Lijst van punten

Er zijn 6 punten in «Gesprekken met mgr. Escrivá» waarvan het onderwerp is apostolaat → thuis.

Als ik bij hetzelfde onderwerp mag blijven, uit ingezonden brieven kennen wij moeders van grote gezinnen die erover klagen dat ze in het leven alleen maar de taak lijken te hebben om kinderen ter wereld te brengen. Ze vinden dat hun leven niet gevuld is, omdat ze daarnaast geen tijd overhouden voor culturele zaken of voor een beroep of voor sociale activiteiten. Welk advies zou u in zo'n geval geven?

Maar wat betekent sociale activiteit anders dan dat je er met overgave en dienstbaarheid voor anderen bent en aan hun welzijn bijdraagt? Het werk van de vrouw in haar gezin is niet alleen op zich al van sociale betekenis, maar kan zonder meer een taak worden die, sociaal gezien, een groter effect heeft dan welke andere taak ook.

Stelt u zich eens een groot gezin voor. Het werk van de moeders daar is beslist te vergelijken met - en overtreft vaak zelfs - het werk van beroepsopvoeders en leraren. Een leraar kan misschien in de loop van zijn hele leven een bepaald aantal jongens en meisjes meer of minder goed opleiden. Maar een moeder is in de gelegenheid om haar kinderen in de belangrijkste dingen van het leven een diepgaande vorming mee te geven en van hen zelf opvoeders te maken, zodat er een ononderbroken keten van verantwoordelijkheid en deugden ontstaat.

Ook hier is het makkelijk je door zuiver kwantitatieve gegevens te laten verleiden en het werk van een leraar, die duizenden personen aan zich voorbij ziet gaan, of dat van een schrijver, die zich tot vele duizenden lezers richt, veel belangrijker te vinden. Maar, goed beschouwd, hoeveel personen vormt die leraar of schrijver dan wel echt? Een moeder heeft de zorg over drie, vijf, tien of nog meer kinderen. Maar zij kan er echt meesterwerken van maken, een wonder van opvoeding, van evenwichtigheid, van begrip voor de medemens en van christelijke levensovertuiging, zodat ze zelf gelukkig worden en in staat zijn om hun medemensen doeltreffend te helpen.

Aan de andere kant spreekt het vanzelf dat de kinderen thuis meehelpen. Een moeder die haar kinderen goed weet op te voeden zal dit voor elkaar krijgen, en kan op deze wijze zelf over wat tijd beschikken. Dan zal zij in staat zijn om te doen waar ze persoonlijk belangstelling voor heeft en om haar talenten en haar cultuur te ontwikkelen. Gelukkig bestaan tegenwoordig de technische middelen die, zoals jullie goed weten, veel werk besparen als je ze doelmatig toepast en ze goed weet te gebruiken. Zoals bij alles is ook hier de persoonlijke instelling van doorslaggevende betekenis. Er zijn vrouwen die met het nieuwste type wasmachine meer tijd om te wassen nodig hebben en ook nog slechter wassen dan wanneer ze het met de hand zouden doen. Een instrument heeft pas nut als je het ook juist weet te gebruiken.

Ik weet van veel gehuwde vrouwen die veel kinderen hebben, dat ze het huishouden voorbeeldig doen en daarnaast nog de tijd vinden om bij apostolische activiteiten behulpzaam te zijn. Net zoals Aquila en Priscilla, het bekende echtpaar uit de christelijke oergemeente, die thuis en in een beroep actief waren, en die tegelijk uitstekende medewerkers van de heilige Paulus waren. Door hun woord en voorbeeld brachten ze Apollo, die later een groot prediker van de jonge Kerk werd, tot het geloof in Christus. Zoals gezegd, met goede wil zijn tenminste een aantal van de door u aangehaalde moeilijkheden te overwinnen. Want in werkelijkheid kun je, zonder welke plichten dan ook te verwaarlozen, voor veel dingen tijd vinden. Tijd om het huishouden vakkundig en zorgvuldig te doen, om voortdurend voor je medemensen beschikbaar te zijn, om je eigen ontwikkeling en die van anderen te verbreden; in het kort, tijd om de meest uiteenlopende taken effectief te vervullen.

Tijdens de mis die u onlangs in oktober, bij gelegenheid van de vergadering van de Vrienden van de Universiteit van Navarra, in Pamplona hebt opgedragen sprak u op een ontroerende wijze over de menselijke liefde. Veel lezeressen hebben ons geschreven wat een diepe indruk uw woorden op hen hebben gemaakt. Kunt u ons zeggen wat volgens u de belangrijkste waarden van het christelijke huwelijk zijn?

We gaan het nu over een onderwerp hebben, dat ik goed ken vanuit mijn priesterlijke ervaring van vele jaren en in vele landen. Het merendeel van de leden van het Opus Dei is getrouwd en de menselijke liefde en de plichten van het huwelijk zijn voor hen een onderdeel van hun goddelijke roeping. Het Opus Dei heeft van het huwelijk een goddelijke weg gemaakt, een roeping, en dat heeft gevolgen voor de persoonlijke heiliging en het apostolaat. Al bijna veertig jaar spreek ik nu al over de zin van het huwelijk als roeping. En hoe vaak heb ik de ogen van mannen en vrouwen zien schitteren toen zij mij hoorden zeggen dat het huwelijk een goddelijke weg op aarde is. En dat, terwijl ze tot dan toe geloofd hadden dat een leven van overgave aan God niet te verenigen was met hun zuivere, echte menselijke liefde.

De zin van het huwelijk is dat man en vrouw elkaar in en door het huwelijk heiligen. Het door Christus ingestelde sacrament geeft hun daarvoor een heel bijzondere genade. Wie tot het huwelijk geroepen is, vindt met Gods genade in die levensstaat alles wat nodig is om heilig te worden, om elke dag meer met Christus één te worden en de mensen met wie hij samen optrekt dichter bij Christus te brengen.

Daarom denk ik altijd met hoop en genegenheid aan de christelijke huizen, de gezinnen die uit het sacrament van het huwelijk ontstaan en die een schitterende getuigenis zijn van het grote goddelijke mysterie - sacramentum magnum (Ef 5,32) - van de eenheid en liefde tussen Christus en zijn Kerk. Ons werken moet erop gericht zijn dat die christelijke cellen van de maatschappij ontstaan en groeien met het verlangen naar heiligheid, met het besef dat het Doopsel aan alle christenen een goddelijke opdracht geeft, die ieder moet vervullen op zijn eigen weg.

De christelijke echtgenoten dienen ervan overtuigd te zijn dat ze de roeping hebben om zich te heiligen door anderen te helpen heilig te worden, dat ze geroepen zijn om apostelen te zijn, en dat hun eigen gezin hun belangrijkste apostolaat is. Zij moeten de bovennatuurlijke betekenis leren beseffen van het stichten van een gezin, de opvoeding van de kinderen en de christelijke uitstraling voor de maatschappij. Van het besef dat ze een eigen opdracht hebben hangt voor een groot deel het doel en het succes van hun leven, in een woord hun geluk, af.

Aan de andere kant zouden ze nooit moeten vergeten dat het geheim van het huwelijksgeluk te vinden is in het alledaagse en niet in dromerijen. Het ligt in de verborgen blijdschap die het thuiskomen geeft; in de liefdevolle omgang met de kinderen; in het dagelijkse werk, waarbij het hele gezin helpt; in het goede humeur, tegenover moeilijkheden, die in sportieve geest aangepakt moeten worden; in een goed gebruik van de verworvenheden, die de moderne techniek biedt om de woning prettiger en het leven gemakkelijker te maken, en die daardoor een bredere ontwikkeling mogelijk maken.

Ik laat geen gelegenheid voorbij gaan om aan de mensen die God geroepen heeft om een gezin te stichten, te zeggen dat ze altijd moeten proberen elkaar met dezelfde blijde liefde tegemoet te treden als met de liefde die ze als verloofden voor elkaar hadden. Wat een armzalige opvatting van het huwelijk, dat een sacrament, een ideaal en een roeping is, hebben mensen die denken dat de liefde verdwenen is als de zorgen en de moeilijkheden beginnen die het leven nu eenmaal met zich meebrengt. Juist dan wordt de liefde sterker. Zelfs groot leed en tegenspoed kunnen de echte liefde niet doden. Integendeel, het offer dat je samen edelmoedig brengt maakt de band alleen maar hechter. In de heilige Schrift lezen we: Aquae multae - de vele moeilijkheden van fysieke en morele aard - non potuerunt extinguere caritatem, kunnen de liefde niet doden (Hoogl 8,7).

Het is bekend dat u het huwelijk niet pas de laatste tijd een weg naar heiligheid noemt. Al in 1934 hebt u in uw boek “Consideraciones espirituales” (Geestelijke overwegingen) er de nadruk op gelegd dat het huwelijk als een roeping opgevat dient te worden. Maar aan de andere kant schrijft u in dat boek, zoals later ook in “De Weg”, dat het huwelijk bestemd is voor de troepen van het leger van Christus, maar niet voor de leiding ervan. Kunt u verklaren hoe die twee aspecten met elkaar te verenigen zijn?

In de spiritualiteit en in het leven van het Opus Dei is het nooit moeilijk geweest die twee aspecten met elkaar in overeenstemming te brengen. Maar onafhankelijk daarvan is het goed eraan te herinneren dat de grotere verhevenheid, die aan het om bovennatuurlijke redenen op zich genomen celibaat gegeven wordt, een leerstuk van de Kerk is en niet zozeer een theologische privé-opvatting van mijzelf.

Toen ik in de jaren dertig die woorden opschreef had men in katholieke kringen de neiging om in de praktische zielzorg de jeugd naar de christelijke volmaaktheid te laten streven door hun uitsluitend de bovennatuurlijke waarde van de maagdelijkheid te leren kennen, terwijl de waarde van het christelijk huwelijk als een andere mogelijke weg naar heiligheid buiten beschouwing werd gelaten.

Normaliter werden de jongeren op school niet zodanig opgevoed, dat ze in staat geweest zouden zijn om die waardering te hebben voor het huwelijk die het verdient. Zelfs vandaag de dag worden op retraites voor de hoogste klassen van het voortgezet onderwijs aan de leerlingen vaak meer argumenten aangereikt om een eventuele roeping voor het religieuze leven te overwegen dan een mogelijke roeping tot het huwelijk. En er zijn zelfs nog mensen, al wordt hun aantal steeds kleiner, die het huwelijksleven eigenlijk maar geringschatten en die het aan de jeugd presenteren als iets dat door de Kerk hooguit getolereerd wordt. Net alsof het stichten van een gezin een obstakel zou vormen om serieus naar heiligheid te streven.

Bij het Opus Dei is dat nooit het geval geweest. Wij hebben het huwelijk altijd als een goddelijke weg op aarde voorgesteld en tegelijk duidelijk over de verheven zin van het apostolische celibaat gesproken.

De menselijke liefde doet mij niet schrikken, deze heilige liefde van mijn ouders, waarvan God zich bediende om mij het leven te schenken. Ik zegen deze liefde met beide handen. De echtgenoten zijn niet alleen de bedienaars zelf van het sacrament van het huwelijk maar ook de materie ervan, net zoals brood en wijn de materie van de Eucharistie zijn. Daarom houd ik zoveel van alle liederen die de zuivere, menselijke liefde bezingen; voor mij zijn deze liedjes coupletten van menselijke liefde op zijn goddelijks. En tegelijk herhaal ik steeds dat de mensen die hun roeping volgen van het apostolische celibaat, geen vrijgezellen zijn, mensen die niet in staat zijn om de liefde te begrijpen en de waarde ervan te onderkennen. De verklaring voor hun leven ligt integendeel in de realiteit van deze goddelijke Liefde (ik schrijf dat woord graag met een hoofdletter), die de essentie zelf van elke christelijke roeping vormt.

Er is geen enkele tegenstrijdigheid tussen de waardering van de roeping tot het huwelijk en het begrijpen van de hogere waarde van de roeping tot het celibaat propter regnum caelorum (Mat 19,12), omwille van het rijk der hemelen. Ik ben ervan overtuigd dat elke christen de verenigbaarheid van beide aspecten heel goed begrijpt, als hij moeite doet om en de leer van de Kerk en zijn persoonlijke roeping te leren kennen, te accepteren en lief te hebben, met andere woorden: als hij gelooft en leeft uit het geloof.

Toen ik schreef dat het huwelijk voor de troepen van Christus is, heb ik slechts beschreven wat altijd is gebeurd in de Kerk. Zoals bekend worden de bisschoppen, die gezamenlijk het college van bisschoppen vormen en die samen met het hoofd ervan, de Paus, de Kerk leiden, uit díe mannen gekozen die in celibaat leven. Dat gebeurt trouwens ook in de Oosterse Kerken, al kent men daar getrouwde priesters. Bovendien is het niet moeilijk te begrijpen en te bewijzen dat de celibatair levende mensen in feite vrijer zijn in het schenken van hun liefde en over een grotere mobiliteit beschikken. Daardoor kunnen ze zich, ook in het lekenapostolaat, vast en langdurig aan de leiding en instandhouding van apostolische projecten wijden. Dat wil niet zeggen dat de andere leken niet ook een prachtig en zeer doeltreffend apostolaat kunnen beoefenen, maar het wil slechts zeggen dat er diverse taken en diensten zijn op plaatsen met verschillende verantwoording.

In een leger - en dat wil de vergelijking alleen maar zeggen - is de troep net zo onmisbaar als de staf, en het kan heel goed zijn dat de troep heldhaftiger strijdt en groter roem verdient. Kortom, de taken zijn verschillend maar elke taak is belangrijk en waardevol. Het komt er vooral op aan dat ieder aan zijn eigen roeping beantwoordt. Want de volmaaktheid bestaat voor alle mensen steeds en alleen in het vervullen van de wil van God.

Een christen die in het huwelijk naar heiligheid streeft en die zich van de grootheid van zijn eigen roeping bewust is, zal juist daarom spontaan een speciale waardering en een diepe genegenheid voelen voor hen die tot het apostolische celibaat geroepen zijn. En hij zal oprecht blij zijn als een van zijn kinderen door Gods genade die weg zou gaan. En hij zal ten slotte zijn eigen roeping tot het huwelijk nog meer beminnen, want die heeft het hem mogelijk gemaakt de vruchten van zijn liefde op te dragen aan Christus, die de grote Liefde van allen is, gehuwden en ongehuwden.

Een deel van de tegenwoordige jeugd heeft bijna helemaal het gevoel voor christelijke vroomheid verloren en maakt zich er met de term kwezelarij vanaf. Dat schijnt een reactie te zijn op een opgedrongen godsdienstige opvoeding die vaak niet verder komt dan het bijbrengen van een paar sentimentele, vrome routineuze oefeningen. Weet u misschien een oplossing voor dat probleem?

In de vraag zelf komt al direct tot uiting wat er gedaan moet worden. Je moet - eerst door het eigen voorbeeld en dan pas door het woord - laten zien wat echte vroomheid is. Kwezelachtigheid is alleen maar een trieste, pseudo-spirituele karikatuur, die in het algemeen ontstaat uit een onvoldoende kennis van de geloofsleer en ook uit een zekere misvorming van het karakter. Het is logisch dat zoiets weerstand oproept bij jongeren die zoeken naar het echte en het eenvoudige.

Met blijdschap heb ik geconstateerd dat jonge mensen, zowel van nu als van veertig jaar geleden, door de christelijke vroomheid gepakt worden:

- als ze zien dat men er oprecht naar leeft;

- als ze begrijpen dat bidden niets anders is dan spreken met God, zoals je met je vader en moeder of met je vriend spreekt, een heel persoonlijke omgang waarin elke vorm van anonimiteit afwezig is;

- als ervoor gezorgd wordt dat in hun hart die woorden van Christus weerklinken, die als een uitnodiging zijn voor een vertrouwelijke ontmoeting: vos autem dixi amicos (Joh 15,15), Ik heb jullie vrienden genoemd;

- als men ten slotte een flink beroep weet te doen op hun geloof, opdat ze begrijpen dat Christus dezelfde is, gisteren, vandaag en in eeuwigheid (Heb 13,18).

Aan de andere kant moeten jonge mensen begrijpen dat die eenvoudige, uit het hart komende vroomheid ook de beoefening van de natuurlijke deugden vereist. Vroomheid kan echt niet beperkt blijven tot het doen van een paar vrome oefeningen of gebeden elke week of elke dag, maar moet het hele leven doordringen en aan werk, ontspanning, vriendschap en plezier, in een woord aan alles, een nieuwe zin geven. Wij zijn niet alleen maar op gezette tijden kinderen van God, ook al moeten er ogenblikken zijn die speciaal bestemd zijn om te beschouwen en dieper besef te krijgen van ons goddelijk kindschap, dat de kern is van onze vroomheid.

Zojuist zei ik dat jonge mensen dat soort dingen goed begrijpen. Nu voeg ik eraan toe dat wie zo probeert te leven, zich altijd jong zal voelen. De christen die in vereniging met Christus leeft kan, ook al is hij een oudje van 80 jaar, nog met het volste recht de smaak van de woorden proeven die aan de voet van het altaar gebeden worden: Ik wil opgaan naar het altaar van God, van God die mijn jeugd verblijdt (Ps 42,4).

Vindt u het dan belangrijk om kinderen al als ze klein zijn in het godsdienstig leven op te voeden? Bent u van mening dat in het gezin gebed en vroomheid een plaats moeten hebben?

Dat lijkt me nu juist de beste manier om kinderen een echt christelijke opvoeding te geven. De heilige Schrift maakt melding van de gezinnen van de eerste christenen - huiskerken (1 Kor 16,19) noemt de heilige Paulus ze - waaraan het licht van het evangelie een nieuwe impuls en een nieuw leven gaf.

In elk christelijk milieu heeft men met deze natuurlijke en bovennatuurlijke inleiding in het leven van de vroomheid binnen het gezin uitstekende ervaringen opgedaan. Het kind leert aan Christus zijn eerste diepe genegenheid te schenken; het leert hoe het met God als een Vader en met Maria als een moeder moet omgaan, het leert bidden door het voorbeeld van zijn ouders te volgen. Als je dat ziet begrijp je hoe belangrijk het apostolaat van de ouders is en hoe nodig het is om zelf oprecht vroom te zijn, zodat ze deze vroomheid hun kinderen - meer dan die aan te leren - kunnen doorgeven.

U vraagt welke middelen er zijn? Er zijn er een paar die ik uitstekend vind, weinig in aantal en kort, die in de christelijke gezinnen steeds gebeden zijn: het gebed voor en na het eten, de gezamenlijke rozenkrans, ofschoon tegenwoordig door sommigen deze beproefde vorm van Mariadevotie aangevallen wordt, het persoonlijke morgen- en avondgebed. Die gewoonten zullen voor elke plaats verschillend zijn, maar ik denk dat er altijd een of andere vroomheidsoefening moet zijn, die de gezinsleden samen kunnen bidden, op een eenvoudige en natuurlijke manier, zonder kwezelarij.

Op die wijze zullen wij bereiken dat God niet als een vreemdeling beschouwd wordt die je één keer in de week, 's zondags in de kerk, opzoekt, maar dat God gezien en behandeld wordt zoals Hij werkelijk is: ook midden in het gezin, want, zoals Hij zelf heeft gezegd, waar twee of drie in Mijn naam bij elkaar zijn daar ben Ik midden onder hen (Mat 18,20).

Met dankbaarheid en met kinderlijke trots kan ik zeggen dat ik ook nu nog 's morgens en 's avonds hardop de gebeden opzeg die ik als kind van mijn moeder geleerd heb. Ze brengen mij bij God en herinneren mij eraan met hoeveel liefde men mij bij mijn eerste stappen op weg naar Christus geholpen heeft. En als ik aan God de beginnende dag opdraag of Hem dank voor de afgelopen dag, vraag ik dat Hij het hemelse geluk vergroot van hen van wie ik bijzonder veel houd, en dat Hij ons later voor altijd bij zich mag samenbrengen.

Als u het goed vindt, blijven wij bij het onderwerp jeugd. Ons tijdschrift heeft een rubriek die voor de jeugd bestemd is en waarin wij met veel van hun problemen geconfronteerd worden. Een vaak terugkerend probleem is het feit dat ouders een zekere druk trachten uit te oefenen als het om de fundamentele beslissingen van hun kinderen gaat. Dat gebeurt zowel bij de beroepskeuze als bij de keuze van de levenspartner, en in nog sterkere mate als een jonge man of vrouw de roepstem van God voor dienst aan de medemensen zou willen volgen. Is die houding van de ouders te rechtvaardigen? Gaat het hier niet om de beknotting van de vrijheid, die absoluut noodzakelijk is om de persoonlijke volwassenheid te bereiken?

Het is zonder meer duidelijk dat de beslissingen die de richting van het leven bepalen in laatste instantie door ieder persoonlijk in volledige vrijheid en zonder enige vorm van dwang of druk genomen moeten worden.

Dat wil niet zeggen dat in het algemeen de stem van andere mensen overbodig zou zijn. Juist omdat het erg belangrijke beslissingen betreft, die een stempel op het leven drukken en waarvan later voor een groot deel het geluk afhangt, is het logisch dat er bezonnenheid, verantwoordelijkheid en verstandigheid nodig zijn en dat al te grote haast vermeden zou moeten worden. En een belangrijk aspect van de verstandigheid is dat je om advies weet te vragen. Het zou aanmatiging zijn - en dat wordt gewoonlijk duur betaald - te denken dat we voor onze beslissingen zowel de genade van God als het oprechte meeleven van andere mensen, vooral van onze ouders, zouden kunnen missen.

Ouders kunnen en moeten hier een waardevolle hulp aan hun kinderen geven. Ze kunnen nieuwe perspectieven voor hen openen en ze over hun eigen ervaringen vertellen, tot bezinning manen en hun ogen openen voor een realistische beoordeling van de situatie, zodat ze zich niet door de stemming van het ogenblik laten meesleuren. Soms kunnen ze helpen met een persoonlijk advies, andere keren zullen ze hun kinderen aansporen aan derden advies te vragen, bijvoorbeeld een goede, eerlijke vriend, een verstandige en vrome priester of een deskundige in beroepskeuzen.

Maar een dergelijk advies neemt de persoonlijke vrijheid niet weg. Het geeft meer elementen ter beoordeling, het vergroot het aantal keuzemogelijkheden en zorgt ervoor dat de beslissing niet bepaald wordt door irrationele factoren. Na de mening van andere mensen gehoord en overwogen te hebben komt het ogenblik waarop de beslissing genomen moet worden. Dan heeft niemand het recht om de vrijheid vaneen ander te beknotten. De ouders moeten de verleiding weerstaan om ongepast hun eigen ideeën en wensen in hun kinderen te projecteren; ze moeten integendeel de eigen voorkeuren en capaciteiten respecteren die God aan ieder heeft meegegeven. Als de liefde oprecht is zal dat gewoonlijk niet moeilijk zijn. Zelfs in het extreme geval dat een kind een beslissing neemt die de ouders als foutief of mogelijk zelfs als bron van groot ongeluk beschouwen helpt dwang niets. Het enige wat helpt is voor het kind begrip op te brengen en het terzijde weten te staan om de moeilijkheden te overwinnen en om er zo goed mogelijk het beste van te maken.

Als ouders echt van hun kinderen houden en oprecht geïnteresseerd zijn in hun geluk moeten ze, na hun advies en mening te hebben gegeven, in staat zijn om zich op fijngevoelige wijze terug te trekken, opdat het grote goed van de vrijheid, dat de mens in staat stelt God lief te hebben en te dienen, niet geschaad wordt. Ze moeten beseffen dat God zelf onze liefde en dienstbaarheid alleen maar in vrijheid wil en dat Hij onze persoonlijke beslissingen steeds eerbiedigt. Hij liet de mens over aan de macht van de vrije beslissing (Sir 15,14), zegt de Schrift.

Nog een opmerking naar aanleiding van wat u als laatste geval noemde, namelijk de beslissing van het kind om zich geheel en al aan de dienst van de Kerk en de medemens te wijden. Als katholieke ouders zo'n roeping niet begrijpen betekent dat voor mij, dat ze in hun taak een christelijk gezin te stichten, gefaald hebben en niet eens de waardigheid beseffen die het christendom aan hun eigen echtelijke roeping verleent. Verder is de ervaring die ik in het Opus Dei heb, erg positief. Gewoonlijk zeg ik aan de leden van het Werk dat ze hun roeping voor negentig procent aan hun ouders te danken hebben, want van hen hebben ze hun opvoeding gekregen en van hen hebben ze geleerd edelmoedig te zijn. Ik kan zeggen dat de grote meerderheid, praktisch alle ouders zo'n beslissing van hun kinderen niet alleen respecteren,maar beminnen en het Werk al gauw als een uitbreiding van hun eigen gezin gaan zien. Ik ben daar erg blij om en het is voor mij een bewijs dat je, om bovennatuurlijk te zijn, ook erg menselijk moet zijn.