Lijst van punten

Er zijn 4 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is Vrijheid → respect voor de vrijheid.

Een thuis vol licht en blijheid

We kunnen niet over het huwelijk spreken zonder aan het gezin te denken dat de vrucht en de voortzetting is van wat met het huwelijk begon. Een gezin bestaat niet alleen uit man en vrouw, maar ook uit kinderen, en in zekere zin ook uit grootouders, andere familieleden en soms zelfs een huishoudelijke hulp. Iedereen moet de warme geborgenheid voelen die van invloed is op de sfeer in huis.

Er zijn natuurlijk ook echtparen aan wie Onze Lieve Heer geen kinderen schenkt. Hij verwacht van hen dat ze evenveel van elkaar blijven houden en, als dat binnen hun mogelijkheden ligt, hun capaciteiten in dienst stellen van bezigheden die andere mensen ten goede komt. Maar normaal gesproken krijgt een echtpaar kinderen en dan komt de zorg voor hen op de eerste plaats. Vader- en moederschap eindigen niet met de geboorte. Dit delen in de scheppende macht van God, het vermogen om leven voort te brengen, moet samen met de heilige Geest worden voortgezet en heeft als hoogtepunt de vorming van echt christelijke mannen en vrouwen.

De ouders zijn zowel in het menselijke als in het bovennatuurlijke de belangrijkste opvoeders van hun kinderen en ze moeten zich bewust zijn van deze verantwoordelijkheid. Dit vraagt om begrip en gezond verstand. Ze moeten dingen kunnen uitleggen, maar vooral kunnen liefhebben en hun best doen het goede voorbeeld te geven. Het is niet de juiste weg in de opvoeding iets op een autoritaire manier en met geweld af te dwingen. Het ideaal van de ouders is veeleer vrienden van hun kinderen te worden, vrienden aan wie de kinderen hun zorgen kunnen toevertrouwen, met wie ze hun problemen bespreken, van wie ze echte en liefdevolle hulp kunnen verwachten.

Het is noodzakelijk dat ouders de tijd nemen om iets met hun kinderen te ondernemen en met hen te praten. De kinderen komen op de eerste plaats, ze zijn belangrijker dan zaken, werk, of ontspanning. Het is belangrijk aandachtig te luisteren naar wat ze vertellen, moeite te doen om ze te begrijpen, en het stukje waarheid of de hele waarheid te zien die achter hun opstandigheid kan zitten. Tegelijkertijd kunnen ouders hun kinderen steunen bij hun toekomstplannen en hen leren om afwegingen te maken en goed na te denken. Het gaat er niet om een bepaald gedrag op te leggen, maar om de bovennatuurlijke en de menselijke redenen te laten zien die dat gedrag wenselijk maken. Kortom: het is belangrijk hun vrijheid te respecteren, want een goede opvoeding vereist persoonlijke verantwoordelijkheid, en verantwoordelijkheid vereist vrijheid.

Het recht op privacy

Laten we teruggaan naar de genezing van de blinde. Jezus heeft zijn leerlingen geantwoord dat de ongelukkige situatie van deze man niet het gevolg van de zonde is, maar een gelegenheid om de macht van God te manifesteren. En met bewonderenswaardige eenvoud maakt Hij dat de blinde kan zien.

Hiermee begint voor deze man zijn geluk, maar ook zijn kwelling. Ze laten hem niet met rust, te beginnen met de buren en degenen die hem vroeger hadden zien bedelen (Joh 9, 8). Het evangelie zegt niet dat ze blij waren, maar dat ze het niet konden geloven, hoewel de man met nadruk herhaalde dat hij dezelfde was die eerst niet kon zien en nu wel. Ze laten hem niet in alle rust van zijn geluk genieten maar brengen hem naar de Farizeeën. Die vragen hem opnieuw hoe het kan dat hij ziet, en hij antwoordt opnieuw: Hij deed slijk op mijn ogen, ik waste mij en ik zie (Joh 9, 15).

En de Farizeeën willen aantonen dat die gebeurtenis — die een weldaad en een groot wonder is — niet heeft plaatsgevonden. Sommigen nemen hun toevlucht tot kleinzielige, schijnheilige, zeer onredelijke argumenten. Hij genas op een sabbat, en omdat het op de sabbat verboden is te werken, ontkennen ze het wonder. Anderen beginnen wat tegenwoordig een enquête zou heten. Ze gaan met zijn ouders praten: Is dit uw zoon, die volgens uw zeggen blind geboren is? Hoe kan hij dan nu zien (Joh 9, 19)? Uit vrees voor de machtigen antwoorden de ouders met een uitspraak die aan alle eisen van wetenschappelijk onderzoek voldoet: Wij weten dat dit onze zoon is en dat hij blind is geboren, maar hoe hij nu kan zien, weten wij niet; of wie zijn ogen geopend heeft, wij weten het niet. Vraagt het hemzelf, hij is oud genoeg en zal zelf zijn woord wel doen (Joh 9, 20-21).

Degenen die de blindgeborene ondervragen kunnen het niet geloven, omdat zij het niet willen geloven. Voor de tweede maal riepen zij nu de man die blind was geweest bij zich en zeiden hem: (…). Wij weten dat die man — Jezus Christus — een zondaar is (Joh 9, 24).

In weinig woorden geeft het verhaal van de heilige Johannes hier een standaardvoorbeeld van een ongehoorde aanslag op een grondrecht dat ieder mens van nature heeft: het recht om met respect behandeld te worden.

Het thema is nog steeds actueel. Ook wij kunnen zonder moeite gevallen van agressieve nieuwsgierigheid noemen, waarbij het privéleven van andere mensen op een ziekelijke manier wordt nagetrokken. Een minimaal rechtvaardigheidsgevoel maakt al dat men bij het onderzoek van een vermoedelijk delict discreet en terughoudend te werk gaat, opdat de mogelijkheid van het delict niet gelijk als een feit wordt gepresenteerd. Het is dus overduidelijk dat de ziekelijke zucht om iets te willen uitpluizen dat niet alleen geen delict, maar een goede daad kan zijn als perversie moet worden bestempeld.

Tegenover de dealers in verdachtmakingen, die een commercie lijken te maken van de privacy van een persoon is het noodzakelijk om diens waardigheid en recht op privéleven te verdedigen. Hierbij vinden fatsoenlijke mensen elkaar, christen of niet, want het gaat om een algemeen geldende waarde: het recht van de persoon om zichzelf te zijn, zich niet te hoeven blootstellen aan de blik van anderen, en een gerechtvaardigde reserve binnen de familie te mogen bewaren wat betreft vreugden, moeilijkheden en verdriet. En vooral het recht om mensen die in nood zijn te kunnen helpen zonder er een spektakel van te maken, zuiver uit liefde, zonder te worden gedwongen om dat aan de grote klok te hangen, laat staan om de intimiteit van de ziel bloot te leggen voor onbescheiden en kwaadwillige blikken van personen voor wie het geestelijk leven van een mens niet meer dan aanleiding is tot wrevel en spot.

Maar het is moeilijk aan die bemoeizuchtige agressiviteit te ontkomen! De methoden om iemand niet met rust te laten zijn talrijker geworden, denk maar aan de technische middelen en aan algemeen geaccepteerde manieren van argumenteren waartegen het moeilijk is je te verweren als je je goede naam wil behouden. Dikwijls wordt er eenvoudigweg van uitgegaan dat iedereen slecht handelt; bij een dergelijke manier van denken komt gegarandeerd het mea culpa-gedrag te voorschijn, het kritiek leveren op zichzelf. Als iemand dan geen ton modder over zich heen gooit, concluderen ze dat hij behalve dat hij niet deugt, ook een arrogante huichelaar is.

Bij andere gelegenheden gaat men anders te werk. Iemand spreekt of schrijft laster en stelt vervolgens dat hij bereid is aan te nemen dat je integer bent, maar anderen zullen daar misschien anders over denken en die kunnen publiek maken dat je een boef bent. En hoe bewijs je dat je geen boef bent? Of ze zeggen: je hebt altijd beweerd dat je gedrag fatsoenlijk, eerlijk en integer is, maar wil je alsjeblieft nog eens nagaan of je misschien toch niet slecht, oneerlijk en geniepig bent?

Respect en liefde

We waren aanvankelijk verbaasd over de houding van Jezus” leerlingen tegenover de blindgeborene. Ze dachten in de lijn van die ongelukkige zegswijze dat je het wel bij het goede eind zult hebben, als je kwaad denkt over de ander. Later, als ze de meester beter hebben leren kennen en beseffen wat het betekent om christen te zijn, laten ze zich leiden door begrip.

In ieder mens — schrijft de heilige Thomas van Aquino — is er wel iets waarin anderen hem als superieur kunnen beschouwen, naar de woorden van de apostel: “Acht in ootmoed de ander hoger dan uzelf”(Filippenzen 2, 3).. En daarom moeten alle mensen elkaar eer bewijzen (Summa theologiae, II-II, q. 103, a. 2-3). Door de nederigheid ontdekken wij dat respect voor de persoon — voor zijn eer, zijn geloof, zijn privacy — geen conventionele uiterlijke houding is, maar een primaire uiting van naastenliefde en rechtvaardigheid.

Christelijke naastenliefde is meer dan mensen helpen die in materiële nood zitten; ze richt zich in de eerste plaats op respect en begrip voor iedere persoon als zodanig, gezien de wezenlijke waardigheid die hij als mens en als kind van de Schepper heeft. Daarom verraden aanslagen op de persoon — op zijn goede naam, op zijn eer — dat degene die zich daaraan schuldig maakt enkele waarheden van ons christelijk geloof niet belijdt of er niet naar leeft; in ieder geval dat hem de echte liefde voor God ontbreekt. De liefde waarmee wij God en de naaste beminnen is één en dezelfde deugd, want de reden waarom wij de naaste beminnen is God, en in de naaste beminnen wij niemand anders dan God (Ibid).

Ik hoop dat het ons lukt om heel concrete conclusies te trekken uit dit korte gesprek in de tegenwoordigheid van de Heer. We zouden vooral het voornemen moeten maken om anderen niet te veroordelen of te kwetsen, zelfs niet bij twijfel; we zouden het kwaad moeten verstikken in een overvloed van het goede en moeten bevorderen dat er om ons heen op een loyale manier met elkaar wordt omgegaan, in vrede en rechtvaardigheid.

Ik hoop verder dat we het vaste voornemen maken om nooit bedroefd te worden als onze oprechte bedoelingen in twijfel worden getrokken, en als het goede dat wij met de hulp van God proberen te doen, door een willekeurige interpretatie van onze intenties wordt bestempeld als sluwheid en huichelarij. Laten we altijd vergeven, met een glimlach op onze lippen, en duidelijk en zonder wrok spreken als we in geweten menen dat we dat moeten doen. En als het om persoonlijke aanvallen gaat, kunnen we alles in de handen van God, onze Vader, laten door het goddelijk stilzwijgen te imiteren — Iesus autem tacebat, Jezus bleef echter zwijgenMt 26, 63)— hoe brutaal en schaamteloos ze ook zijn. Laten we ons er alleen op richten het goede te doen, want Hij zal er wel voor zorgen dat onze werken stralen voor het oog van de mensen (Mt 5, 16).

Vrede en vreugde zaaien

Wat kunnen we doen? Ik zei al dat ik geen sociale of politieke crisis, noch een verziekte cultuur aan de orde wil stellen. Vanuit het christelijk geloof heb ik het over het kwaad in de betekenis van een belediging van God. Christelijk apostolaat is geen politiek programma of een cultureel alternatief: het betekent de verbreiding van het goede, het wordt gedragen door het verlangen om lief te hebben, het wil vrede en vreugde verbreiden. Dat apostolaat zal ongetwijfeld een geestelijke verademing voor iedereen zijn: meer rechtvaardigheid, meer begrip, meer respect voor elkaar.

We mogen geen hindernis zijn voor de mensen op hun weg naar het eeuwig geluk. We zijn verplicht voor honderd procent christen te zijn, heilig te worden, God niet teleur te stellen, noch al die mensen die van ons een voorbeeld en onderricht verwachten.

De basis voor ons apostolaat moet het begrip zijn. Ik benadruk nog eens dat naastenliefde meer een kwestie van begrijpen dan van geven is. Ik maak er geen geheim van dat ik uit eigen ondervinding heb moeten leren hoe hard het is als je niet begrepen wordt. Ik heb altijd geprobeerd dat men mij zou verstaan, maar er zijn mensen die mij met opzet verkeerd begrepen. Ook dát is voor mij een praktische en veelzeggende reden om ernaar te streven iedereen te begrijpen. Maar we krijgen geen ruim, universeel, katholiek hart door een spontane impuls. De geest van begrip is een uiting van de christelijke naastenliefde van een goed kind van God. De Heer wil immers dat wij aanwezig zijn op alle wegen van de aarde om het zaad van de broederlijkheid — niet van het onkruid — om ons heen te strooien, het zaad van de verontschuldiging, van de vergiffenis, van de naastenliefde, van de vrede. Voel je nooit iemands vijand.

Een christen moet laten zien dat hij altijd bereid is om met iedereen om te gaan, en dat hij door dit contact iedereen de mogelijkheid wil geven dichter bij Christus te komen. Hij moet zich van harte opofferen voor iedereen, zonder onderscheid te maken, zonder de zielen in hokjes in te delen of hen etiketten op te plakken, alsof ze handelswaar zijn of geprepareerde insecten. Een christen mag zich niet van anderen afzonderen, want hij zou dan een betreurenswaardig en egoïstisch leven leiden: hij moet alles voor allen worden, om allen te redden (1 Kor 9, 22).

Wat zou het mooi zijn als wij zo zouden leven, als wij ons zouden voornemen ons gedrag te doordrenken met dit zaaien van edelmoedigheid, met dit verlangen om in vrede met elkaar te leven! Dan zou de legitieme persoonlijke vrijheid van de mensen kunnen gedijen, dan zou iedereen de verantwoordelijkheid voor alles wat onder zijn competentie valt op zich nemen. De christen zou in de eerste plaats de vrijheid van anderen weten te verdedigen en dat vervolgens met zijn eigen vrijheid doen. Dan zou hij de anderen uit naastenliefde nemen zoals ze zijn, want iedereen, zonder uitzondering, heeft zijn zwakheden en fouten. Hij zou hen met de genade van God en met menselijke fijngevoeligheid helpen om het kwaad te overwinnen, het onkruid uit te trekken, zodat allen elkaar kunnen steunen en het mens-zijn en christen-zijn waardig kunnen beleven.