Lijst van punten

Er zijn 4 punten in «Christus komt langs » waarvan het onderwerp is Allerheiligste maagd  → Moeder van God.

De figuur van de heilige Jozef in het evangelie

Zowel de heilige Matteüs als de heilige Lucas vertellen ons dat Jozef uit een beroemd geslacht stamde: dat van David en Salomo, koningen van Israël. De details van zijn afstamming zijn historisch enigszins onduidelijk. We weten niet welke van de twee geslachtslijsten die de evangelisten ons geven bij Maria hoort — die de moeder van Jezus was naar het vlees —, en welke bij de heilige Jozef, die volgens de Joodse wet zijn vader was. We weten ook niet of de geboorteplaats van Jozef Betlehem was waar hij voor de volkstelling naar toe ging, of Nazareth waar hij woonde en werkte.

Wat we wel weten is dat hij niet rijk was. Hij was een arbeider zoals miljoenen mensen op de wereld. Hij had het vermoeiende en bescheiden beroep dat God voor zichzelf gekozen had toen Hij ons vlees aannam en dertig jaar lang als een van de onzen wilde leven.

De heilige Schrift zegt dat Jozef een handarbeider was. Verschillende kerkvaders voegen daar aan toe dat hij timmerman was. De heilige Justinus schrijft dat Jezus ploegen en jukken maakte [Zie H. Justinus, Dialogus cum Tryphone, 88, 2, 8 (PG 6, 687)]. Misschien heeft de heilige Isidorus van Sevilla uit deze woorden afgeleid dat Jozef smid was. In ieder geval was hij een arbeider die zich door jarenlang zwoegen en zweten bekwaamd had en in dienst van de mensen in zijn omgeving werkte.

Uit de informatie van het evangelie blijkt de grote persoonlijkheid van de heilige Jozef: nooit komt hij naar voren als iemand die het benauwd krijgt of bang is voor het leven. Integendeel, hij pakt de problemen aan, wordt moeilijke situaties de baas en neemt met verantwoordelijkheid en initiatief de taken op zich die hem worden toevertrouwd.

Ik sta niet achter de klassieke voorstellingswijze van de heilige Jozef als een oude man, ondanks de goede bedoeling om zo de blijvende maagdelijkheid van Maria te laten uitkomen. Ik stel me hem voor als jong, sterk, misschien een paar jaar ouder dan Onze Lieve Vrouw, maar in de bloei en in de kracht van zijn leven.

Om een kuis leven te leiden hoef je niet te wachten tot je oud bent of geen kracht meer hebt. Kuisheid is een vrucht van de liefde, en de kracht en vrolijkheid van de jeugd staan een zuivere liefde niet in de weg. Toen Jozef met Maria in het huwelijk trad was hij jong van jaren en jong van hart, ook toen hij het mysterie van haar goddelijk moederschap leerde kennen en toen hij met haar onder één dak woonde en haar ongereptheid eerbiedigde waarmee God nog een teken van zijn komst onder de mensen wilde geven. Wie niet in staat is zo een liefde te begrijpen weet erg weinig van echte liefde en heeft helemaal geen weet van de christelijke betekenis van de kuisheid.

We zeiden dat Jozef een ambachtsman uit Galilea was, een man zoals velen. Wat kan een bewoner van een afgelegen dorpje als Nazareth van het leven verwachten? Alleen maar werken, elke dag opnieuw, altijd met dezelfde inspanning. En aan het einde van de dag is er een arm, klein huisje om op krachten te komen en de volgende dag opnieuw aan de slag te gaan.

Maar de naam Jozef betekent in het Hebreeuws God zal eraan toevoegen. God voegt onvermoede dimensies toe aan het heilige leven van allen die zijn wil doen. Hij voegt toe wat belangrijk is, wat waarde geeft aan alles, wat goddelijk is. Aan het eenvoudige en heilige leven van Jozef voegde Hij — als ik het zo mag zeggen — het leven van de Maagd Maria toe en dat van Jezus, onze Heer. God laat zich nooit in edelmoedigheid overtreffen. De woorden van zijn vrouw, de Maagd Maria, hadden ook zijn woorden kunnen zijn: Quia fecit mihi magna qui potens est. Hij die almachtig is heeft grote dingen aan mij gedaan, quia respexit humilitatem, want Hij heeft zijn blik laten rusten op mijn geringheid (Lc 1, 48-49).

Jozef was een gewone man en God vertrouwde op hem om grote dingen tot stand te brengen. Bij de verschillende gebeurtenissen in zijn leven handelde hij zoals de Heer van hem verlangde. Daarom prijst de heilige Schrift hem en zegt dat hij rechtvaardig was (zie Mt 1, 19). In het Hebreeuws wil “rechtvaardig” zeggen: vroom, onberispelijk dienaar van God, uitvoerder van de wil van God (zie Gen 7, 1; 18, 23-32; Ez 18, 5 e.v.; Spr 12, 10). Op andere plaatsen betekent het: goed en barmhartig voor de naaste (zie Tob 7, 5; 9, 9). Kortom: de rechtvaardige is degene die God liefheeft en dat laat zien door zijn geboden te onderhouden en heel zijn leven in dienst te stellen van zijn broeders en zusters, van de andere mensen.

Wij luisteren in de lezingen naar de woorden van de heilige Schrift. Ze zijn het licht van de heilige Geest die in menselijke taal tot ons spreekt, zodat ons verstand kan kennen en overwegen, onze wil gesterkt wordt en we tot daden overgaan. Want wij zijn één volk dat één geloof belijdt, één credo, één volk verenigd in de eenheid van de Vader, de Zoon en de heilige Geest (H. Cyprianus, De domenica oratione, 23 (PL 4, 553)].

Dan komt de offerande: het brood en de wijn, gaven van de mensen. Veel is het niet, maar ze gaan samen met ons gebed: Aanvaard, Heer, onze vernederde geest en ons rouwmoedig hart, en laat heden ons offer zó voor uw aangezicht komen, dat het U behaagt, Heer God. Opnieuw komt de gedachte aan onze ellende boven en het verlangen dat alles wat wij de Heer nu aanbieden, rein en gezuiverd mag zijn: Ik zal mijn handen wassen, ik houd van de waardigheid van uw huis.

Al vóór de handwassing hebben we de heilige Geest aangeroepen en Hem gevraagd het offer te zegenen dat in zijn heilige naam wordt opgedragen. Na de reiniging richten wij ons tot de Drie-eenheid — Suscipe, Sancta Trinitas – met de vraag om wat wij Hem aanbieden te aanvaarden ter gedachtenis aan het leven, het lijden, de verrijzenis en de hemelvaart van Christus, ter ere van Maria, altijd Maagd, en ter ere van alle heiligen.

De priester bidt vervolgens orate, fratres, opdat het offer ten goede mag komen aan het welzijn van allen; want dit is mijn en jullie offer, dat van de hele heilige Kerk. Bidt broeders en zusters, zelfs als jullie maar met weinigen bij elkaar gekomen zijn, zelfs als er maar één gelovige fysiek aanwezig is of als de priester alleen is: want iedere Mis is het universele offer, de losprijs van alle stammen en talen, van alle volkeren en naties (zie Apok 5, 9).

Door de gemeenschap van de heiligen ontvangen alle christenen de genadegaven van iedere heilige Mis, of die nu wordt opgedragen in aanwezigheid van duizenden mensen, of er maar één kind aanwezig is om de Mis te dienen, dat misschien nog verstrooid is ook. In beide gevallen verenigen de hemel en de aarde zich om met de engelen van de Heer aan te heffen: Sanctus, sanctus, sanctus, Heilig, heilig, heilig…

Ik sluit me aan bij de lofzang van de engelen. Dat gaat vanzelf omdat ik weet dat ik bij het opdragen van de heilige Mis door hen omringd word. Zij aanbidden de Drie-eenheid. En ik weet ook dat de Maagd Maria op een of andere manier meewerkt vanwege haar innige verbondenheid met de allerheiligste Drie-eenheid en omdat zij de Moeder van Christus is, van zijn Lichaam en zijn Bloed. Jezus Christus, volmaakt God en volmaakt mens, heeft Maria als moeder. Ze heeft Hem zonder de tussenkomst van een man ontvangen, alleen door de kracht van de heilige Geest, en ze gaf Hem het bloed, hetzelfde bloed dat op Calvarië en in de heilige Mis als verlossend offer wordt opgedragen.

De teksten van de heilige Schrift die over Onze Lieve Vrouw spreken laten ons duidelijk zien hoe de Moeder haar Zoon stap voor stap begeleidt, zich met zijn verlossende zending verenigt, zich met Hem verheugt en met Hem lijdt; hoe zij liefheeft wie Jezus liefheeft en zich met moederlijke zorg om allen bekommert die bij Hem zijn.

We hoeven maar aan het verhaal van de bruiloft van Kana te denken. Onder de talrijke genodigden bij zo”n drukke boerenbruiloft waar mensen van verschillende dorpen naar toe komen, merkt Maria dat er te weinig wijn is (zie Joh 2, 3). Ze is de enige die dat ziet, en wel meteen. De taferelen uit het leven van Christus komen ons zo bekend voor! De grootheid van God is in het normale en alledaagse aanwezig. Het is typerend voor een vrouw, voor een opmerkzame huisvrouw, dat ze merkt of iets over het hoofd is gezien en aandacht schenkt aan details die het leven aangenaam maken. Zo was Maria.

Bovendien is het net Johannes die de geschiedenis van Kana vertelt. Hij is de enige evangelist die dit gebaar van moederlijke zorg heeft vastgelegd. Hij wil ons eraan herinneren dat Maria aanwezig was bij het begin van het openbaar leven van de Heer, wat aangeeft dat hij het belang van de aanwezigheid van Maria heeft begrepen. Jezus wist aan wie Hij zijn Moeder toevertrouwde: aan een leerling die haar liefhad, die geleerd had van haar te houden als van zijn eigen moeder, en die in staat was haar te begrijpen.

Laten we nu kijken naar de dagen die volgden op Hemelvaart, de tijd van wachten op Pinksteren. De leerlingen waren door de triomf van de verrezen Christus bevestigd in hun geloof en ze verlangden naar de komst van de beloofde heilige Geest. Ze wilden bij elkaar zijn en daarom vinden we ze verenigd cum Maria matre Iesu, samen met Maria, de moeder van Jezus (zie Hand 1, 14). Het gebed van de leerlingen begeleidt het gebed van Maria: het is het gebed van een familie die met elkaar verenigd is.

Deze keer is het de heilige Lucas die ons deze informatie geeft. Hij is de evangelist die het uitvoerigst over de kinderjaren van Jezus heeft verteld. Het is alsof hij ons te verstaan wil geven dat Maria niet alleen bij de menswording van het Woord een hoofdrol speelde, maar dat zij op een vergelijkbare manier ook tegenwoordig was bij het ontstaan van de Kerk, die het Lichaam van Christus is.

Vanaf het eerste ogenblik van het bestaan van de Kerk hebben alle christenen die op zoek waren naar de liefde van God, naar de liefde die ons wordt geopenbaard en die in Jezus Christus mens is geworden, een ontmoeting gehad met Maria en ze hebben op heel verschillende manieren haar moederlijke zorg ondervonden. Met recht kan de allerheiligste Maagd zich de Moeder van alle christenen noemen. De heilige Augustinus drukt het als volgt uit: Door haar liefde werkte zij er aan mee dat er gelovigen geboren werden in de Kerk, ledematen van het Hoofd van wie zij naar het vlees werkelijk de moeder is [De sancta virginitate, 6 (PL 40, 399)].

Het is dus niet vreemd dat uitgerekend een gebed vol vertrouwen een van de oudste getuigenissen van Mariaverering is. Ik bedoel een eeuwenoude antifoon die wij nog steeds bidden: Onder uw bescherming nemen wij onze toevlucht, o heilige Moeder van God; wijs in onze nood onze gebeden niet af, maar verlos ons altijd uit alle gevaren, o glorierijke en gezegende Maagd [Sub tuum praesidium confugimus, Sancta Dei Genitrix: nostras deprecationes ne despicias in necessitatibus, sed a periculis cunctis libera nos semper, Virgo gloriosa et benedicta).

De vreugde is een christelijk goed en alleen als God wordt beledigd lijkt deze te verdwijnen, want de zonde is de vrucht van het egoïsme en het egoïsme is de oorzaak van droefheid. Maar ook dan blijft de vreugde op de bodem van de ziel bestaan, want we weten dat God en zijn Moeder de mensen nooit zullen vergeten. God komt ons tegemoet en vergeeft ons zodra we tot inkeer komen, zodra er uit ons hart een gebed van berouw komt, en wij ons zuiveren in het sacrament van de Biecht. Dan is er geen droefheid meer, want er moet feest en vrolijkheid zijn, want die broer van jou was dood en is levend geworden, hij was verloren en is teruggevonden (Lc 15, 32).

Deze woorden zijn het schitterende slot van de parabel van de verloren zoon waarover we graag nadenken: Zie, de Vader komt je tegemoet. Hij zal zijn hoofd op je schouder leggen. Hij zal je een kus geven als garantie van zijn liefde en tederheid. Hij zal ervoor zorgen dat je nieuwe kleren krijgt en een ring en schoeisel. Je bent nog bang voor een terechtwijzing, maar Hij geeft je je waardigheid terug. Je bent bang voor straf en Hij geeft je een kus. Je vreest een woord van verwijt en Hij bereidt je een feestmaal [H. Ambrosius, Expositio Evangelii secundum Lucam, 7 (PL 15, 1540)].

De liefde van God is onpeilbaar. Als Hij iemand die Hem heeft beledigd zo behandelt, wat zal Hij dan niet doen om zijn Moeder te eren, de onbevlekte Maagd, Virgo fidelis, de allerheiligste, trouwe Maagd?

Als de liefde van God zo groot is, terwijl het bevattingsvermogen van het menselijk hart — dat vaak verraderlijk is — zo armzalig is, hoe zal de liefde dan zijn in het hart van Maria, die de wil van God nooit het minste in de weg heeft gelegd?

Kijk eens hoe de liturgie van dit feest het onvermogen weerspiegelt om de oneindige barmhartigheid van de Heer met menselijke redeneringen te begrijpen; ze bezingt haar meer dan dat ze haar uitlegt; ze prikkelt onze verbeelding opdat iedereen haar met enthousiasme lof toezingt. Want niemand van ons is in staat in zijn stoutste dromen de werkelijkheid te benaderen: Er verscheen een groot teken aan de hemel: een Vrouw, bekleed met de zon, de maan onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren (Apk 12, 1). De koning verlangt naar uw schoonheid. Hoe schittert zij, de dochter van de koning, met goud doorweven is haar gewaad (Ps 44, 12-14).

De liturgie van deze dag zal eindigen met woorden van Maria waarin de grootste nederigheid samenvloeit met de hoogste glorie: En zie, van heden af prijst elk geslacht mij zalig, omdat aan mij zijn wonderwerken deed Die machtig is (Lc 1, 48-49).

Cor Mariae dulcissimum, iter para tutum. Allerzoetst hart van Maria, geef ons kracht en veiligheid op onze aardse weg. Wil zelf voor ons de weg zijn, want U kent de veilige wegen en paden die ons door uw liefde naar de liefde van Jezus brengen.