Lijst van punten

Er zijn 8 punten in «Vrienden van God» waarvan het onderwerp is Dienst → rechtvaardigheid en liefde.

Rechtvaardigheid en liefde

Lees de Heilige Schrift. Overweeg een voor een de gebeurtenissen uit het leven van de Heer, zijn onderricht. Denk in het bijzonder aan de raad en de waarschuwingen waarmee Hij die handvol mannen voorbereidde die zijn apostelen, zijn boodschappers zouden zijn van het ene tot het andere eind van de aarde. Wat is de belangrijkste richtlijn die Hij hen geeft? Is dat niet het gebod van de liefde? Was het niet uit liefde dat zij zich op weg begaven naar die heidense en verdorven wereld?

Wees ervan overtuigd dat de grote problemen van de mensheid niet met alleen rechtvaardigheid opgelost worden. Als men vanuit rechtvaardigheid alleen handelt, moet men zich er niet over verbazen, dat mensen gekwetst blijven. De waardigheid van de mens, die kind van God is, vraagt veel meer. De liefde moet er in- en bijgevoegd worden, want zij verzoet alles, zij vergoddelijkt het: God is Liefde (1 Joh 4, 16). Laten we alles wat wij doen, doen uit liefde tot God, dan wordt het makkelijker de naaste te beminnen en onze aardse liefdes zuiverder en verhevener te maken.

Om van pure rechtvaardigheid tot een overvloed aan liefde te komen is er een hele weg te gaan. En er zijn er niet veel die dat tot het eind toe volhouden. Sommigen zijn al tevreden als zij bij de drempel zijn: zij laten de rechtvaardigheid achter en beperken zich tot een beetje weldadigheid die zij aanmerken als liefde, zonder dat ze er erg in hebben dat het maar een stukje is van wat zij zouden moeten doen. En zij glimmen van tevredenheid met zichzelf, zoals de Farizeeër die meende ruimschoots volgens de regels van de wet te leven, omdat hij twee dagen per week vastte en tienden gaf van al wat hij bezat (vgl. Luc 18, 12).

Liefhebben, wat is als het uit de band springen van de rechtvaardigheid, vraagt op de eerste plaats het vervullen van de plicht. Men begint met wat rechtvaardig is; men gaat verder met wat het meest billijk is…; maar beminnen vergt veel aandacht, veel fijnzinnigheid, veel eerbied, veel genegenheid. Het is kortom het opvolgen van de raad van de Apostel: draagt elkanders lasten, zo vervult gij de wet van Christus (Gal 6, 2). Dan beleven wij de liefde volledig, dan verwerkelijken wij de opdracht van Christus.

Voor mij is er geen duidelijker voorbeeld van deze praktische eenheid van rechtvaardigheid en liefde dan het gedrag van moeders. Zij houden van elk kind met gelijke genegenheid en juist die liefde brengt moeders ertoe op verschillende wijze met hen om te gaan: met een 'ongelijke' rechtvaardigheid. Ieder kind is nu eenmaal anders dan andere. Wel, liefde verbetert en vervolmaakt rechtvaardigheid, ook met betrekking tot onze gelijken, doordat zij ons aanzet ons verschillend te gedragen tegenover mensen die verschillend zijn, ons aan te passen aan hun omstandigheden, met het doel vreugde te bezorgen aan de bedroefden, kennis te brengen aan mensen met onvoldoende vorming, genegenheid te bieden aan wie zich alleen voelt… De rechtvaardigheid gebiedt dat men aan ieder het zijne geeft, wat niet gelijk is aan: ieder hetzelfde geven. De utopische verafgoding van de gelijkheid is de bron van de grootste onrechtvaardigheden.

Om altijd zo te handelen als die goede moeders is het nodig onszelf te vergeten, geen andere heerschappij na te streven dan het dienen van de naasten, zoals Jezus Christus, die preekte: de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen (Mat 20, 28). Dat veronderstelt de standvastigheid zijn eigen wil ondergeschikt te maken aan het goddelijk voorbeeld, te werken voor allen, te strijden voor het eeuwig geluk en voor het welzijn van de naasten. Ik ken geen betere weg om rechtvaardig te zijn dan die van een leven van overgave en dienstbaarheid.

Sommigen van u denken misschien dat ik al te naïef ben. Dat kan me niets schelen. Zelfs als men mij die kwalificatie geeft omdat ik nog altijd in de liefde geloof, zeg ik u stellig dat ik er altijd in zal geloven! En, voor de tijd dat de Heer mij nog laat leven, zal ik voortgaan het mij —als priester van Christus— tot taak te rekenen dat er eenheid en vrede zij onder hen die, omdat zij kinderen zijn van dezelfde God de Vader, broeders en zusters zijn; dat de mensen elkaar begrijpen; dat allen hetzelfde ideaal delen, het ideaal van het geloof!

Nemen wij onze toevlucht tot de heilige Maria, de verstandige en getrouwe Maagd, en tot de heilige Jozef, haar echtgenoot, volmaakt voorbeeld van een rechtschapen mens (vgl. Mat 1, 19). Zij hebben in de aanwezigheid van Jezus, Zoon van God, de deugden beoefend die wij overwogen hebben. Zij zullen voor ons de genade verkrijgen waardoor deze stevig in onze ziel wortel zullen schieten, opdat wij zullen besluiten ons elk moment te gedragen als goede leerlingen van de Meester: verstandig, rechtschapen, vervuld van liefde.

Doet het u niets dat de apostel Johannes, toen hij al tamelijk oud was, een van zijn brieven grotendeels wijdde aan aansporingen om ons te gedragen volgens deze goddelijke leer! De liefde die onder gelovigen moet heersen, vindt haar oorsprong in God die Liefde is. Veelgeliefden, laten wij elkaar liefhebben, want de liefde komt van God. Iedereen die liefheeft, is een kind van God en kent God. De mens zonder liefde kent God niet, want God is liefde (1 Joh 4, 7­8). Het gaat om broederliefde, want door Christus zijn wij kinderen van God geworden: Ziet welk een liefde de Vader ons heeft gegeven, dat wij kinderen van God genoemd worden; en wij zijn het ook (1 Joh 3, 1).

Terwijl hij ons geweten duchtig wakker schudt om het ontvankelijker te maken voor de goddelijke genade, wijst Johannes er met nadruk op, dat wij een prachtig blijk van de liefde van de Vader voor de mensen hebben ontvangen: En de liefde die God is, heeft zich onder ons geopenbaard, doordat Hij zijn enige Zoon in de wereld gezonden heeft om ons het leven te brengen (1 Joh 4, 9). De Heer heeft het initiatief genomen door naar ons toe te komen. Hij heeft ons dit voorbeeld gegeven, opdat wij ons met Hem erop toeleggen de anderen te dienen, opdat wij —ik zeg het nog maar eens— ons hart met een ruim gebaar op de grond leggen, zodat anderen het als een zacht tapijt onder hun voeten voelen en hun strijd een zoete strijd wordt. Dat is, hoe wij ons moeten gedragen, omdat wij tot kinderen van dezelfde vader gemaakt zijn, van de Vader die niet geaarzeld heeft ons zijn welbeminde Zoon over te leveren.

Liefde is niet een maaksel van onszelf, zij wordt ons ingestort met de genade van God: omdat Hij ons het eerst heeft liefgehad (1 Joh 4, 10). Het is goed, dat wij doordrongen raken van deze wonderschone waarheid: “als wij God kunnen liefhebben, is dat omdat Hij ons eerst heeft liefgehad” (Origenes, Commentarium in Epistolam ad Romanos, 4, 9 (PG 14, 997)). U en ik verkeren in de omstandigheid rijkelijk blijk te kunnen geven van onze genegenheid jegens de mensen om ons heen, wij zijn immers geboren in het geloof door de liefde van de Vader. Vraag de Heer vol overmoed om deze schat, deze bovennatuurlijke deugd van liefde om haar tot in de kleinste kleinigheid te beoefenen.

Het is vaak voorgekomen dat wij christenen niet aan deze deugd wisten te beantwoorden. Soms hebben wij haar verlaagd, alsof een zielloze, kille aalmoes alles zou zijn. Andere keren hebben wij haar gereduceerd tot een min of meer formele liefdadigheid. Deze misvatting werd eens door een zieke vrouw vol berusting onder woorden gebracht: hier gaan ze 'met liefde' met me om, maar mijn moeder verzorgde me 'uit liefde'. De liefde die voortspruit uit het Hart van Christus, biedt geen ruimte voor dergelijke onderscheidingen.

Om u deze waarheid goed aan het verstand te brengen heb ik duizenden keren op beeldende wijze verkondigd, dat wij niet een hart hebben om God te beminnen en een hart voor de mensen: ons arme hart, van vlees, bemint met een menselijke genegenheid die, mits verenigd met de liefde van Christus, ook bovennatuurlijk is. Dat, en niets anders, is de liefde die wij in de ziel tot ontwikkeling moeten brengen. Zij zal ons ertoe leiden in de anderen het beeld van de Heer te ontdekken.

Universaliteit van de liefde

“De naam van naaste —zegt de heilige Leo de Grote— moeten wij niet alleen hechten aan diegenen die met ons verbonden zijn met de banden van vriendschap of verwantschap, maar aan alle mensen met wie wij een gemeenschappelijke natuur hebben… Eén enkele Schepper heeft ons gemaakt, één enkele Schepper heeft ons onze ziel gegeven. Wij genieten allen van dezelfde hemel en dezelfde lucht, dezelfde dagen en dezelfde nachten. Bovendien, al zijn sommigen goed en anderen slecht, sommigen rechtvaardig en anderen niet, God is ruimhartig en welwillend jegens allen” (H. Leo de Grote, Sermo XII, 2 (PL 54, 170)).

Wij, kinderen van God, oefenen ons in het praktizeren van dit nieuwe gebod. Wij leren in de Kerk te dienen en niet: gediend te worden (vgl. Mat 20, 28). Wij vinden de krachten de mensheid te beminnen op een nieuwe wijze, die iedereen zal zien als vrucht van de genade van Christus. Onze liefde is wel iets anders dan sentimentaliteit of simpele kameraadschap, noch is het de minder zuivere bedoeling anderen te helpen om onszelf van onze superioriteit te overtuigen. Liefde is in goede harmonie leven met de naaste, is —ik zeg het nog eens— het beeld van God vereren dat in ieder mens aanwezig is, door te zorgen dat de ander dat beeld ook beschouwt, waardoor hij zich tot Christus zal kunnen wenden.

Universaliteit van de liefde betekent daarom universaliteit van het apostolaat; onzerzijds Gods grote verlangen werkelijk omzetten in daden: Hij wil dat alle mensen gered worden en tot de waarheid komen (1 Tim 2, 4).

Als wij ook onze vijanden moeten liefhebben —ik bedoel dan hen die ons tot hun vijanden rekenen, want ik voel me van niets of niemand een vijand— zouden wij met des te meer reden die mensen moeten beminnen die alleen maar ver van ons af staan, die minder sympathiek overkomen, die vanwege hun taal, cultuur of opvoeding het tegengestelde van u of mij lijken.

Om welke liefde gaat het? De Heilige Schrift spreekt van dilectio, opdat goed begrepen wordt dat het niet alleen betrekking heeft op gevoelsmatige genegenheid. Het duidt veel meer op een vastbeslotenheid van de wil. Dilectio komt van eligere, uitkiezen. Ik zou hieraan willen toevoegen, dat liefhebben in christelijke zin betekent: willen beminnen, in Christus besluiten het welzijn van de zielen na te streven, zonder welk onderscheid dan ook, door vooral voor hen het hoogste goed te verkrijgen: dat zij Christus leren kennen, dat zij van Hem gaan houden.

De Heer spoort ons aan: bemint uw vijanden en bidt voor wie u vervolgen (Mat 5, 44). Menselijkerwijs kunnen wij ons niet aangetrokken voelen tot hen die ons zouden afwijzen, als wij hen benaderden. Jezus echter vergt van ons dat wij hun geen kwaad met kwaad vergelden; dat wij geen gelegenheid onbenut laten om hen van harte te dienen, ook al kost het ons veel moeite; dat we nooit nalaten hen in onze gebeden te gedenken.

Deze dilectio, deze liefde krijgt aantrekkelijker schakeringen als het gaat om onze broeders en zusters in het geloof en in het bijzonder als het gaat om hen die, omdat God het zo ingericht heeft, ons het meest nabij zijn: ouders, man of vrouw, kinderen, broers en zussen, vrienden, collega's, buren. Als deze genegenheid, deze op God geordende en in Hem gegrondveste, edele en zuivere menselijke liefde er niet zou zijn, zou er ook geen bovennatuurlijke liefde zijn.

De enige weg

Wij zijn er nu van overtuigd, dat de liefde niets te maken heeft met deze karikatuur die men soms schetst van deze deugd, die centraal staat in het christenleven. Waarom is het dan nodig voortdurend de liefde te preken? Is het soms een verplicht onderwerp, maar met weinig mogelijkheden om met concrete daden naar buiten te treden?

Als wij om ons heen zouden kijken, zouden wij misschien redenen kunnen vinden te denken dat de liefde illusoire deugd is. Als u echter de dingen zoudt beschouwen met een bovennatuurlijke visie, zoudt u ook de wortel van die steriliteit ontdekken: het ontbreken van een intense en voortdurende omgang, van persoon tot Persoon, met onze Heer Jezus Christus; en de onbekendheid met het werk van de Heilige Geest in de ziel, waarvan de liefde nu juist de eerste vrucht is.

Na het aanhalen van enige raadgevingen van de Apostel —helpt elkaar zulke lasten te dragen; op die manier zult ge de wet van Christus vervullen (Gal 6, 2)— gaat een Kerkvader verder: “door Christus lief te hebben zullen wij makkelijk de zwakte van anderen kunnen verdragen, ook van hem die wij nog niet beminnen, omdat hij geen goede werken verricht” (H. Augustinus, De diversis quaestionibus octoginta tribus, 71, 7 (PL 40, 83)).

Hier staan we voor de weg die ons doet groeien in liefde. Als wij zouden denken, dat wij ons eerst zouden moeten uitsloven in humanitair werk en dienstverlening, met uitsluiting van de liefde tot de Heer, zouden wij ons vergissen. “Laten wij Christus niet verwaarlozen als gevolg van onze zorg voor onze zieke naaste, want wij moeten de zieke liefhebben omwille van Christus” (Ibidem).

Kijk voortdurend naar Christus. Hij heeft, zonder op te houden God te zijn, zich vernederd door de gestalte van een slaaf aan te nemen (vgl. Fil 2, 6­7), om ons te kunnen dienen. Alleen in die richting ontvouwen zich doeleinden die de moeite waard zijn. De liefde zoekt eenwording, vereenzelviging met de geliefde. Door ons met Hem te verenigen zullen wij aangetrokken worden door het vurig verlangen zijn leven van overgave, van mateloze liefde, van opoffering tot in de dood, te leiden. Christus stelt ons voor de definitieve keuze: ofwel ons eigen bestaan op egoïstische en eenzame wijze verdoen, ofwel ons met al onze krachten wijden aan een dienende taak.

Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift
Verwijzingen naar de H. Schrift