet: er is werk te doen; de wereld is groot en er zijn nog miljoenen zielen die de leer van Christus nog niet duidelijk hebben horen verkondigen. Ik richt me tot ieder van u. Als u tijd te veel hebt, denkt u dan eens na. Het is niet onmogelijk dat u lauw bent geworden of dat u in bovennatuurlijke zin verlamd bent. U beweegt niet meer, u kent vrucht noch opbrengst, u brengt niet al het goede tot stand waar uw omgeving, de mensen van uw werk, uw gezin, recht op hebben.

Als we deze passage van de apostel Paulus met gevoel voor het bovennatuurlijke overdenken, zullen we inzien dat er geen andere mogelijkheid is dan ten dienste van alle zielen te werken. Anders gedragen we ons als egoïsten. Als we ons leven nederig beschouwen, zullen we helder zien, dat de Heer ons behalve de genade van het geloof ook nog talenten en goede eigenschappen gegeven heeft. Niemand van ons is een serieprodukt: onze Vader heeft ons een voor een geschapen en Hij heeft verschillende goederen onder zijn kinderen verdeeld. Wij moeten die talenten en eigenschappen ten dienste van iedereen stellen: die gaven van God gebruiken als hulpmiddelen om anderen Christus te laten ontdekken.

Zie dat niet als een extra, als een randversiering van ons christelijk bestaan. Als de desem niet gist, gaat hij verloren. Hij kan verdwijnen zonder het deeg te laten rijzen, maar hij kan ook verspild worden in nutteloosheid en egoïsme. We bewijzen God Onze Heer geen gunst, als we aan anderen over Hem vertellen. Dat ik het evangelie predik, is voor mij geen reden om te roemen; ik kan niet anders, als gevolg van het gebod van Jezus Christus: Wee mij, als ik het evangelie niet verkondig! (1 Kor 9, 16).

Zonder ophouden heb ik over die tegelijkertijd bovennatuurlijke en menselijke mogelijkheid gepreekt, die God Onze Vader zijn kinderen ter hand stelt: delen in de Verlossing die Christus bewerkt heeft. En het heeft me verheugd die leer in de teksten van de Kerkvaders te ontdekken. De heilige Gregorius de Grote stelt met overtuiging: “Het is als het verdrijven van slangen, wanneer christenen met hun aansporingen het goede te doen het kwaad uit de harten van anderen uitrukken… Het is als zieken de hand opleggen om hen te genezen, wanneer ze de naaste op duizend manieren te hulp snellen —wanneer ze merken dat die verzwakt in het nastreven van het goede— en hem sterken met hun voorbeeld. Die wonderen zijn groter naarmate ze meer op de geest betrekking hebben en zo niet het lichaam, maar de geest doen herleven. Ook gij kunt, als gij uzelf maar dwingt, deze wonderen bewerkstelligen met de hulp van God” (H. Gregorius de Grote, Homiliae in Evangelia, 29, 4 (PL 76, 1215­1216)).

God wil, dat alle mensen gered worden. Die uitdaging en verantwoordelijkheid rust op ieder van ons. De Kerk is niet een veilige wijkplaats voor de bevoorrechten. “De grote Kerk, omvat die maar een zeer gering deel van de aarde? De grote Kerk is de gehele wereld” (H. Augustinus, Enarrationes in Psalmos, 21, 2, 26 (PL 36, 177)). Dat schreef de heilige Augustinus, en hij voegde er aan toe: “waar ge ook gaat, Christus is daar. Gij bezit als erfgenaam de grenzen der aarde. Kom, bezit haar helemaal met mij” (Ibidem, 21, 2, 30 (PL 36, 180)). Herinnert u zich nog hoe de netten waren? Zo vol, dat ze dreigden te scheuren. Er zou geen vis meer bij hebben gekund. God verlangt vurig, dat zijn huis zich zal vullen (vgl. Luc 14, 23). Hij is Vader. Hij wil leven met al zijn kinderen om zich heen.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift