Lijst van punten

Er zijn 5 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is liefde → teologische deugd .

De heiligheid van de menselijke liefde

De zuivere en mooie liefde van het echtpaar is heilig, en als priester zegen ik die met beide handen. De christelijke traditie heeft in Christus” aanwezigheid op de bruiloft van Kana dikwijls een bevestiging gezien van de goddelijke waarde van het huwelijk: Onze Verlosser is naar de bruiloft gegaan, schrijft de heilige Cyrillus van Alexandrië, om de oorsprong van het menselijk leven heilig te maken [In Ioannem commentarius, 2, I (PG 73, 223)].

Het huwelijk is een sacrament dat van twee lichamen één vlees maakt, zoals dat in de theologie krachtig wordt uitgedrukt. De lichamen van man en vrouw zijn de materie van het sacrament. De Heer heiligt en zegent de liefde van de man voor zijn vrouw, en van de vrouw voor haar man. Hij heeft niet alleen gewild dat hun zielen zich zouden verenigen, maar ook hun lichamen. Geen christen, of hij geroepen is tot het huwelijk of niet, mag daar licht over denken.

De Schepper heeft ons het verstand gegeven dat als een vonkje van het goddelijk intellect is en ons in staat stelt om — in samenwerking met onze vrije wil, die ook een gave van God is — te kennen en lief te hebben; en Hij heeft ons lichaam het vermogen gegeven om leven te verwekken waardoor we deelnemen aan zijn scheppingsmacht. God heeft zich van de echtelijke liefde willen bedienen om nieuwe schepselen ter wereld te brengen en het Lichaam van zijn Kerk te laten groeien. Seksualiteit is niet iets om zich voor te schamen, het is een geschenk van God dat in haar zuiverheid is gericht op leven, liefde en vruchtbaarheid.

Tegen deze achtergrond moet de christelijke leer over seksualiteit worden gezien. Ons geloof veracht niets van wat hier op aarde mooi, nobel en echt menselijk is. Het leert ons dat het najagen van egoïstisch genot niet de leidraad in ons leven mag zijn, omdat alleen zelfverloochening en offer tot ware liefde leiden. God houdt van ons en Hij vraagt ons om van Hem en van de mensen te houden, zoals Hij van ons houdt. Wie zijn leven tracht te winnen, zal het verliezen. Maar wie zijn leven om Mijnentwil verliest, zal het winnen (Mt 10, 39), heet het schijnbaar paradoxaal bij de heilige Matteüs.

Wie alleen maar om zichzelf draait en in de eerste plaats de eigen behoeften wil bevredigen, zet zijn eeuwige redding op het spel en is zonder enige twijfel ook nu ongelukkig. Alleen wie zichzelf vergeet en zich aan God en zijn naasten geeft, ook in het huwelijk, kan gelukkig zijn op aarde, met een geluk dat een voorproef van de hemel is.

Op onze aardse weg is lijden de toetssteen van de liefde. Je zou kort en bondig kunnen zeggen dat het huwelijk licht- en schaduwzijden kent. Aan de ene kant is er de vreugde zich geliefd te weten, het verlangen een gezin te stichten en het vooruit te brengen, de echtelijke liefde, en de voldoening de kinderen te zien opgroeien. Aan de andere kant is er verdriet en tegenslag, de tijd die zijn tol eist van het lichaam en het karakter dreigt te verzuren, de schijnbare grauwheid van de dagen die steeds hetzelfde lijken.

Wie echter denkt dat het met de liefde en het geluk gedaan is als er moeilijkheden komen, heeft een armzalige voorstelling van het huwelijk en van de menselijke liefde. Juist dan komen we bij de kern van de menselijke gevoelens, juist dan wordt de overgave en tederheid sterker en blijkt er een echte en diepe liefde te zijn die sterker is dan de dood (zie Hoogl 8, 6).

Geloof, hoop en liefde zijn de assen waar het leven van de heilige Jozef en van iedere christen om draait. Zijn overgave is als een vlechtwerk van trouwe liefde, liefdevol geloof en hoopvol vertrouwen. Daarom is zijn feest een welkome aanleiding om onze overgave aan de christelijke roeping, die God aan ieder van ons geschonken heeft, te vernieuwen.

Als we oprecht willen leven vanuit het geloof, de hoop en de liefde, dan gaat het bij de hernieuwing van de overgave niet om iets oppakken dat in onbruik is geraakt. Als er geloof, hoop en liefde is willen we, ondanks onze fouten, mislukkingen en zwakheden, in de handen van God blijven. Het is de bevestiging dat we trouw willen zijn. Onze overgave hernieuwen is, met andere woorden, de hernieuwing van de trouw aan wat de Heer van ons wil: liefhebben met daden.

De liefde heeft noodzakelijkerwijs specifieke uitingen. Soms spreekt men van liefde alsof het een streven naar eigen voldoening is, of louter een weg voor het egoïsme. Zo is het niet. Echte liefde betekent dat je buiten jezelf treedt, dat je je geeft. Liefde brengt vreugde met zich mee, maar een vreugde waarvan de wortels de vorm hebben van een kruis. Zolang we op aarde zijn en we de volheid van het toekomstige leven nog niet hebben bereikt, kan er geen echte liefde zijn zonder leed en offer. Het is weliswaar een zoet en beminnenswaardig lijden, een bron van inwendige vreugde, maar het doet pijn, want het betekent dat we over ons egoïsme moeten heenstappen en de Liefde als richtlijn nemen bij alles wat we doen.

De gunstige tijd

Exhortamur ne in vacuum gratiam Dei recipiatis, wij vermanen u dan ook: ontvangt zijn genade niet tevergeefs [2 Kor 6, 1 (destijds epistel van de Mis)]. Onze ziel kan zich in deze Veertigdagentijd met goddelijke genade vullen als we de deur van ons hart niet afsluiten. Onze houding moet goed zijn en we moeten willen veranderen; we kunnen niet met de genade van de Heer spelen.

Ik spreek niet graag over vrees voor God, want wat de christen beweegt is de liefde die ons in Christus is geopenbaard en die ons leert om alle mensen en de hele schepping lief te hebben. Maar we moeten het wel hebben over verantwoordelijkheid, want we moeten de dingen serieus nemen. Bedriegt u niet, God laat niet met zich spotten (Gal 6, 7), waarschuwt de apostel ons.

We moeten een besluit nemen. Je mag niet zo leven dat je, zoals ze zeggen, één kaarsje brandend houdt voor de heilige Michaël en een ander voor de duivel. De kaars voor de duivel moet worden gedoofd. We moeten ons leven helemaal opbranden in dienst van de Heer. Als we echt ons best doen om heilig te worden, als we volgzaam zijn en ons leven in de handen van God leggen, dan zal alles goed gaan. Hij staat altijd klaar om ons zijn genade te geven, vooral in deze Veertigdagentijd: de genade voor een nieuwe bekering, voor een stap vooruit in ons leven als christen.

We mogen de Veertigdagentijd niet als een willekeurige periode beschouwen, als een steeds terugkomend deel van de liturgische cyclus. Dit moment is uniek, het is het aanbod van God om ons te helpen en dat horen we aan te nemen. Jezus komt langs en Hij verwacht — vandaag, nu — een grote verandering in ons te zien.

Ecce nunc tempus acceptabile, ecce nunc dies salutis, dit is de gunstige tijd, dit is de dag van het heil (2 Kor 6, 2). Weer klinkt het geroep van de goede herder, zijn liefdevolle oproep: Ecce vocavi te nomine tuo, Ik heb je bij je naam geroepen (Js 4, 1). Hij roept ieder van ons bij de roepnaam die mensen die van ons houden voor ons gebruiken. De liefde van Jezus is niet in woorden te vatten.

Laten we het wonder van de liefde van God overwegen: de Heer komt ons tegemoet, Hij wacht op ons, Hij gaat aan de kant van de weg staan zodat we Hem wel moeten zien! En Hij roept ons persoonlijk, spreekt met ons over onze dingen die ook de zijne zijn, brengt ons tot berouw, maakt dat ons geweten zich openstelt voor een grotere edelmoedigheid, Hij prent in onze ziel het verlangen om trouw te zijn en ons zijn leerlingen te kunnen noemen. De intieme woorden van de genade zijn als een liefdevol verwijt en we moeten erkennen dat Hij ons, in al die tijd dat we Hem door onze eigen schuld niet hebben gezien, niet vergeten is. Christus houdt van ons met de onuitputtelijke liefde van zijn goddelijk hart.

Kijk hoe hij aandringt: Op de gunstige tijd heb ik u verhoord, op de dag van het heil ben ik u te hulp gekomen (2 Kor 6, 2). Als Hij je de heerlijkheid belooft, je op het gunstige moment zijn liefde aanbiedt en je roept, wat ga je Hem dan geven? Welk antwoord ga jij geven, welk antwoord ga ik geven, op de liefde van Jezus die langskomt?

Ecce nunc dies salutis, deze dag die vóór ons ligt is de dag van het heil. Het geroep van de goede Herder bereikt ons: ego vocavi te nomine tuo, Ik heb jou bij je naam geroepen. We kunnen niet anders dan Hem antwoorden — liefde wordt met liefde beantwoord — en zeggen: Ecce ego quia vocasti me (1 Sam 3, 5). U hebt mij geroepen en hier ben ik! Ik heb me vast voorgenomen deze Veertigdagentijd niet voorbij te laten gaan als water dat zonder een spoor na te laten over stenen stroomt. Ik zal me laten doordrenken, laten omvormen; ik zal me bekeren, mij opnieuw tot de Heer richten, Hem liefhebben zoals Hij wil dat we Hem liefhebben.

Gij zult de Heer uw God beminnen met heel uw hart, met heel uw ziel, met heel uw verstand (Mt 22, 37). Wat blijft er dan nog in uw hart over — zegt de heilige Augustinus — waarmee u uzelf nog liefhebt? Wat blijft er over in uw ziel, in uw verstand? ‘Ex toto’,staat er, ‘totum exigit te, qui fecit te’, Degene die je gemaakt heeft, vraagt alles van jou [Sermo 34, 4, 7 (PL 38, 212)].

Respect en liefde

We waren aanvankelijk verbaasd over de houding van Jezus” leerlingen tegenover de blindgeborene. Ze dachten in de lijn van die ongelukkige zegswijze dat je het wel bij het goede eind zult hebben, als je kwaad denkt over de ander. Later, als ze de meester beter hebben leren kennen en beseffen wat het betekent om christen te zijn, laten ze zich leiden door begrip.

In ieder mens — schrijft de heilige Thomas van Aquino — is er wel iets waarin anderen hem als superieur kunnen beschouwen, naar de woorden van de apostel: “Acht in ootmoed de ander hoger dan uzelf”(Filippenzen 2, 3).. En daarom moeten alle mensen elkaar eer bewijzen (Summa theologiae, II-II, q. 103, a. 2-3). Door de nederigheid ontdekken wij dat respect voor de persoon — voor zijn eer, zijn geloof, zijn privacy — geen conventionele uiterlijke houding is, maar een primaire uiting van naastenliefde en rechtvaardigheid.

Christelijke naastenliefde is meer dan mensen helpen die in materiële nood zitten; ze richt zich in de eerste plaats op respect en begrip voor iedere persoon als zodanig, gezien de wezenlijke waardigheid die hij als mens en als kind van de Schepper heeft. Daarom verraden aanslagen op de persoon — op zijn goede naam, op zijn eer — dat degene die zich daaraan schuldig maakt enkele waarheden van ons christelijk geloof niet belijdt of er niet naar leeft; in ieder geval dat hem de echte liefde voor God ontbreekt. De liefde waarmee wij God en de naaste beminnen is één en dezelfde deugd, want de reden waarom wij de naaste beminnen is God, en in de naaste beminnen wij niemand anders dan God (Ibid).

Ik hoop dat het ons lukt om heel concrete conclusies te trekken uit dit korte gesprek in de tegenwoordigheid van de Heer. We zouden vooral het voornemen moeten maken om anderen niet te veroordelen of te kwetsen, zelfs niet bij twijfel; we zouden het kwaad moeten verstikken in een overvloed van het goede en moeten bevorderen dat er om ons heen op een loyale manier met elkaar wordt omgegaan, in vrede en rechtvaardigheid.

Ik hoop verder dat we het vaste voornemen maken om nooit bedroefd te worden als onze oprechte bedoelingen in twijfel worden getrokken, en als het goede dat wij met de hulp van God proberen te doen, door een willekeurige interpretatie van onze intenties wordt bestempeld als sluwheid en huichelarij. Laten we altijd vergeven, met een glimlach op onze lippen, en duidelijk en zonder wrok spreken als we in geweten menen dat we dat moeten doen. En als het om persoonlijke aanvallen gaat, kunnen we alles in de handen van God, onze Vader, laten door het goddelijk stilzwijgen te imiteren — Iesus autem tacebat, Jezus bleef echter zwijgenMt 26, 63)— hoe brutaal en schaamteloos ze ook zijn. Laten we ons er alleen op richten het goede te doen, want Hij zal er wel voor zorgen dat onze werken stralen voor het oog van de mensen (Mt 5, 16).

Onophoudelijke strijd

Aan de oorlog van een christen zal nooit een einde komen, want in zijn geestelijk leven moet hij steeds weer beginnen en opnieuw beginnen. Dit voorkomt dat hij hoogmoedig wordt en zich inbeeldt dat hij er al is. Moeilijkheden op onze weg zijn niet te vermijden; we zouden geen mens van vlees en bloed zijn als we niet op hindernissen zouden stuiten. We zullen altijd met hartstochten te kampen hebben die ons omlaag trekken en we zullen ons altijd weer tegen die meer of minder hevige aanvallen moeten verweren.

Het zou geen ontdekking voor ons moeten zijn dat wij in ons lichaam en in onze ziel de prikkel voelen van de hoogmoed, de zinnelijkheid, de jaloezie, de luiheid en het verlangen om over anderen te heersen. Dit is een oude kwaal die door onze persoonlijke ervaring stelselmatig wordt bevestigd, en die het uitgangspunt en de normale situatie is bij onze innerlijke strijd om de overwinning te behalen bij onze wedloop naar het huis van de Vader. Daarom leert de heilige Paulus ons: Ik loop dan ook niet in den blinde, ik boks niet als een die in de lucht slaat. Nee, ik beuk mijn lichaam en houd het in bedwang om niet, na anderen gepredikt te hebben, zelf te worden verworpen (1 Kor 9, 26).

Een christen kan niet op signalen van buiten of op een goede stemming wachten om de strijd op te pakken of daarin te volharden. Het geestelijk leven is geen kwestie van gevoel maar een zaak van de goddelijke genade en van onze wil, van liefde. Alle leerlingen waren in staat Christus te volgen op zijn triomfdag in Jeruzalem, maar op het moment van de schande van het kruis lieten ze Hem bijna allemaal in de steek.

Om echt lief te hebben moet je sterk zijn en trouw, je hart moet stevig verankerd zijn in het geloof, de hoop en de liefde. Alleen wie leeg en oppervlakkig is verandert het object van zijn liefde door zijn grilligheid; dit is overigens geen liefde, maar het egoïstisch zoeken van compensaties. Waar liefde is, is overgave: het vermogen zich weg te schenken, de bereidheid om offers te brengen, om afstand te doen. En juist in de overgave, het offer, het afstand doen en de beproeving bij tegenslagen, vinden we het geluk en een blijdschap die niets of niemand ons kan ontnemen.

Deze strijd voeren we uit liefde en we mogen niet bedrukt worden als we vallen, zelfs niet als we diep vallen, als we maar met berouw en goede voornemens onze toevlucht bij God zoeken in het boetesacrament. Een christen is geen krampachtige verzamelaar van smetteloze bewijzen van goed gedrag. Jezus is zowel geroerd door de onschuld en de trouw van Johannes, als door het berouw van Petrus nadat deze gevallen was. Jezus begrijpt onze zwakheid en trekt ons als over een hellend vlak naar zich toe. Hij verwacht van ons dat we steeds weer ons best doen om elke dag een beetje hoger te komen. Hij zoekt ons zoals Hij de leerlingen van Emmaüs heeft gezocht door ze tegemoet te gaan; zoals Hij Thomas heeft gezocht en hem de open wonden in zijn handen en zijn zijde heeft getoond en ze hem met zijn vingers liet aanraken. Juist omdat Jezus onze zwakheid kent, wacht Hij steeds tot we weer naar Hem terugkeren.