Lijst van punten

Er zijn 4 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is liefde → vriendschap.

Maar ook dit nuttig zijn en deze deskundigheid in het beroep moeten gedragen worden door een geest van dienstbaarheid, door de wens een bijdrage te leveren aan het welzijn van anderen. Voor de heilige Jozef was dit fundamenteel en dat zou het voor iedere christen moeten zijn. Hij zocht geen zelfbevestiging in zijn werk, hoewel de toewijding waarmee hij het deed een rijpe, buitengewone persoonlijkheid van hem maakte. Hij werkte in het besef dat hij de wil van God vervulde en daarbij had hij het welzijn van de zijnen, Jezus en Maria, en dat van alle inwoners van het kleine Nazareth voor ogen.

Jozef was waarschijnlijk een van de weinige vakmensen in Nazareth, zo niet de enige. Mogelijk was hij timmerman, maar zoals doorgaans in kleine dorpen gebeurt zal hij ook tot andere dingen in staat zijn geweest: een kapotte molen weer op gang krijgen, of voor het invallen van de winter de scheuren in een dak repareren. Hij zal door zijn grondige aanpak veel mensen uit de narigheid geholpen hebben. Zijn werk stond in dienst van de mensen, hij wilde het leven van de bewoners in het dorpje aangenamer maken. Hij zal met een glimlach, een vriendelijk woord of een terloopse opmerking, het geloof en de hoop teruggegeven hebben aan mensen die deze misschien verloren hadden.

Respect en liefde

We waren aanvankelijk verbaasd over de houding van Jezus” leerlingen tegenover de blindgeborene. Ze dachten in de lijn van die ongelukkige zegswijze dat je het wel bij het goede eind zult hebben, als je kwaad denkt over de ander. Later, als ze de meester beter hebben leren kennen en beseffen wat het betekent om christen te zijn, laten ze zich leiden door begrip.

In ieder mens — schrijft de heilige Thomas van Aquino — is er wel iets waarin anderen hem als superieur kunnen beschouwen, naar de woorden van de apostel: “Acht in ootmoed de ander hoger dan uzelf”(Filippenzen 2, 3).. En daarom moeten alle mensen elkaar eer bewijzen (Summa theologiae, II-II, q. 103, a. 2-3). Door de nederigheid ontdekken wij dat respect voor de persoon — voor zijn eer, zijn geloof, zijn privacy — geen conventionele uiterlijke houding is, maar een primaire uiting van naastenliefde en rechtvaardigheid.

Christelijke naastenliefde is meer dan mensen helpen die in materiële nood zitten; ze richt zich in de eerste plaats op respect en begrip voor iedere persoon als zodanig, gezien de wezenlijke waardigheid die hij als mens en als kind van de Schepper heeft. Daarom verraden aanslagen op de persoon — op zijn goede naam, op zijn eer — dat degene die zich daaraan schuldig maakt enkele waarheden van ons christelijk geloof niet belijdt of er niet naar leeft; in ieder geval dat hem de echte liefde voor God ontbreekt. De liefde waarmee wij God en de naaste beminnen is één en dezelfde deugd, want de reden waarom wij de naaste beminnen is God, en in de naaste beminnen wij niemand anders dan God (Ibid).

Ik hoop dat het ons lukt om heel concrete conclusies te trekken uit dit korte gesprek in de tegenwoordigheid van de Heer. We zouden vooral het voornemen moeten maken om anderen niet te veroordelen of te kwetsen, zelfs niet bij twijfel; we zouden het kwaad moeten verstikken in een overvloed van het goede en moeten bevorderen dat er om ons heen op een loyale manier met elkaar wordt omgegaan, in vrede en rechtvaardigheid.

Ik hoop verder dat we het vaste voornemen maken om nooit bedroefd te worden als onze oprechte bedoelingen in twijfel worden getrokken, en als het goede dat wij met de hulp van God proberen te doen, door een willekeurige interpretatie van onze intenties wordt bestempeld als sluwheid en huichelarij. Laten we altijd vergeven, met een glimlach op onze lippen, en duidelijk en zonder wrok spreken als we in geweten menen dat we dat moeten doen. En als het om persoonlijke aanvallen gaat, kunnen we alles in de handen van God, onze Vader, laten door het goddelijk stilzwijgen te imiteren — Iesus autem tacebat, Jezus bleef echter zwijgenMt 26, 63)— hoe brutaal en schaamteloos ze ook zijn. Laten we ons er alleen op richten het goede te doen, want Hij zal er wel voor zorgen dat onze werken stralen voor het oog van de mensen (Mt 5, 16).

Vrede en vreugde zaaien

Wat kunnen we doen? Ik zei al dat ik geen sociale of politieke crisis, noch een verziekte cultuur aan de orde wil stellen. Vanuit het christelijk geloof heb ik het over het kwaad in de betekenis van een belediging van God. Christelijk apostolaat is geen politiek programma of een cultureel alternatief: het betekent de verbreiding van het goede, het wordt gedragen door het verlangen om lief te hebben, het wil vrede en vreugde verbreiden. Dat apostolaat zal ongetwijfeld een geestelijke verademing voor iedereen zijn: meer rechtvaardigheid, meer begrip, meer respect voor elkaar.

We mogen geen hindernis zijn voor de mensen op hun weg naar het eeuwig geluk. We zijn verplicht voor honderd procent christen te zijn, heilig te worden, God niet teleur te stellen, noch al die mensen die van ons een voorbeeld en onderricht verwachten.

De basis voor ons apostolaat moet het begrip zijn. Ik benadruk nog eens dat naastenliefde meer een kwestie van begrijpen dan van geven is. Ik maak er geen geheim van dat ik uit eigen ondervinding heb moeten leren hoe hard het is als je niet begrepen wordt. Ik heb altijd geprobeerd dat men mij zou verstaan, maar er zijn mensen die mij met opzet verkeerd begrepen. Ook dát is voor mij een praktische en veelzeggende reden om ernaar te streven iedereen te begrijpen. Maar we krijgen geen ruim, universeel, katholiek hart door een spontane impuls. De geest van begrip is een uiting van de christelijke naastenliefde van een goed kind van God. De Heer wil immers dat wij aanwezig zijn op alle wegen van de aarde om het zaad van de broederlijkheid — niet van het onkruid — om ons heen te strooien, het zaad van de verontschuldiging, van de vergiffenis, van de naastenliefde, van de vrede. Voel je nooit iemands vijand.

Een christen moet laten zien dat hij altijd bereid is om met iedereen om te gaan, en dat hij door dit contact iedereen de mogelijkheid wil geven dichter bij Christus te komen. Hij moet zich van harte opofferen voor iedereen, zonder onderscheid te maken, zonder de zielen in hokjes in te delen of hen etiketten op te plakken, alsof ze handelswaar zijn of geprepareerde insecten. Een christen mag zich niet van anderen afzonderen, want hij zou dan een betreurenswaardig en egoïstisch leven leiden: hij moet alles voor allen worden, om allen te redden (1 Kor 9, 22).

Wat zou het mooi zijn als wij zo zouden leven, als wij ons zouden voornemen ons gedrag te doordrenken met dit zaaien van edelmoedigheid, met dit verlangen om in vrede met elkaar te leven! Dan zou de legitieme persoonlijke vrijheid van de mensen kunnen gedijen, dan zou iedereen de verantwoordelijkheid voor alles wat onder zijn competentie valt op zich nemen. De christen zou in de eerste plaats de vrijheid van anderen weten te verdedigen en dat vervolgens met zijn eigen vrijheid doen. Dan zou hij de anderen uit naastenliefde nemen zoals ze zijn, want iedereen, zonder uitzondering, heeft zijn zwakheden en fouten. Hij zou hen met de genade van God en met menselijke fijngevoeligheid helpen om het kwaad te overwinnen, het onkruid uit te trekken, zodat allen elkaar kunnen steunen en het mens-zijn en christen-zijn waardig kunnen beleven.

Heersen door te dienen

Als wij Christus in onze ziel laten heersen zullen wij geen heersers worden, maar dienaars van alle mensen. Dienen. Ik houd veel van dat woord! Mijn koning dienen, en door Hem alle mensen die door zijn bloed zijn verlost. Wisten wij christenen maar hoe we moeten dienen! We kunnen de Heer zeggen dat we willen leren hoe we die opdracht moeten uitvoeren, want alleen door te dienen kunnen we Christus leren kennen en liefhebben; alleen dan zullen we anderen met Hem in contact kunnen brengen en bereiken dat ook zij van Hem gaan houden.

Hoe kunnen wij Hem aan de mensen laten zien? Door ons voorbeeld: laten we van Christus getuigen door Hem te dienen bij alles wat we doen, uit vrije wil, omdat Hij de Heer van alles in ons leven is, omdat Hij de enige en uiteindelijke reden is van ons bestaan. Als wij dit getuigenis van ons voorbeeld hebben gegeven, zullen wij de leer van Christus ook door onze woorden kunnen doorgeven. Zo is Christus te werk gegaan: Coepit facere et docereHand 1, 1), Hij begon met zijn voorbeeld en pas daarna met zijn goddelijke prediking.

De ander omwille van Christus dienen veronderstelt dat we heel menselijk zijn. Als ons leven niet menselijk is kan God er niet op bouwen, want Hij heeft niet de gewoonte om te bouwen op wanorde, egoïsme en heerszucht. Wij moeten voor iedereen begrip hebben, met iedereen overweg kunnen, iedereen verontschuldigen, iedereen vergeven. We zullen niet zeggen dat onrecht rechtvaardig is, dat kwaad goed is, dat een belediging van God geen belediging van God is. We zullen het kwaad echter niet met kwaad vergelden, maar met de duidelijke leer en met goede daden, we zullen het verstikken in een overvloed van het goede (zie Rom 12, 21). Dan zal Christus heersen in onze ziel en in die van de mensen om ons heen.

Sommigen willen vrede in de wereld brengen zonder liefde voor God in hun eigen hart te hebben, zonder dat ze de mensen dienen uit liefde tot God. Hoe kan men zo vrede stichten? De vrede van Christus is de vrede van het koninkrijk van Christus; en het rijk van onze Heer moet verankerd zijn in het verlangen naar heiligheid, in het nederig openstaan voor de genade, in een moedige inzet voor gerechtigheid, in een overlopen van de goddelijke liefde.